28 DECEMBER 1990. - Wet betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-1992 en tekstbijwerking tot 11-05-1999)
TITEL I. - Directe fiscaliteit.
HOOFDSTUK I. - Inkomstenbelastingen.
Afdeling 1. - Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Art. 1-14
Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen.
Art. 15-25
Afdeling 3. - Onroerende fiscaliteit.
Onderafdeling 1. - Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Art. 26-27
Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen.
Art. 28-30
Afdeling 4. - Herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut.
Art. 31
Afdeling 5. - Inwerkingtreding.
Art. 32, 24, 33
HOOFDSTUK II. - Forfaitaire belasting van de elektriciteitsproducenten.
Art. 34-41
HOOFDSTUK III. - Verkeersbelasting.
Art. 42-43
TITEL II. - Indirecte fiscaliteit.
HOOFDSTUK I. - Speciale taks op luxe produkten.
Art. 44
HOOFDSTUK II.
Afdeling 1. - Wetboek der zegelrechten.
Art. 45-49
Afdeling 2. - Opheffingsbepalingen.
Art. 50
TITEL III. - Niet-fiscale bepalingen.
Afdeling 1. - Omzetting van de Schatkistbons in een lening " Lineaire obligaties 9,25 % - 2 januari 1998 ".
Art. 51
Afdeling 2. - Nationale Maatschappij der Waterleidingen.
Art. 52
Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 12 juni 1930 tot oprichting van een Muntfonds.
Art. 53
Afdeling 4. - Nationale Loterij.
Art. 54
Afdeling 5. - Wijziging van de artikelen 5 en 12 van de wet van 14 augustus 1974 betreffende de afgifte van paspoorten, van artikel 2, § 2 en van artikel 4 van de wet van 4 juli 1956 houdende het tarief der consulaire rechten en der kanselarijrechten, van de rubrieken 30 en 31 van tarief I, gevoegd bij dezelfde wet en van de artikelen 4 en 5 van tarief
Art. 55-63
Afdeling 6. - N.M.B.S.
Art. 64
Afdeling 7. - Natuurrampen.
Art. 65
Afdeling 8. - Huurovereenkomsten.
Art. 66
1930061201 1947062660 1956070409 1964022650 1965112350 1974081405 1976071205 1979071904 1982000355 1983003404 1983021381 1984004596 1984021199 1988004396 1989004221 1989021219
TITEL I. - Directe fiscaliteit.
HOOFDSTUK I. - Inkomstenbelastingen.
Afdeling 1. - Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Artikel 1. In artikel 32quinquies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, ingevoegd door artikel 258 van de wet van 22 december 1989, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende tekst :
" Voor de toepassing van de artikelen 21, eerste lid, 2°, 30, tweede lid, 1°, 31 en 32 worden beschouwd als gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid :
- de vaste activa verworven of tot stand gebracht in het raam van die werkzaamheid en geboekt als activa-bestanddeel;
- de vaste activa of gedeelten daarvan waarvoor, uit een fiscaal oogpunt, afschrijvingen of waardeverminderingen worden of werden aanvaard;
- de immateriële activa tot stand gebracht tijdens de uitoefening van de beroepswerkzaamheid en ongeacht of zij als activabestanddeel zijn geboekt ".
2° in het derde lid, worden tussen het woord " eensdeels " en de woorden " de verkoopwaarde van het goed ", de woorden " de ontvangen vergoeding of " ingevoegd.
Art.2. In artikel 42ter, § 4, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 48 van 22 juni 1982, worden de woorden " voor dat belastbaar tijdperk niet-verleende vrijstelling achtereenvolgens overgedragen op de winsten van de volgende belastbare tijdperken " vervangen door de woorden " niet-verleende vrijstelling voor dat belastbaar tijdperk en voor de vorige belastbare tijdperken achtereenvolgens overgedragen op de winsten van de volgende belastbare tijdperken, zonder dat de aftrek telkens hoger mag zijn dan 25 pct. van de niet-verleende vrijstelling of 25.000.000 frank ".
Art.3. Artikel 50, 5°, van hetzelfde Wetboek wordt als volgt aangevuld :
" zelfs indien deze geldboeten of straffen worden opgelopen door een persoon die van de belastingplichtige bezoldigingen ontvangt als vermeld in artikel 20, 2° ".
Art.4. Artikel 53 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt :
" Evenmin kan krachtens artikel 43, 2° en 3°, een aftrek wegens bedrijfsverliezen worden verricht door de vennoten of leden van vennootschappen en verenigingen als vermeld in artikel 25, § 1, tenzij en in de mate dat die vennoten of leden beroepsinkomsten hebben als vermeld in artikel 20, 1° of 3°, en de daarop aan te rekenen verliezen uit een beroepswerkzaamheid van dezelfde aard voortspruiten ".
Art.5. In artikel 67, 3°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 7 van de wet van 3 november 1976, bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 27 december 1976 en bij artikel 170 van de wet van 30 december 1988, waarvan de tegenwoordige tekst het a) zal vormen, wordt een b) toegevoegd, luidend als volgt :
" b) uitkeringen of aanvullende uitkeringen als vermeld onder a) die, in uitvoering van een gerechtelijke beslissing waarbij het bedrag ervan met terugwerkende kracht wordt vastgesteld of verhoogd, aan de belastingplichtige zijn betaald in een later belastbaar tijdperk dan dat waarop ze betrekking hebben ".
Art.6. In artikel 71, § 2, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 9 van de wet van 15 juli 1966, bij artikel 1 van de wet van 18 mei 1972, bij artikel 9 van de wet van 19 juli 1979, bij artikel 54 van de wet van 2 juli 1981, bij artikel 1 van de wet van 1 augustus 1985, bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 december 1986, bij artikel 27 van de wet van 4 juli 1989 en bij artikel 248 van de wet van 22 november 1989, wordt tussen het eerste en tweede lid het volgende lid ingevoegd :
" In afwijking van § 1, 3°, zijn aftrekbaar, de tachtig honderdsten van de renten die de belastingplichtige volgens de voorwaarden aldaar bepaald verschuldigd is, doch die betaald worden in een later belastbaar tijdperk dan dat waarin zij verschuldigd zijn en dit in uitvoering van een gerechtelijke beslissing waarbij het bedrag ervan met terugwerkende kracht wordt vastgesteld of verhoogd ".
Art.7. Artikel 82, § 6, van hetzelfde Wetboek, opgeheven door artikel 13, 3°, van de wet van 11 april 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
" § 6. De in §§ 1 en 5 vermelde bedragen van 60 000 frank worden gebracht op 90 000 frank voor kinderen ten laste van een belastingplichtige die overeenkomstig artikel 1 van de wet van 7 december 1988 houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen als een alleenstaande wordt beschouwd, en op 120 000 frank voor kinderen ten laste van eenzelfde belastingplichtige, die voor ten minste 66 % getroffen zijn door ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of psychische geschiktheid wegens een of meer aandoeningen of als gehandicapt worden aangemerkt overeenkomstig artikel 6, § 5, van dezelfde wet ".
Art.8. Artikel 83 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 12 van de wet van 5 januari 1976, bij artikel 5 van de wet van 22 december 1977, bij artikel 172 van de wet van 30 december 1988 en bij artikel 247 van de wet van 22 december 1989, wordt aangevuld als volgt :
" 5° de uitkeringen of aanvullende uitkeringen tot onderhoud die in uitvoering van een gerechtelijke beslissing waarbij het bedrag ervan met terugwerkende kracht wordt vastgesteld of verhoogd, aan de belastingplichtige zijn betaald in een later belastbaar tijdperk dan dat waarop ze betrekking hebben ".
Art.9. Artikel 93, § 1, 4°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 14 van de wet van 3 november 1976 en gewijzigd bij artikel 51, van de wet van 4 augustus 1978, wordt aangevuld als volgt :
" - de vroeger verschuldigde maar laattijdig uitbetaalde uitkeringen tot onderhoud, zoals bepaald in artikel 67, 3°, b ".
Art.10. Artikel 150, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 314 van de wet van 22 december 1989, wordt aangevuld met de volgende leden :
" Op de belasting berekend overeenkomstig het vorige lid worden de in artikel 87ter vermelde verminderingen toegestaan binnen de perken en onder de voorwaarden gesteld in deze bepaling, met dien verstande dat de ermede verband houdende belasting eveneens overeenkomstig het vorige lid wordt berekend.
De in het vorige lid vermelde verminderingen worden voor beide echtgenoten slechts éénmaal verleend en voor het bepalen van deze verminderingen wordt rekening gehouden met het geheel van de inkomsten, met inbegrip van de buitenlandse inkomsten. "
" De artikelen 73 en 75 zijn eveneens van toepassing alsook de artikelen 1 en 2 van de wet van 7 december 1988 ".
Art.11. Artikel 169 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 24 van de wet van 15 juli 1966, bij artikel 64 van de wet van 25 juni 1973, bij artikel 28 van de wet van 3 november 1976, bij artikel 1, 5°, van het koninklijk besluit van 7 november 1977 en bij artikel 34 van de wet van 4 augustus 1986, wordt aangevuld met het volgende lid :
" Evenmin is roerende voorheffing verschuldigd op de aan de Staat verleende of toegekende inkomsten van financiële beheersverrichtingen verwezenlijkt in het algemeen belang van de Schatkist of voortvloeiend uit de vorming van onmiddellijk beschikbare gelden om het hoofd te bieden aan de kastekorten, wegens de onmogelijkheid toegang te krijgen tot de geldmarkt door middel van dagelijkse uitgiften van schatkistcertificaten ".
Art.12. In artikel 192, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 297 van de wet van 22 december 1989, worden tussen de woorden " waardevermindering " en " tot gevolg " de woorden " of een minderwaarde " ingevoegd.
Art.13. In artikel 196, 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 298, 2°, van de wet van 22 december 1989, worden tussen de woorden " waardevermindering " en " tot gevolg " de woorden " of een minderwaarde " ingevoegd.
Art.14. Artikel 247 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
" Wanneer het tegenbewijs van de belastingplichtige betrekking heeft op verkopen van roerende waarden of andere financiële instrumenten die hij zich als belegging heeft aangeschaft, hebben de ingeroepen aankoop- of verkoopborderellen of -documenten tegenover de Administratie der directe belastingen slechts bewijskracht indien ze de vermelding " op naam " dragen en zijn opgesteld ten name van de belastingplichtige of van de personen van wie hij de rechthebbende is ".
Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen.
Art.15. Artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit nr 15 van 9 maart 1982 tot aanmoediging van de inschrijving op of de aankoop van aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid in Belgische vennootschappen, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 150 van 30 december 1982, bij artikel 78 van de wet van 31 juli 1984 en bij artikel 9 van de wet van 22 februari 1990, wordt aangevuld met een als volgt luidend vierde lid :
" Behoudens andersluidende beslissing ten gevolge van een akte die onderworpen is aan de voorschriften betreffende de openbaarmaking, heeft de in de prospectus van uitgifte van de nieuwe aandelen of deelbewijzen of in de akte van oprichting of van kapitaalverhoging formeel uitgedrukte verbintenis ambtshalve betrekking op de zeven of de zes boekjaren die het in § 2, derde lid, vermelde vrijstellingstijdperk verlengen ".
Art.16. § 1. <Wijzigingsbepaling van art. 1 van KB 187 van 1982-12-30/69>
§ 2. Het besluit genomen overeenkomstig de door § 1 verleende macht wordt opgeheven op 31 december 1991 indien het vóór die datum niet door de wet is bekrachtigd.
Art.17. In artikel 29, 2°, van de wet van 11 april 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen, vervangen door artikel 43 van de wet van 4 augustus 1986 en gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 22 februari 1990, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in b) worden de woorden " 25/75 respectievelijk " geschrapt;
2° in de plaats van e) dat f) wordt, wordt een nieuw e ingevoegd, luidend als volgt :
" e) met betrekking tot de in c) en d) bedoelde winsten en inkomsten is de toepassing van de fictieve roerende voorheffing afhankelijk van de voorwaarde dat de belastingplichtige voor de in die bepalingen vermelde activa onherroepelijk verzaakt aan het voordeel van de investeringsaftrek als vermeld in artikel 42ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen ".
Art.18. In de herstelwet van 31 juli 1984 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° <Wijzigingsbepaling van art. 50, 2° van W 1984-07-31/30>
2° a) <Wijzigingsbepaling van art. 59, §1 van W 1984-07-31/30>
b) <Wijzigingsbepaling van art. 59, §2 van W 1984-07-31/30>
c) <Wijzigingsbepaling van art. 59, §2 VAN W 1984-07-31/30>
d) <Wijzigingsbepaling van art. 59, §2 van W 1984-07-31/30>
e) <Wijzigingsbepaling van art. 59, §3 van W 1984-07-31/30>
f) <Wijzigingsbepaling van art. 59, §4 van W 1984-07-31/30>
3° <Wijzigingsbepaling van art. 68, 1° van W 1984-07-31/30>
4° <Wijzigingsbepaling van art. 68, 2° van W 1984-07-31/30>
5° <Wijzigingsbepaling van art. 72, §1 van W 1984-07-31/30>
6° <Wijzigingsbepaling van art. 74, §1 van W 1984-07-31/30>
<Bij arrest nr. 52/92 van 9 juli 1992 (B.St. 26-08-1992, p. 18686) heeft het arbitragehof artikel 18, eerste lid, 1° vernietigd; Opheffing : 08-01-1991, in de mate waarin de bepaling betrekking heeft op de artikelen 50 tot 57 van de herstelwet van 31 juli 1984>
Art.19. <Wijzigingsbepaling van art. 60, §1 van W 1984-07-31/30>
Art.20. <Wijzigingsbepaling van art. 45, § 4, 3° van W 1984-12-27/30>
Art.21. Artikel 1 van de wet van 7 december 1988 houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen wordt aangevuld met het volgende lid :
" Als alleenstaanden worden eveneens beschouwd de belastingplichtigen waarvan de echtgenoot bedrijfsinkomsten heeft van meer dan 270 000 frank die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op de andere inkomsten van het gezin ".
Art.22. In artikel 20 van dezelfde wet, gewijzigd bij de artikelen 304 en 330 van de wet van 22 december 1989, wordt een § 3bis ingevoegd, luidend als volgt :
" § 3bis. Voor belastingplichtigen die ofwel onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting ofwel, krachtens artikel 139, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, aan de belasting der niet-verblijfhouders en die over een Belgische inrichting in de zin van artikel 141 van dat Wetboek beschikken, worden de in § 1, a), vermelde cijfers 1,5 percentpunten, 3,5 pct. en 10,5 pct. respectievelijk op 1 percentpunt, 3 pct. en 10 pct. vastgesteld.
Voor dezelfde belastingplichtigen worden de in § 1, b), vermelde cijfers 10 percentpunten en 7 percentpunten respectievelijk op 10,5 percentpunten en 7,5 percentpunten vastgesteld ".
Art.23. Artikel 29, § 3, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende leden :
" Met betrekking tot inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen, andere dan inkomsten van aandelen of delen van belegde kapitalen en opbrengsten vermeld in artikel 11, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, die de schuldeiser in België gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid, wordt het voormeld aftrekbaar gedeelte evenwel bepaald volgens een breuk waarvan de teller gelijk is aan de werkelijk ingehouden buitenlandse belasting uitgedrukt in een percentage van het inkomen waarop die belasting betrekking heeft, beperkt tot vijftien, en de noemer gelijk is aan honderd verminderd met het cijfer van de teller.
Wanneer de buitenlandse belasting ten laste van de schuldenaar valt ter ontlasting van de verkrijger van het inkomen, blijft de noemer vastgesteld op honderd ".
Art.24. In artikel 31 van dezelfde wet, gewijzigd bij artikel 308 van de wet van 22 december 1989 houdende fiscale bepalingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de tegenwoordige tekst die het eerste lid van § 1 zal vormen, wordt vervangen door wat volgt :
" De roerende voorheffing en het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting is verrekenbaar ten name van de verkrijgers van inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen, andere dan inkomsten van aandelen of delen van belegde kapitalen en dan in artikel 11, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen bedoelde opbrengsten, in verhouding tot de tijd dat de verkrijgers eigenaar of vruchtgebruiker zijn geweest van de financiële activa of in verhouding tot de tijd dat de belastingplichtige schuldeiser is ".
2° een tweede lid wordt toegevoegd, luidend als volgt :
" Wanneer de verkrijger van de inkomsten de voormelde effecten evenwel gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid wordt de in het eerste lid vermelde verrekening slechts verleend in verhouding tot de tijd dat hij de volle eigendom van de effecten heeft gehad ";
3° een § 2 wordt toegevoegd, luidend als volgt :
" § 2. De roerende voorheffing, het belastingkrediet en het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting betreffende inkomsten van aandelen of van belegde kapitalen waarvan de verkrijger een belastingplichtige is als vermeld in § 1, tweede lid, zijn slechts verrekenbaar op voorwaarde dat de verkrijger van de inkomsten de volle eigendom van de effecten heeft gehad, op het ogenblik waarop de inkomsten zijn toegekend of betaalbaar gesteld ".
Artikel 24, 2° en 3°, zijn van toepassing op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 23 juli 1990.
§ 9. Artikel 29 is van toepassing :
- met ingang van het aanslagjaar 1991 wat betreft artikel 159 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;
- met ingang van het aanslagjaar 1992 wat betreft de andere artikelen van voormeld Wetboek.
Dit artikel houdt op van toepassing te zijn vanaf de inwerkingtreding van de volgende algemene perekwatie van de kadastrale inkomens.
§ 10. Elke wijziging die vanaf 23 juli 1990 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van de artikelen 2, 3, 12, 13, 17, 22 tot 24.
§ 11. Artikel 1 is van toepassing op de vanaf 1 januari 1990 vastgestelde, uitgedrukte of verwezenlijkte meerwaarden.
Art.25. § 1. De in artikel 42, § 3, 1° van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen vastgestelde termijn wordt verlengd met zes maanden voor de in § 1 van dat artikel bedoelde inkomsten die in 1988 werden geïnd.
§ 2. Onverminderd het bovenvermelde artikel 42, § 3, 1°, kunnen de in § 1 bedoelde inkomsten gebruikt worden voor de aankoop van door de Belgische Staat na 1 januari 1991 uitgegeven overheidsfondsen ".
Afdeling 3. - Onroerende fiscaliteit.
Onderafdeling 1. - Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Art.26. In artikel 244 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, gewijzigd bij artikel 39 van de wet van 3 november 1976, bij artikel 2 van de wet van 20 februari 1978 en bij artikel 2, § 3, van de wet van 10 februari 1981, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid worden tussen de woorden " directe belastingen " en " oefenen hun ambt uit " de woorden " en van de administratie van het kadaster " ingevoegd;
2° in het derde lid worden tussen de woorden " directe belastingen " en " ingevolge het vorige lid " de woorden " of administratie van het kadaster " ingevoegd;
3° het volgende lid wordt toegevoegd :
" De ambtenaren van de administratie van het kadaster oefenen eveneens hun ambt uit wanneer zij inlichtingen, uittreksels of afschriften uit de kadastrale bescheiden verstrekken in uitvoering van de bepalingen van artikel 393, tweede en derde lid ".
Art.27. _ Artikel 393 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 34, § 1, van de wet van 19 juli 1979, wordt aangevuld met de volgende leden :
" Enkel de administratie van het kadaster is ertoe gemachtigd, volgens de regels en de tarieven bepaald door de Koning, uittreksels of afschriften van de kadastrale bescheiden te vervaardigen en uit te reiken.
Behoudens uitdrukkelijke toelating van de administratie van het kadaster, is de nadruk van genoemde uittreksels of afschriften verboden, evenals de verwerking ervan volgens een informatische of andere werkwijze ".
Onderafdeling 2. - Bijzondere bepalingen.
Art.28. Artikel 45, § 4, van de wet van 19 juli 1979, houdende wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten op het stuk van onroerende fiscaliteit, gewijzigd bij artikel 12 van de wet van 22 december 1989 op de bescherming van de gezinswoning, wordt opgeheven.
Art.29. Artikel 8, § 3, van de wet van 7 december 1988 houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. Voor de toepassing van de artikelen 7, § 1, 10, 137, § 1, 1° en § 2, 2°, 145, 1°, 159 en 188 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en van artikel 10, § 1, van deze wet, wordt onder kadastraal inkomen verstaan het kadastraal inkomen aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk.
Deze aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die bekomen wordt door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van de jaren 1988 en 1989.
In afwijking van § 1, worden de in artikel 10, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek vermelde bedragen van 120 000 frank en 10 000 frank aangepast met behulp van de coëfficiënt vermeld in het vorige lid.
De coëfficiënt wordt berekend overeenkomstig § 2, tweede lid.
Na toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere of lagere honderdtal naargelang het cijfer van de tientallen al of niet vijf bereikt ".
Art.30. In afwijking van artikel 375 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen wordt voor de toepassing van de volgende algemene perekwatie van de kadastrale inkomens, het referentietijdstip vastgesteld op 1 januari 1994.
Afdeling 4. - Herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut.
Art.31. De bepalingen van de artikelen 116 tot 118 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen zijn niet van toepassing op de verdeling van het maatschappelijk vermogen van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting, van de Nationale Landmaatschappij en van de Naamloze Vennootschap Zeekanaal en Haveninrichtingen van Brussel, die zijn ontbonden bij toepassing van de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten of van de wet van 26 juni 1990 betreffende sommige openbare instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten.
(In die gevallen worden de afschrijvingen, investeringsaftrekken, minderwaarden of meerwaarden en het werkelijk gestorte maatschappelijk kapitaal bij de vennootschappen die de taken van de in het eerste lid bedoelde instellingen overnemen hetzij voor het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, bepaald alsof de verrichtingen niet hadden plaatsgevonden.
De bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen die van toepassing zijn op de waardeverminderingen, voorzieningen, onder- en overwaarderingen, subsidies, vorderingen, meerwaarden en reserves die bij de bij die verrichtingen ontbonden instellingen bestonden, blijven van toepassing op de daaruit ontstane vennootschappen op de wijze en onder de voorwaarden als daarin zijn gesteld, in zoverre die bestanddelen erin worden teruggevonden.
Die verrichtingen mogen niet tot gevolg hebben dat de oorspronkelijke termijn voor herbelegging van de aan die voorwaarden onderworpen meerwaarden wordt verlengd.) <KB 1993-08-06/32, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1990>
Afdeling 5. - Inwerkingtreding.
Art.32. § 1. De artikelen 3, 4, 10 en 21 zijn van toepassing met ingang van het aanslagjaar 1991.
§ 2. Artikel 31 heeft uitwerking op 1 januari 1990.
§ 3. De artikelen 12 en 13 zijn van toepassing op de verrichtingen die vanaf 1 januari 1990 plaats vinden.
§ 4. Artikel 14 is van toepassing op de verrichtingen die vanaf 1 januari 1991 plaats vinden.
§ 5. De artikelen 2, 5 tot 9 en 23 zijn van toepassing met ingang van het aanslagjaar 1992.
§ 6. Artikel 11 is van toepassing op de vanaf 1 januari 1991 verleende of toegekende inkomsten.
§ 7. 1° Artikel 17, 1°, is van toepassing op de inkomsten van de aandelen of deelbewijzen van belegde kapitalen die verband houden met de financiering van investeringen gedaan vanaf 23 juli 1990.
2° De artikelen 17, 2° en 22 zijn van toepassing op de investeringen die vanaf 1 januari 1991 worden verricht.
§ 8. 1° Artikel 24, 1°, is van toepassing :
a) op de in artikel 11bis, § 1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen bedoelde verkrijgers van inkomsten, voor de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 1990;
b) op de in artikel 31 van de wet van 7 december 1988 bedoelde verkrijgers van andere inkomsten, voor de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 1991.
2°
Art.33. In artikel 333, § 2, van de wet van 22 december 1989, houdende fiscale bepalingen, worden de woorden " de artikelen 287 en 288, 1° " vervangen door de woorden " de artikelen 275, 2°, 276, 2°, 278, 1°, 287, 288, 1°, 292, 2° en 303, 1° ".
HOOFDSTUK II. - Forfaitaire belasting van de elektriciteitsproducenten.
Art.34. (Opgeheven) <W 1999-04-29/43, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Art.35. (Opgeheven) <W 1999-04-29/43, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Art.36. (Opgeheven) <W 1999-04-29/43, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Art.37. (Opgeheven) <W 1999-04-29/43, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Art.38. (Opgeheven) <W 1999-04-29/43, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Art.39. (Opgeheven) <W 1999-04-29/43, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Art.40. (Opgeheven) <W 1999-04-29/43, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Art.41. (Opgeheven) <W 1999-04-29/43, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
HOOFDSTUK III. - Verkeersbelasting.
Art.42. Artikel 10, § 1, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 27 juni 1972, bij artikel 24 van de wet van 23 december 1974, bij artikel 56 van de wet van 8 augustus 1980 en, voor wat de Nederlandse tekst betreft, bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 27 januari 1981, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 1. In afwijking van artikel 9, wordt de belasting forfaitair vastgesteld op 500 frank :
1° voor de personenauto's en de auto's voor dubbel gebruik die bij het ontstaan van de belastingschuld sedert meer dan vijfentwintig jaar in het verkeer zijn gebracht;
2° voor de kampeeraanhangwagens en de aanhangwagens die speciaal zijn ontworpen voor het vervoer van één boot;
3° voor de niet in artikel 36bis bedoelde militaire voertuigen uit verzamelingen, die bij het ontstaan van de belastingschuld sedert meer dan dertig jaar in het verkeer zijn gebracht en slechts bij uitzondering op de openbare weg worden gebruikt ter gelegenheid van behoorlijk toegelaten manifestaties, om zich naar deze manifestaties te begeven of voor proefritten met het oog op die manifestaties, uitgevoerd binnen een straal van 25 kilometer, tussen zonsopgang en zonsondergang.
De bepalingen van de artikelen 29 en 31 en van het hoofdstuk VIII zijn ter zake niet van toepassing. ".
Art.43. Artikel 42 treedt in werking op 1 januari 1991.
TITEL II. - Indirecte fiscaliteit.
HOOFDSTUK I. - Speciale taks op luxe produkten.
Art.44. § 1. De Koning kan, bij een in Ministerraad overgelegd koninklijk besluit, overgaan tot de opheffing, voor het geheel of een gedeelte van haar toepassingsgebied, van de aanvullende weeldetaks ingevoerd bij het koninklijk besluit van 10 november 1980 tot invoering van een speciale taks op luxe-produkten.
§ 2. De Koning zal bij de Wetgevende Kamers, onmiddellijk indien ze in zitting zijn, zoniet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een wetsontwerp indienen tot bekrachtiging van de ter uitvoering van § 1 van dit artikel genomen besluiten.
HOOFDSTUK II.
Afdeling 1. - Wetboek der zegelrechten.
Art.45. In artikel 19 van het Wetboek der zegelrechten, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1962 en 14 april 1965 worden de woorden " de artikelen 4, 8 tot 11 en 14 " vervangen door de woorden " de artikelen 4 en 8 tot 11 ".
Art.46. In artikel 21 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 14 april 1965 en bij het koninklijk besluit van 16 januari 1975, worden de woorden " tot 14 " vervangen door de woorden " tot 12 ".
Art.47. In artikel 22 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1962 en 14 april 1965 worden de woorden " Hetzelfde geldt voor de in artikel 14 beoogde effecten, indien zij in België gecreëerd zijn " geschrapt.
Art.48. In artikel 25, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 21 december 1962 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 1970 worden de woorden " en de bankbiljetten aan order " vervangen door de woorden " bankbiljetten aan order en andere handelseffecten ".
Art.49. In artikel 28 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 14 april 1965, worden de woorden " 25 en 26 " vervangen door de woorden " en 25 ".
Afdeling 2. - Opheffingsbepalingen.
Art.50. Worden opgeheven in het Wetboek der zegelrechten :
1°) artikel 14, gewijzigd bij de wetten van 31 december 1958 en 5 mei 1970;
2°) artikel 26, gewijzigd bij de wet van 21 december 1962;
3°) artikel 39, gewijzigd bij de wet van 14 april 1965;
4°) artikel 45, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 16 september 1947 en de wetten van 21 december 1962 en 5 juli 1963;
5°) artikel 53, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 16 september 1947;
6°) artikel 59 1, 39°;
7°) artikel 59 1, 40°, gewijzigd bij de wet van 5 mei 1970.
TITEL III. - Niet-fiscale bepalingen.
Afdeling 1. - Omzetting van de Schatkistbons in een lening " Lineaire obligaties 9,25 % - 2 januari 1998 ".
Art.51. De Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd, ter aanvulling van een omzetting van de Schatkistbons uitgegeven tijdens de jaren 1986 tot 1989 in het kader van het protocol van overeenkomst van 3 augustus 1986 tussen de Staat en de institutionele beleggers, in 1991 de betaling van de nog te betalen rente betreffende de om te zetten Schatkistbons te regulariseren door de afgifte van effecten van de conversielening aan de rechthebbenden.
Het nominale kapitaal van de conversielening is voorbestemd voor de regularisatie tot het beloop ervan, van die nog te betalen rente, evenals voor de financiële dienst van de schatkistcertificaten wat de nog te betalen rente betreft die betrekking heeft op de niet-omzetbare schuldvorderingen.
In afwijking van de bepalingen van artikel 19 van de wet van 28 juni 1989 tot wijziging van de wet van 28 juni 1963 tot wijziging en aanvulling van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, blijft het fonds bepaald bij artikel 66.03.00.B van Titel IV van de Rijksschuldbegroting voor het begrotingsjaar 1990 geopend op dezelfde uitgavenbegroting gedurende het begrotingsjaar 1991 om de afsluiting van de regularisatieverrichtingen van de rijksschuld mogelijk te maken.
De regulariseringsverrichting in 1991 van een gedeelte van de rente van de rijksschuld die voortvloeit uit de omzetting van de Schatkistbons in nieuwe lineaire obligaties, zal geboekt worden op het fonds " Regeling van de regularisatieverrichtingen van een gedeelte van de rente van bepaalde leningen uitgegeven door de Staat en het Wegenfonds ", dat werd geopend onder artikel 66.03.00.B.
Afdeling 2. - Nationale Maatschappij der Waterleidingen.
Art.52. De Staatswaarborg voor de leningen die de Nationale Maatschappij der Waterleidingen heeft aangegaan tot 31 januari 1987 wordt behouden ten voordele van de instellingen die voor het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest de opdrachten overnemen van de Nationale Maatschappij der Waterleidingen.
Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 12 juni 1930 tot oprichting van een Muntfonds.
Art.53. <Wijzigingsbepaling van art. 4 van W 1930-06-12/30>
Afdeling 4. - Nationale Loterij.
Art.54. Ten bate van de Schatkist wordt op de winst van de Nationale Loterij 600 miljoen frank afgehouden ten laste van de winst van het jaar 1991.
Afdeling 5. - Wijziging van de artikelen 5 en 12 van de wet van 14 augustus 1974 betreffende de afgifte van paspoorten, van artikel 2, § 2 en van artikel 4 van de wet van 4 juli 1956 houdende het tarief der consulaire rechten en der kanselarijrechten, van de rubrieken 30 en 31 van tarief I, gevoegd bij dezelfde wet en van de artikelen 4 en 5 van tarief III, gevoegd bij dezelfde wet.
Art.55. <Wijzigingsbepaling van artikel 5 van de W 1974-08-14/30>
Art.56. <Wijzigingsbepaling van artikel 12 van de W 1974-08-14/30>
Art.57. Artikel 2, § 2, 5°, van de wet van 4 juli 1956 houdende het tarief der consulaire rechten en der kanselarijrechten, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 5° voor levensbewijzen en akten van bekendheid afgegeven voor alle andere pensioenen waarvan het maandelijks bedrag tienduizend frank niet te boven gaat. "
Art.58. Artikel 4 van de wet van 4 juli 1956 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 4. De consulaire rechten worden geïnd hetzij in de wettelijke gangbare munt van de plaats der inning, hetzij in een andere munt, indien de omstandigheden het vereisen, volgens de wisselkoers welke de Koning, dan wel de ambtenaar of de dienst die Hij hiermede belast, maandelijks vaststelt ".
Art.59. Rubriek 30 van tarief I, gevoegd bij de wet van 4 juli 1956 houdende het tarief der consulaire rechten en der kanselarijrechten, vervangen door het koninklijk besluit van 27 januari 1983 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
a) Paspoort geldig gedurende één, twee, drie, vier of vijf jaar (per jaar geldigheidsduur : 300 F).
Tot een geldigheidsduur van maximum vijf jaar kan een paspoort worden verlengd met vier, drie, twee of één jaar, tegen betaling van een recht van 300 F per jaar geldigheid.
De inschrijving van kinderen beneden de leeftijd van 16 jaar in het paspoort van de vader, de moeder, een bloedverwant in opgaande lijn of de voogd geeft geen aanleiding tot het heffen van een bijkomend recht.
b) Collectief paspoort geldig gedurende ten hoogste 30 dagen.
Per persoon : 50 F (zonder dat het recht minder mag bedragen dan 500 F per paspoort) ".
Art.60. Rubriek 31 van hetzelfde tarief I wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De verlengingen van in België afgegeven reisdocumenten voor vreemdelingen geven aanleiding tot het innen van :
a) voor het verlengen met één jaar van een reisdocument voor politieke vluchtelingen (Verdrag van Genève van 28 juli 1951). Per akte : 300 frank.
b) voor het verlengen met één jaar van een reisdocument voor staatlozen (Verdrag van New York van 28 september 1954). Per akte : 300 frank.
c) voor het aanbrengen van een terugkeervisum op een reisdocument voor vreemdelingen die geen politieke vluchtelingen zijn :
- voor ten hoogste zes maanden. Per akte : 500 frank;
- voor ten hoogste één jaar. Per akte : 1.000 frank.
De geldigheidsduur van de in a), b) en c) bedoelde reisdocumenten kan nooit meer dan vijf jaar bedragen te rekenen vanaf de datum van afgifte van het reisdocument ".
Art.61. Artikel 4 van tarief III, gevoegd bij de wet van 4 juli 1956 houdende het tarief der consulaire rechten en de kanselarijrechten, vervangen door het koninklijk besluit van 27 januari 1983 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 4. - De kanselarijrechten op de Belgische reisdocumenten voor vreemdelingen worden vastgesteld als volgt :
1° Voor de reisdocumenten voor politieke vluchtelingen (Verdrag van Genève van 28 juli 1951) :
Bij de afgifte of de verlenging met een geldigheidsduur van één jaar en met recht op terugkeer naar België gedurende deze periode : 300 frank.
2° Voor de reisdocumenten voor staatlozen (Verdrag van New York van 28 september 1954) :
Bij de afgifte of de verlenging met een geldigheidsduur van één jaar en met recht op terugkeer naar België gedurende deze periode : 300 frank.
3° Voor de reisdocumenten voor vreemdelingen die geen politieke vluchtelingen zijn :
a) bij de afgifte : 300 frank;
b) bij het aanbrengen van een terugkeervisum op deze reisdocumenten :
- voor ten hoogste zes maanden : 500 frank;
- voor ten hoogste één jaar : 1 000 frank.
De geldigheidsduur van de in 1°, 2° en 3° bedoelde reisdocumenten, kan nooit meer dan vijf jaar bedragen te rekenen vanaf de datum van afgifte van het reisdocument ".
Art.62. Artikel 5 van tarief III, gevoegd bij de wet van 4 juli 1956 houdende het tarief der consulaire rechten en der kanselarijrechten, vervangen door het koninklijk besluit van 27 januari 1983, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 5. - De bevoegde overheden zijn gemachtigd bij elke afgifte of verlenging van een paspoort een speciaal recht van 20 frank te innen, tot dekking van hun administratiekosten ".
Art.63. De artikelen 55 tot 62 treden in werking op de dertigste dag na die waarop zij zijn bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Afdeling 6. - N.M.B.S.
Art.64. <Wijzigingsbepaling van art. 166, § 1 van W 1988-12-30/31>
Afdeling 7. - Natuurrampen.
Art.65. <Wijzigingsbepaling van art. 35, § 1 van W 1976-07-12/30>
Afdeling 8. - Huurovereenkomsten.
Art. 66. § 1. De huur- en andere overeenkomsten onder bezwarende titel die voor onbepaalde duur het genot verlenen van een al dan niet gemeubileerd onroerend goed of van een gedeelte van een dergelijk goed dat is bestemd als woning welke de huurder tot hoofdverblijfplaats dient en die tussen 31 december 1990 en 28 februari 1991 vervallen of eindigen door opzegging van de huur aan de huurder, worden tot 28 februari 1991 verlengd.
§ 2. Indien de termijn van zes maanden bedoeld in artikel 4, § 1, van de wet van 22 december 1989 op de bescherming van de gezinswoning verstrijkt tussen 31 december 1990 en 28 februari 1991, kan de huurder geen aanspraak maken op de in § 1 bepaalde verlenging.
§ 3. Dit artikel treedt in werking op 31 december 1990.