Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 JULI 1987. - Wet betreffende het kijk- en luistergeld. (NOTA : in wat betreft de wijzigingen aangebracht bij DWG 2009-12-10/27 ; zie overgangsbepalingen : art. 103, lid 2 tot 5) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-03-1999 en tekstbijwerking tot 22-12-2017)



Inhoudstafel:


Art. 1, 1erbis
Art. 1erbis WAALS GEWEST
Art. 2-3
Art. 3 WAALS GEWEST
Art. 4-9
Art. 9 WAALS GEWEST
Art. 10
Art. 10 WAALS GEWEST
Art. 11-12
Art. 12 WAALS GEWEST
Art. 13
Art. 13 WAALS GEWEST
Art. 14-15
Art. 15 WAALS GEWEST
Art. 16
Art. 16 WAALS GEWEST
Art. 17-18
Art. 18 WAALS GEWEST
Art. 19
Art. 19 WAALS GEWEST
Art. 20
Art. 20 WAALS GEWEST
Art. 21
Art. 21 WAALS GEWEST
Art. 22
Art. 22 WAALS GEWEST
Art. 23
Art. 23 WAALS GEWEST
Art. 24
Art. 24 WAALS GEWEST
Art. 25-26
Art. 26 WAALS GEWEST
Art. 27
Art. 27 WAALS GEWEST
Art. 28
Art. 28 WAALS GEWEST
Art. 29, 29bis, 30-31



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1960012602 





Artikels:

Artikel 1.(NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van art. 1) Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
  1° Minister : de Minister of de Staatssecretaris tot wiens bevoegdheid de telegrafie en de telefonie behoren.
  2° Autoradiotoestel : elk toestel dat de mogelijkheid biedt omgeroepen klankuitzendingen te ontvangen en dat vast of uitneembaar in een autovoertuig ingebouwd is.
  3° Televisietoestel : elk toestel dat of elke combinatie van toestellen die de mogelijkheid biedt omgeroepen televisieuitzendingen te ontvangen en in zwart-wit of in kleuren onmiddellijk weer te geven, zelfs als dat toestel of die combinatie van toestellen daartoe met een teledistributienet verbonden moet zijn, wat overigens ook het gebruik moge zijn dat ervan gemaakt wordt.
  4° Houder : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die effectief over een of meer toestellen beschikt.
  5° Hoofdverblijf : de plaats waar de houder in het bevolkingsregister is ingeschreven of voor schippers, kermisreizigers en nomanden, die geen vaste verblijfplaats hebben, het schip of het voertuig waarin zij werkelijk wonen.
  6° Tweede verblijf : elk verblijf dat niet het hoofdverblijf is.
  7° Handelaars : de constructeurs, invoerders, verkopers, verhuurders en herstellers die, ook al doen zij het slechts bij gelegenheid, televisietoestellen verhandelen, met of zonder winst, of de personen die bij het uitoefenen van een andere handelsbedrijvigheid zodanige toestellen wegschenken.
  8° Filiaal : elke vestiging waar een handelaar naast de hoofdzetel exploiteert en waar televisietoestellen worden vervaardigd, verkocht, verhuurd, hersteld of weggeschonken.
  9° Televisietoestel met winstoogmerk opgesteld : elk televisietoestel dat klanten kan aantrekken, een winstgevende activiteit bevordert of in een handelsbedrijf is opgesteld.
  10° Luistergeld : het bedrag dat de houder per autoradiotoestel moet betalen ten bate van de Openbare Schatkist.
  11° Kijkgeld : het bedrag dat de houder van een of meer televisietoestellen moet betalen ten bate van de Openbare Schatkist.
  12° Dienst Kijk- en Luistergeld : de dienst die belast is met het invorderen van het kijk- en luistergeld.
  13° Televisieverdeler : de persoon die een teledistributienet exploiteert.
  14° Teledistributienet : het geheel van de inrichtingen die door een zelfde verdeler in werking worden gesteld met het wezenlijk doel televisieprogrammasignalen, langs kabel, aan derden over te brengen.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Artikel 1. (Waals Gewest) Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :  1° (opgeheven) <DWG 2003-03-27/30, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  2° Autoradiotoestel : elk toestel dat de mogelijkheid biedt omgeroepen klankuitzendingen te ontvangen en dat vast of uitneembaar in een autovoertuig ingebouwd is.  3° Televisietoestel : elk toestel dat of elke combinatie van toestellen die de mogelijkheid biedt omgeroepen televisieuitzendingen te ontvangen en in zwart-wit of in kleuren onmiddellijk weer te geven, zelfs als dat toestel of die combinatie van toestellen daartoe (of op enige wijze met het net van een operator) verbonden moet zijn, wat overigens ook het gebruik moge zijn dat ervan gemaakt wordt. <DWG 2003-03-27/30, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  4° Houder : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die effectief over een of meer toestellen beschikt.  5° Hoofdverblijf : de plaats waar de houder in het bevolkingsregister is ingeschreven of voor schippers, kermisreizigers en nomanden, die geen vaste verblijfplaats hebben, het schip of het voertuig waarin zij werkelijk wonen.  6° Tweede verblijf : elk verblijf dat niet het hoofdverblijf is.  7° Handelaars : de constructeurs, invoerders, verkopers, verhuurders en herstellers die, ook al doen zij het slechts bij gelegenheid, televisietoestellen verhandelen, met of zonder winst, of de personen die bij het uitoefenen van een andere handelsbedrijvigheid zodanige toestellen wegschenken.  8° Filiaal : elke vestiging waar een handelaar naast de hoofdzetel exploiteert en waar televisietoestellen worden vervaardigd, verkocht, verhuurd, hersteld of weggeschonken.  9° Televisietoestel met winstoogmerk opgesteld : elk televisietoestel dat klanten kan aantrekken, een winstgevende activiteit bevordert of in een handelsbedrijf is opgesteld.  10° Luistergeld : het bedrag dat de houder per autoradiotoestel moet betalen ten bate van de Openbare Schatkist.  11° Kijkgeld : het bedrag dat de houder van een of meer televisietoestellen moet betalen ten bate van de Openbare Schatkist.  12° (opgeheven) <DWG 2003-03-27/30, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  13° (operator : elke persoon die :  a) een teledistributienet,  b) een onder voorwaarden toegankelijk televisueel radio-omroepnet uitbaat.) <DWG 2003-03-27/30, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  14° (a) teledistributienet : het geheel van de inrichtingen die door eenzelfde operator in werking worden gesteld, met het doel onder bezwarende titel of om niet via kabel, collectieve antennes of elke andere techniek signalen die televisieprogramma's dragen uit te zenden;  b) onder voorwaarden toegankelijk televisueel radio-omroepnet : het geheel van de inrichtingen die door eenzelfde operator in werking worden gesteld, met het doel onder bezwarende titel of om niet, al dan niet draadloos, over land of per satelliet, signalen uit te zenden die televisieprogramma's dragen waarvan de toegang beschermd wordt door een maatregel of een technisch systeem waardoor de niet-gestoorde ontvangst ervan ondergeschikt wordt gemaakt aan een voorafgaande individuele toelating.) <DWG 2003-03-27/30, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  (15° verschuldigde : de natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een autoradiotoestel of een televisietoestel, evenals, in het kader van artikel 13, de verhuurder van autoradio- of televisietoestellen.) <DWG 2003-03-27/30, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art. 1erbis.
  <Opgeheven bij DWG 2017-12-13/07, art. 19, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 1erbis_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 19, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.2.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 2) Onder voorbehoud van artikel 13 wordt ten laste van de houders van een of meer autoradiotoestellen per voertuig een jaarlijks luistergeld van 864 frank geheven.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 2. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) Onder voorbehoud van artikel 13 wordt ten laste van de houders van een of meer autoradiotoestellen per voertuig een jaarlijks luistergeld van 864 frank geheven. (NOTA : In de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld wordt de aanslagvoet van de belastingen bedoeld in artikel 2 vastgesteld op nul euro. <ORD 2002-02-21/40, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)  Art. 2. (Vlaams Gewest) Onder voorbehoud van artikel 13 wordt ten laste van de houders van een of meer autoradiotoestellen per voertuig een jaarlijks luistergeld van 864 frank geheven.  (Voor de periodes, zoals omschreven in de artikelen 7 en 8, die een aanvang nemen op 1 januari 2002 of op een latere datum, wordt het jaarlijks luistergeld verminderd tot nul.) <DVR 2002-03-29/35, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)  Art. 2. (Waals Gewest) <DWG 2003-03-27/30, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Er wordt ten laste van de houders van één of verschillende autoradiotoestellen een jaarlijks luistergeld van [1 0 euro]1 per voertuig dat met een radiotoestel uitgerust is, geheven.  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2008 en 01-01-2009, zie DWG 2008-12-05/34, art. 18>

Art.3.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 3) Onder voorbehoud van artikel 13 wordt ten laste van de houders van een of meer zwart-wit-televisietoestellen of van een of meer kleurentelevisietoestellen een jaarlijks kijkgeld van 4 140 frank, respectievelijk 5 976 frank, geheven.
  De betaling van het kijkgeld voor een zwart-wit-televisietoestel geldt voor het houden, in een zelfde hoofd- of tweede verblijf of in een zelfde autovoertuig, van alle toestellen van die aard.
  De betaling van het kijkgeld voor een kleurentelevisietoestel geldt voor het houden, in een zelfde hoofd- of tweede verblijf of in een zelfde autovoertuig, van alle zwart-wit en kleurentelevisietoestellen.
  Al wie gelijktijdig in verscheidene verblijven of in verscheidene autovoertuigen televisietoestellen houdt, moet per verblijf of per autovoertuig een afzonderlijk kijkgeld betalen in overeenstemming met de aard van het toestel.
  Geen afzonderlijk kijkgeld is verschuldigd voor toestellen die als reisgoed worden vervoerd.
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 3 (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) Onder voorbehoud van artikel 13 wordt ten laste van de houders van een of meer zwart-wit-televisietoestellen of van een of meer kleurentelevisietoestellen een jaarlijks kijkgeld van 4 140 frank, respectievelijk 5 976 frank, geheven.  De betaling van het kijkgeld voor een zwart-wit-televisietoestel geldt voor het houden, in een zelfde hoofd- of tweede verblijf of in een zelfde autovoertuig, van alle toestellen van die aard.  De betaling van het kijkgeld voor een kleurentelevisietoestel geldt voor het houden, in een zelfde hoofd- of tweede verblijf of in een zelfde autovoertuig, van alle zwart-wit en kleurentelevisietoestellen.  Al wie gelijktijdig in verscheidene verblijven of in verscheidene autovoertuigen televisietoestellen houdt, moet per verblijf of per autovoertuig een afzonderlijk kijkgeld betalen in overeenstemming met de aard van het toestel.  Geen afzonderlijk kijkgeld is verschuldigd voor toestellen die als reisgoed worden vervoerd. (NOTA : In de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld wordt de aanslagvoet van de belastingen bedoeld in artikel 3 vastgesteld op nul euro. <ORD 2002-02-21/40, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)  -----  Artikel 3 (Vlaams Gewest) Onder voorbehoud van artikel 13 wordt ten laste van de houders van een of meer zwart-wit-televisietoestellen of van een of meer kleurentelevisietoestellen een jaarlijks kijkgeld van 4 140 frank, respectievelijk 5 976 frank, geheven.  De betaling van het kijkgeld voor een zwart-wit-televisietoestel geldt voor het houden, in een zelfde hoofd- of tweede verblijf of in een zelfde autovoertuig, van alle toestellen van die aard.  De betaling van het kijkgeld voor een kleurentelevisietoestel geldt voor het houden, in een zelfde hoofd- of tweede verblijf of in een zelfde autovoertuig, van alle zwart-wit en kleurentelevisietoestellen.  Al wie gelijktijdig in verscheidene verblijven of in verscheidene autovoertuigen televisietoestellen houdt, moet per verblijf of per autovoertuig een afzonderlijk kijkgeld betalen in overeenstemming met de aard van het toestel.  Geen afzonderlijk kijkgeld is verschuldigd voor toestellen die als reisgoed worden vervoerd.  [Voor de periodes, zoals omschreven in de artikelen 7 en 8, die een aanvang nemen op 1 januari 2002 of op een latere datum, wordt het jaarlijks kijkgeld verminderd tot nul.] (NOTA : De wetgever heeft geen rekening gehouden dat artikel 3 al 5 leden telt in plaats van 3) <DVR 2002-03-29/35, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  -----  Art. 3. (Waals Gewest) [Er wordt ten laste van de houders van één of verschillende televisietoestellen een jaarlijks kijkgeld] [1 van 100,00 euro geheven. De Waalse Regering kan, voor de periodes die aanvangen in 2010, 2011 en 2012, dat bedrag verlagen tot 0 euro; de Waalse Regering zal het Waalse Parlement onmiddellijk, als het in vergadering is, of anders bij de opening van zijn eerstvolgende zitting, een ontwerp-decreet ter bevestiging van de aldus genomen besluiten voorleggen.]1 <DWG 2003-03-27/30, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  [Wat betreft de natuurlijke personen, geldt de betaling van het kijkgeld voor een televisietoestel voor het houden op eenzelfde plaats of aan boord van eenzelfde autovoertuig van alle toestellen van dat soort.] <DWG 2003-03-27/30, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  [lid 3 opgeheven] <DWG 2003-03-27/30, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  [De rechtspersoon die gelijktijdig televisietoestellen op verschillende plaatsen of aan boord van verschillende autovoertuigen houdt, dient afzonderlijk kijk- en luistergeld te betalen per plaats of per autovoertuig waar een toestel gehouden wordt.] <DWG 2003-03-27/30, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  Geen afzonderlijk kijkgeld is verschuldigd voor toestellen die als reisgoed worden vervoerd.  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art. 3_WAALS_GEWEST.    (Waals Gewest) [Er wordt ten laste van de houders van één of verschillende televisietoestellen een jaarlijks kijkgeld] [1 van 100,00 euro geheven. De Waalse Regering kan, voor de periodes die aanvangen in 2010, 2011 en 2012, dat bedrag verlagen tot 0 euro; de Waalse Regering zal het Waalse Parlement onmiddellijk, als het in vergadering is, of anders bij de opening van zijn eerstvolgende zitting, een ontwerp-decreet ter bevestiging van de aldus genomen besluiten voorleggen.]1 <DWG 2003-03-27/30, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  [Wat betreft de natuurlijke personen, geldt de betaling van het kijkgeld voor een televisietoestel voor het houden op eenzelfde plaats of aan boord van eenzelfde autovoertuig van alle toestellen van dat soort.] <DWG 2003-03-27/30, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  [lid 3 opgeheven] <DWG 2003-03-27/30, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  [De rechtspersoon die gelijktijdig televisietoestellen op verschillende plaatsen of aan boord van verschillende autovoertuigen houdt, dient afzonderlijk kijk- en luistergeld te betalen per plaats of per autovoertuig waar een toestel gehouden wordt.] <DWG 2003-03-27/30, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  Geen afzonderlijk kijkgeld is verschuldigd voor toestellen die als reisgoed worden vervoerd.  [2 Voor de in de artikelen 7 en 8 bedoelde periodes die vanaf 1 januari 2018 beginnen te lopen, wordt het jaarlijkse kijk- en luistergeld tot nul euro teruggebracht.]2  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-18/34, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<DWG 2017-12-13/07, art. 20, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.4.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 4) In afwijking van artikel 3 is voor elk televisietoestel dat met winstoogmerk wordt opgesteld een afzonderlijk kijkgeld verschuldigd.
  Voor elk televisietoestel opgesteld in een hotelkamer of in een soortgelijk logement is slechts de helft van het kijkgeld verschuldigd.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 4. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) In afwijking van artikel 3 is voor elk televisietoestel dat met winstoogmerk wordt opgesteld een afzonderlijk kijkgeld verschuldigd.  Voor elk televisietoestel opgesteld in een hotelkamer of in een soortgelijk logement is slechts de helft van het kijkgeld verschuldigd. (NOTA : In de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld wordt de aanslagvoet van de belastingen bedoeld in artikelen 4 vastgesteld op nul euro. <ORD 2002-02-21/40, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)    Art. 4. (Waals Gewest) In afwijking van artikel 3 is voor elk televisietoestel dat met winstoogmerk wordt opgesteld een afzonderlijk kijkgeld verschuldigd.  [1 Voor elk televisietoestel opgesteld in een hotelkamer of in een soortgelijk logement is slechts de helft van het kijkgeld verschuldigd.]1  
  ----------
  (1)<DWG 2013-09-19/23, art. 18, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2013>

Art.5.(NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van art. 5) De personen die in het buitenland wonen en minder dan drie maanden in het Rijk verblijven, zijn niet verplicht kijk- of luistergeld te betalen voor de toestellen waarvan zij houder zijn.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 5. (Waals Gewest) De personen die in het buitenland wonen en minder dan drie maanden (in het Waalse Gewest) verblijven, zijn niet verplicht kijk- of luistergeld te betalen voor de toestellen waarvan zij houder zijn. <DWG 2003-03-27/30, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  

Art.6.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 6) De bedragen van het kijk- en luistergeld worden aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
  De Minister past ieder jaar in de maand juli de bedragen aan van het kijk- en luistergeld te innen voor de periodes die aanvangen in de loop van het volgende jaar, in dezelfde verhouding als de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen tussen de maanden juni van het vorige en van het lopende jaar. Deze bedragen worden, in voorkomend geval, vermeerderd of verminderd met ten hoogste 12 frank, om, naargelang van het geval, een veelvoud van 12 of 24 te bereiken.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 6. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  -----  Art. 6. (Waals Gewest) [1 opgeheven]1  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-18/34, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.7.(NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van art. 7) Het kijk- en luistergeld is verschuldigd voor periodes van twaalf achtereenvolgende maanden.
  Het kijkgeld voor de televisietoestellen gehouden in hotels en soortgelijke logementen bedoeld in artikel 4 is verschuldigd voor de periode die aanvangt op 1 januari van het jaar en moet voor 1 maart van dat jaar betaald zijn.
  Het kijk- en luistergeld is, wat de andere houders betreft, verschuldigd voor periodes die, naargelang van de eerste letter van de naam of de benaming van de houder, aanvangen op de data die in de onderstaande tabel zijn vastgesteld.


Beginletter van de naam
   of de benaming van de houder
Begindatum van de periodeUiterste betaaldatum
A tot en met J ........1 april31 mei
K tot en met Z ........1 oktober30 november
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 7. (Waals Gewest) Het kijk- en luistergeld is verschuldigd voor periodes van twaalf achtereenvolgende maanden.  (Het kijkgeld voor televisietoestellen die gehouden worden in hotels, ziekenhuizen, bejaardenhuizen en gelijksoortige logementen zoals bedoeld in artikel 4, en het kijk- en luistergeld voor de toestellen die in huur worden gegeven zoals bedoeld in artikel 13, zijn verschuldigd voor de periode die aanvangt op 1 januari van het jaar en dienen uiterlijk betaald te worden op 1 maart van dat jaar, op grond van een uitnodiging tot betalen die aan de verschuldigde wordt gericht door de dienst die door de Regering is aangewezen, zonder dat de betaaltermijn minder mag bedragen dan vijftien dagen.) <DWG 2003-03-27/30, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  Het kijk- en luistergeld is, wat de andere houders betreft, verschuldigd voor periodes die, naargelang van de eerste letter van de naam of de benaming van de houder, aanvangen op de data die in de onderstaande tabel zijn vastgesteld (, op grond van een uitnodiging tot betalen die aan de verschuldigde wordt gericht door de dienst die door de Regering is aangewezen, zonder dat de betaaltermijn minder mag bedragen dan vijftien dagen.) <DWG 2003-03-27/30, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>    Beginletter van de naam    of de benaming van de houderBegindatum van de periodeUiterste betaaldatumA tot en met J ........1 april31 meiK tot en met Z ........1 oktober30 novemberArt.8. (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van art. 8) Wanneer het houden van een autoradiotoestel of van een televisietoestel aanvangt in de loop van de periode bedoeld in artikel 7, is het kijk- en luistergeld bepaald in de artikelen 2, 3 en 4 verschuldigd in verhouding met het aantal maanden dat nog moet verlopen tot het begin van de volgende periode. Elke begonnen maand wordt als een volle maand aangerekend.
  De houder van een zwart-wit-televisietoestel die in de loop van de in artikel 7 bedoelde periode houder wordt van een kleurentelevisietoestel, moet het verschil tussen het voor een kleurentelevisietoestel verschuldigde kijkgeld en datgene wat voor een zwart-wit-televisietoestel verschuldigd is bijbetalen naar evenredigheid van het aantal maanden dat nog moet lopen. Elke begonnen maand wordt als een volle maand aangerekend.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 8. (Waals Gewest) [1 Wanneer het houden van een autoradiotoestel of van een televisietoestel aanvangt in de loop van de periode bedoeld in artikel 7, is het kijk- en luistergeld bepaald in de artikelen 2, 3 en 4 verschuldigd voor de periode die begint op de eerste van de maand waarin het houden begonnen is, tot het begin van de volgende periode bedoeld in artikel 7. Het kijk- en luistergeld is verschuldigd in verhouding met het aantal maanden dat nog moet verlopen vanaf de maand waarin het houden werd begonnen tot het begin van de volgende periode bedoeld in artikel 7, ten opzichte van de twaalf maanden die een volledige periode omvat.]1  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2008 en 01-01-2009, zie DWG 2008-12-05/34, art. 18>

Art.9.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 9) 1° Al wie houder wordt van een autoradiotoestel, moet het luistergeld onmiddellijk en spontaan kwijten en aan de Dienst Kijk- en Luistergeld de volgende inlichtingen verstrekken : zijn naam of benaming, zijn adres, in voorkomend geval zijn geboortedatum en zijn inschrijvingsnummer bij die dienst, evenals het inschrijvingsnummer van het autovoertuig waarin dit toestel is ingebouwd.
  2° Al wie houder wordt van een televisietoestel dat niet wordt aangesloten op een teledistributienet, moet het kijkgeld onmiddellijk en spontaan kwijten en aan de Dienst Kijk- en Luistergeld de volgende inlichtingen verstrekken : zijn naam of benaming, zijn adres, in voorkomend geval zijn geboortedatum en zijn inschrijvingsnummer bij die dienst, het aantal en de aard van de gehouden toestellen, alsmede de plaats waar zij zijn opgesteld.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
Art. 9. (Vlaams Gewest)  (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)    Art. 9. (Waals Gewest)  <DWG 2003-03-27/30, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. [1 ...]1  § 2. Al wie houder wordt van een televisietoestel, moet binnen de [3 zestig]3 dagen aangeven dat hij dat toestel houdt door de dienst die door de Regering aangewezen is de volgende inlichtingen te verstrekken : zijn naam of benaming, zijn adres, in voorkomend geval zijn geboortedatum en zijn inschrijvingsnummer bij die dienst, het aantal en de aard van de gehouden toestellen, alsmede de plaats waar zij zijn opgesteld.  De verschuldigde dient het kijkgeld te betalen binnen de termijn die is vastgelegd in de uitnodiging tot betalen die aan hem is gericht door de dienst die door de Regering aangewezen is, zonder dat die termijn minder mag bedragen dan dertig dagen.  Indien er geen spontane aangifte is verricht noch een uitnodiging tot betalen is ontvangen na het verstrijken van een termijn van één maand die ingaat na het verstrijken van de termijn voor de spontane aangifte bedoeld in het eerste lid, dient de verschuldigde onmiddellijk en spontaan het kijkgeld te betalen.  § 3. Al wie van de dienst die door de Regering aangewezen is, een verzoek tot inlichtingen krijgt dat verband houdt met het houden van één of verschillende televisietoestellen of van één of verschillende autoradiotoestellen, is ertoe verplicht dat verzoek [2 binnen een termijn van één maand te rekenen van de datum van uitwerking van de kennisgeving van de aanvraag, zoals berekend overeenkomstig artikel 1bis, § 2,]2 te beantwoorden.  Indien het antwoord uitblijft na het verstrijken van die termijn, bepaalt de dienst die door de Regering aangewezen wordt, van ambtswege de belastbare grondslag die het kan vermoeden rekening houdend met de bestanddelen waarover het beschikt. Betrokkene krijgt per aangetekend schrijven een uitnodiging tot betalen waarin de bestanddelen vermeld worden waarop die uitnodiging gebaseerd is. Indien de verschuldigde een dergelijke uitnodiging tot betalen heeft gekregen, dient hij het juiste bedrag van de belastbare grondslag aan te tonen, behalve indien hij het bewijs levert dat hij om gegronde redenen gehinderd is om binnen de gestelde termijn op het verzoek tot inlichtingen in te gaan.  De verschuldigde dient het kijkgeld te betalen binnen de termijn die vermeld is in de uitnodiging tot betalen die aan hem is gericht door de dienst die door de Regering aangewezen is, zonder dat die termijn minder mag bedragen dan vijftien dagen.
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2008 en 01-01-2009, zie DWG 2008-12-05/34, art. 18>
  (2)<DWG 2009-04-30/93, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (3)<DWG 2013-09-19/23, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 9_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.10.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 10) § 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de derde en vijfde paragraaf moet het kijk- en luistergeld worden betaald met de betalingsformulieren toegestuurd door de Dienst Kijk- en Luistergeld en op de wijze vermeld op die formulieren, met uitzondering voor de eerste betaling door nieuwe houders.
  § 2. De reeds geregistreerde houder die een maand na de begindatum van de periode bedoeld in artikel 7 geen betalingsuitnodiging heeft ontvangen moet bij de Dienst Kijk- en Luistergeld onmiddellijk een betalingsformulier aanvragen en de volgende inlichtingen verstrekken : zijn naam of benaming, zijn adres, zijn inschrijvingsnummer bij de Dienst Kijk- en luistergeld, het aantal en de aard van de gehouden toestellen, alsook de plaats waar zij opgesteld zijn.
  § 3. Indien het overeenkomstig § 2 aangevraagde betalingsformulier niet tegen de uiterste betaaldatum is ontvangen, dient degene die het kijk- en luistergeld verschuldigd is dit uiterlijk op die datum uit eigen beweging te betalen, met opgave van de in § 2 vermelde inlichtingen.
  § 4. De nieuwe houder van een televisietoestel die zich laat aansluiten bij een teledistributienet en die, binnen drie maanden na de datum van aansluiting geen verzoek tot betaling heeft ontvangen, dient zulks binnen vijftien dagen schriftelijk te melden aan de Dienst Kijk- en Luistergeld en een betalingsformulier te vragen, alsmede de in § 2 vermelde inlichtingen te verstrekken.
  § 5. Indien het overeenkomstig § 4 aangevraagde betalingsformulier niet binnen twee maanden na de aanvraag is ontvangen, dient degene die het kijk- en luistergeld verschuldigd is dit uit eigen beweging te betalen, met opgave van de in § 2 vermelde inlichtingen.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 10 (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 10. (Waals Gewest) § 1. (Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 dienen de betalingen van het kijk- en luistergeld de mededeling te vermelden waarvan melding wordt gemaakt op de uitnodiging tot betalen.  De Regering bepaalt de inhoud van de uitnodiging tot betalen en van de bijlage bedoeld in artikel 20.) <DWG 2003-03-27/30, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  § 2. [1 De reeds geregistreerde houder die na het verstrijken van de maand volgend op het begin van de periode bedoeld in artikel 7 geen betalingsuitnodiging voor het kijkgeld heeft ontvangen]1 moet bij de (dienst die door de Regering aangewezen wordt) onmiddellijk een betalingsformulier aanvragen en de volgende inlichtingen verstrekken : zijn naam of benaming, zijn adres, zijn inschrijvingsnummer bij de Dienst Kijk- en luistergeld, het aantal en de aard van de gehouden toestellen, alsook de plaats waar zij opgesteld zijn. <DWG 2003-03-27/30, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  (De verschuldigde dient het kijk- en luistergeld te betalen binnen de termijn die vermeld is in de uitnodiging tot betalen die aan hem is gericht door de dienst die door de Regering aangewezen is, zonder dat die termijn minder mag bedragen dan vijftien dagen.) <DWG 2003-03-27/30, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  § 3. Indien het overeenkomstig § 2 aangevraagde (uitnodiging tot betalen) niet tegen de uiterste betaaldatum is ontvangen, dient degene die [1 het kijkgeld]1 verschuldigd is dit uiterlijk op die datum uit eigen beweging te betalen, met opgave van de in § 2 vermelde inlichtingen. <DWG 2003-03-27/30, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  § 4. (opgeheven) <DWG 2003-03-27/30, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  § 5. (opgeheven) <DWG 2003-03-27/30, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2008 en 01-01-2009, zie DWG 2008-12-05/34, art. 18>

Art. 10_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.11.(NOTA : zie verder federale vorm(en) van art. 11) De betaling van het kijkgeld bedoeld in artikel 3 voor een zwart-wit-televisietoestel geldt voor alle zwart-wit-televisietoestellen die een handelaar in zijn bedrijfslokalen houdt.
  De betaling van het kijkgeld bedoeld in artikel 3 voor een kleurentelevisietoestel geldt voor alle kleurentelevisietoestellen en zwart-wit-televisietoestellen die een handelaar in zijn bedrijfslokalen houdt.
  Indien deze handelaar een of meer filialen exploiteert, moet hiervoor per filiaal het kijkgeld worden betaald.
  Voor de televisietoestellen die een handelaar in een aan zijn bedrijfslokalen palend verblijf houdt, is een afzonderlijk kijkgeld verschuldigd.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 11. (Waals Gewest) (lid 1 opgeheven) <DWG 2003-03-27/30, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  (De betaling van het kijkgeld bedoeld in artikel 3 geldt voor alle televisietoestellen die een handelaar in zijn bedrijfslokalen houdt.) <DWG 2003-03-27/30, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  Indien deze handelaar een of meer filialen exploiteert, moet hiervoor per filiaal (waar hij één of verschillende televisietoestellen houdt) het kijkgeld worden betaald. <DWG 2003-03-27/30, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  Voor de televisietoestellen die een handelaar in een aan zijn bedrijfslokalen palend verblijf houdt, is een afzonderlijk kijkgeld verschuldigd.  

Art.12. (NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 12) De televisieverdelers zijn verplicht aan de Dienst Kijk- en Luistergeld maandelijks een lijst van hun nieuwe abonnees en jaarlijks een lijst van al hun abonnees mede te delen waarop ten minste de naam of de benaming, het adres en voor de natuurlijke personen de geboortedatum vermeld zijn, alsook de datum van aansluiting en behalve voor de nieuwe houders het inschrijvingsnummer bij de Dienst Kijk- en Luistergeld.
  De maandelijkse lijst, afgesloten op de laatste dag van de maand, moet uiterlijk de tiende van de volgende maand worden ingediend.
  De jaarlijkse lijst, afgesloten op 31 december, moet binnen de daaropvolgende maand worden ingediend.
  Andere informatiedragers die voldoen aan de door de Dienst Kijk- en Luistergeld gestelde eisen mogen die lijsten vervangen.
  De televisieverdelers hebben het recht, in voorkomend geval, van de abonnee te eisen dat hij zijn identiteit bewijst.
  Art. 12. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)
  Art. 12. (Waals Gewest) (De operatoren die hun diensten aanbieden op het grondgebied van het Waalse Gewest, zelfs zonder er hun maatschappelijke zetel, hun hoofd- of bijkantoor te hebben gevestigd, zijn ertoe verplicht maandelijks aan de dienst die door de Regering aangewezen wordt, een lijst mede te delen met hun nieuwe klanten die, voorzover zij daar kennis van hebben, aangesloten zijn op hun net vanaf een plaats in het Waalse Gewest waar een toestel gehouden wordt en jaarlijks een lijst mede te delen met alle klanten die, voorzover zij daar kennis van hebben, aangesloten zijn op hun net vanaf een plaats in het Waalse Gewest waar een toestel gehouden wordt, waarbij zij minstens de naam of de benaming, het adres en, voor de natuurlijke personen, de geboortedatum vermelden, evenals, voor de klanten die een abonnement hebben genomen, de datum waarop dat abonnement aanving.) <DWG 2003-03-27/30, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  De maandelijkse lijst, afgesloten op de laatste dag van de maand, moet uiterlijk de tiende van de volgende maand worden ingediend.
  De jaarlijkse lijst, afgesloten op 31 december, moet (uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar) worden ingediend. <DWG 2003-03-27/30, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  (De Regering stelt het formaat en de wijze van mededeling van die lijsten vast.) <DWG 2003-03-27/30, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  (De operatoren hebben in voorkomend geval het recht om van de klant te eisen dat hij zijn identiteit bewijst.) <DWG 2003-03-27/30, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art. 12_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.13.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 13) Al wie autoradiotoestellen of televisietoestellen verhuurt moet, volgens het geval, het in de artikelen 2, 3 of 4 bedoelde kijk- of luistergeld betalen voor elk toestel dat hij in huur geeft aan klanten die geen van de in artikel 20 bedoelde documenten overleggen, waardoor het houden van het gehuurde toestel kan worden gedekt.
  Tijdens de huurperiodes moet het houden, in dat geval gedekt zijn door een huurbewijs afgegeven door de Dienst Kijk- en Luistergeld.
  De verhuurders zijn verplicht uiterlijk op de eerste van elke maand, per huurbewijs dat hun werd afgegeven en dat zij gedurende die maand wensen te gebruiken, volgens het geval, een bedrag te kwijten gelijk aan een twaalfde van het jaarlijks kijk- of luistergeld. De overige bewijzen moeten uiterlijk op de eerste werkdag van die maand bij een ter post aangetekend schrijven aan de Dienst Kijk- en Luistergeld teruggezonden worden.
  Voor de huurbewijzen die in de loop van het jaar worden afgegeven, is geen kijk- of luistergeld verschuldigd voor de maanden die reeds volledig verlopen zijn.
  Voor de televisietoestellen die in huur worden gegeven in hotels en soortgelijke logementen worden door de Dienst Kijk- en Luistergeld huurbewijzen afgegeven tegen de helft van het desbetreffende kijkgeld.
  Al wie autoradiotoestellen of televisietoestellen verhuurt, is bovendien verplicht ten laatste de tiende van elke maand aan de Dienst Kijk- en Luistergeld een lijst toe te sturen met de naam of de benaming en het adres van alle huurders die een van de in artikel 20 bedoelde documenten hebben overgelegd, waardoor het houden van het gehuurde toestel kan worden gedekt, alsmede de inlichtingen die nodig zijn ter identificatie van dit document.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 13 (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)    Art. 13. (Waals Gewest) <DWG 2003-03-27/30, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> [1 al wie televisietoestellen verhuurt moet het in het artikel 3 [3 of artikel 4]3 bedoelde kijkgeld betalen voor elk toestel dat hij in zijn bezit heeft met de bedoeling om het te huren.]1  De verhuurder van toestellen bedoeld in het eerste lid deelt uiterlijk op 10 januari aan de dienst die door de Regering aangewezen wordt, het aantal toestellen mee dat hij op de eerste dag van de belastbare periode bedoeld in artikel 7 houdt.  De dienst die door de Regering aangewezen wordt, verstrekt aan de verhuurder van toestellen een aantal huurbewijzen dat gelijk is aan het aantal toestellen dat aan die dienst is medegedeeld krachtens het tweede lid.  Elk huurbewijs vergezelt het verhuurde toestel.  [2 ...]2  Voor de huurbewijzen die in de loop van het jaar zijn afgegeven, is het kijk- en luistergeld niet verschuldigd voor de maanden die reeds volledig verstreken zijn.  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 6,1°, 009; Inwerkingtreding : 16-12-2008>
  (2)<DWG 2008-12-05/34, art. 6,2°, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2008 en 01-01-2009, zie DWG 2008-12-05/34, art. 18>
  (3)<DWG 2013-09-19/23, art. 19, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2013>

Art. 13_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.14.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 14) De Minister bepaalt de wijze van invordering van het kijk- en luistergeld.
  Het kijkgeld mag in twee delen gelijk aan de helft van het jaarlijks kijkgeld worden betaald.
  De Minister of de ambtenaar van de Regie van Telegrafie en Telefonie, aan wij hij deze bevoegdheid heeft overgedragen, mag aan de houders die hun financiële moeilijkheden bewijzen door overlegging van een attest afgeleverd door de administratie van de directe belastingen of door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van hun gemeente toestemming verlenen om het verschuldigde kijkgeld in meer dan twee delen te betalen.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 14 (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 14. (Waals Gewest) (opgeheven) <DWG 2003-03-27/30, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  

Art.15.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 15) Al wie geen houder meer is van één of meer autoradiotoestellen of van een televisietoestel moet dit schriftelijk mededelen aan de Dienst Kijk- en Luistergeld voor de in artikel 7 bepaalde uiterste betaaldatum, met opgave van de bestemming die aan de toestellen werd gegeven en eventueel van de naam of de benaming en het adres van de nieuwe houder. Indien deze verplichting niet wordt nageleefd, moet het kijk- of luistergeld voor de volgende periode worden gekweten.
  Als het houden van een ontvangtoestel eindigt na de uiterste betaaldatum, blijft het kijk- en luistergeld verschuldigd voor de hele periode.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 15 (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 15. (Waals Gewest) [1 Al wie geen houder meer is van een televisietoestel vóór de begindatum van één van de in artikel 7 omschreven periodes moet dit schriftelijk mededelen aan de Dienst aangewezen door de Regering vóór de in artikel 7 bepaalde uiterste betaaldatum, met opgave van de bestemming die aan het toestel werd gegeven en eventueel van de naam of de benaming en het adres van de nieuwe houder. Indien deze verplichting niet wordt nageleefd, moet het kijkgeld voor de gehele periode worden gekweten.]1  Als het houden van een ontvangtoestel eindigt (vanaf de datum waarop de periode ingaat of later), blijft het kijk- en luistergeld verschuldigd voor de hele periode. <DWG 2003-03-27/30, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2008 en 01-01-2009, zie DWG 2008-12-05/34, art. 18>

Art. 15_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.16.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 16.) De houder moet elke adreswijziging binnen vijftien dagen melden aan de Dienst Kijk- en Luistergeld, met opgave van zijn naam of benaming, in voorkomend geval zijn geboortedatum, zijn inschrijvingsnummer bij deze dienst, zijn vorig en zijn nieuw adres, het aantal en de aard van de gehouden toestellen.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 16. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 16. (Waals Gewest) De houder moet elke adreswijziging binnen vijftien dagen melden aan de (dienst die door de Regering wordt aangewezen), met opgave van zijn naam of benaming, in voorkomend geval zijn geboortedatum, zijn inschrijvingsnummer bij deze dienst, zijn vorig en zijn nieuw adres, het aantal en de aard van de gehouden toestellen. <DWG 2003-03-27/30, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  

Art. 16_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.17.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 17.) De Koning kan het heffen van een bijtaks wegens niet of te laat betalen van het kijk- en luistergeld voor reeds aangegeven toestellen invoeren.
  Hij bepaalt het bedrag van die bijtaks, dat 500 frank niet mag overschrijden, alsmede de modaliteiten van de heffing ervan.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 17. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 17. (Waals Gewest) (opgeheven) <DWG 2003-03-27/30, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  

Art.18.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 18.) Onverminderd de toepassing van de artikelen 24, 25 en 26 geeft elke fraude op het stuk van het Kijk- en luistergeld aanleiding tot een verdubbeling van de ontdoken bedragen.
  Het eerste lid is niet van toepassing op de houders die binnen twee maanden na het inwerking treden van deze wet de Dienst Kijk- en Luistergeld schriftelijk inlichten dat zij geen of onvoldoende kijk- of luistergeld betalen. Deze verklaring geeft geen aanleiding tot enige navordering van kijk- of luistergeld.
  Indien de Dienst Kijk- en Luistergeld een maand na het verzenden van die verklaring tot regularisatie, er geen ontvangst heeft van gemeld, moet de houder deze binnen vijftien dagen bij ter post aangetekend schrijven hernieuwen, tenware de oorspronkelijke verklaring op die wijze werd verzonden.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 18. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 18. (Waals Gewest)  [1 § 1. De niet-naleving van de verplichtingen bedoeld in artikel 9, § 2, lid 1 en 3, van deze wet wordt bestraft met een administratieve boete van 100 euro per afgelopen of lopend boekjaar en dit, voor elk televisietoestel waarvoor het kijkgeld verschuldigd is.   § 2. Deze administratieve boete wordt verlaagd tot een forfaitair en enig bedrag van 25 euro in geval van :   1. spontane regularisatie vanwege de verschuldigde buiten de wettelijke termijnen vastgelegd in artikel 9, § 2, lid 1 en 3;   2. erkenning van de inbezithouding van één of meerdere televisietoestellen :   - binnen de wettelijke termijn bedoeld in artikel 9, § 3, ingevolge een verzoek tot inlichtingen gestuurd of ingediend door de dienst aangewezen door de Regering;   - buiten de wettelijke termijn bedoeld in artikel 9, § 3, en ingevolge een verzoek tot inlichtingen gestuurd of ingediend door de dienst aangewezen door de Regering en zodra de overschrijding van de termijn wordt gerechtvaardigd door een geval van overmacht erkend door de bovenvermelde dienst;   3. erkenning van de inbezithouding van een televisietoestel ten gevolge van een controle van de dienst aangewezen door de Regering voor zover deze controle niet voorafgegaan werd door een verzoek tot inlichtingen waarbij de verschuldigde verklaard heeft geen televisietoestel(len) op de betrokken plaats in zijn bezit te hebben.   § 3. De niet-naleving van de verplichtingen bedoeld in artikel 13, lid 2 en 4, wordt bestraft met een administratieve boete van 100 euro per afgelopen of lopend boekjaar en dit, voor elk televisietoestel waarvoor het kijkgeld verschuldigd is.   § 4. De uitnodiging tot betalen bedoeld in de artikelen 7, 9 en 10 zal het bedrag van het verschuldigde kijkgeld alsook het bedrag van de administratieve boete opgesteld overeenkomstig de §§ 1 tot 3 vermelden.   § 5. Bij gebrek aan betaling wordt de administratieve boete ingekohierd, desgevallend, samen met het kijkgeld.]1  
  ----------
  (1)<DWG 2013-09-19/23, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 18_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.19.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 19.) Mits de door de Minister vastgestelde formaliteiten werden vervuld is, ofwel van het begin van het houden af, indien de formaliteiten vooraf werden vervuld, ofwel vanaf de aanvang van de volgende betaalperiode bedoeld in artikel 7, geen kijk- en luistergeld verschuldigd voor de autoradiotoestellen en de televisietoestellen die zonder winstoogmerk zijn opgesteld en die worden gehouden :
  1° met het oog op een openbare dienst door de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten, de verenigingen van gemeenten waarvan alle leden personen van publiek recht zijn, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of de instellingen die van een van die machten afhangen;
  2° in onderwijsinrichtingen en uitsluitend gebruikt worden voor het onderwijs;
  3° door blinden, doofstommen en personen bij wie het strottehoofd is weggenomen;
  4° door oorlogsinvaliden met ten minste 50 pct. oorlogsinvaliditeit;
  5° door personen aan wie een invaliditeit of arbeidsongeschiktheid van ten minste 80 pct. werd toegekend;
  6° door personen die aangetast zijn door een zwaar en blijvend gebrek waardoor zij in de volstrekte en definitieve onmogelijkheid verkeren hun verblijf te verlaten zonder hulp van een derde.
  De Minister bepaalt welke instellingen de in het eerste lid, 5°, bedoelde invaliditeits- of arbeidsongeschiktheidspercentages mogen vaststellen.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 19. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)    Art. 19. (Waals Gewest) [Ofwel van het begin van het houden af, indien de formaliteiten vooraf werden vervuld, ofwel vanaf de aanvang van de volgende betaalperiode bedoeld in artikel 7, is] [2 geen kijkgeld verschuldigd]2 [2 voor de televisietoestellen die [4 ...]4 zijn opgesteld]2 en die worden gehouden : <DWG 2003-03-27/30, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  1° met het oog op een openbare dienst door de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten, de verenigingen van gemeenten waarvan alle leden personen van publiek recht zijn, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of de instellingen die van een van die machten afhangen;  2° in onderwijsinrichtingen en uitsluitend gebruikt worden voor het onderwijs;  3° door blinden, doofstommen en personen bij wie het strottehoofd is weggenomen;  4° [1 door oorlogsinvaliden met ten minste 50 pct. oorlogsinvaliditeit en, na hun overlijden, door hun weduwen;]1  5° door personen aan wie een invaliditeit of arbeidsongeschiktheid van ten minste 80 pct. werd toegekend;  6° door personen die aangetast zijn door een zwaar en blijvend gebrek waardoor zij in de volstrekte en definitieve onmogelijkheid verkeren hun verblijf te verlaten zonder hulp van een derde.  [7° door personen die op één januari van het jaar waarin de belastbare periode aanvangt, in aanmerking komen voor het integratie-inkomen in de zin van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op sociale integratie;  8° door personen die op één januari van het jaar waarin de belastbare periode aanvangt, in aanmerking komen voor de maatschappelijke hulp zoals bedoeld in artikel 60, paragraaf 3, van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voorzover hun inkomen lager of gelijk is aan het integratie-inkomen;  9° door personen die op één januari van het jaar waarin de belastbare periode aanvangt, in aanmerking komen voor het gewaarborgd inkomen voor bejaarden in de zin van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden of voor een inkomensgarantie in de zin van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen [3 , evenals door personen die, op één januari van het jaar waarin het belastbaar tijdperk aanvangt, in aanmerking komen voor het OMNIO-statuut bepaald bij artikel 38 van het koninklijk besluit van 1 april 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en tot invoering van het OMNIO-statuut of die in aanmerking komen voor het BIM-statuut bepaald bij de artikelen 3, a) tot f), en 10 tot 15 van hetzelfde koninklijk besluit van 1 april 2007]3;  10° [4 door ziekenhuisinstellingen, bejaardenhuizen of dagonthaalcentra voor bejaarden;]4  11° door verenigingen en vestigingen die actief zijn in de domeinen jeugdbescherming, kinderopvang, hulp aan in moeilijkheden verkerende gezinnen en begeleiding, opleiding, inschakeling van gehandicapte personen [4 alsook door erkende inrichtingen voor de opvang, de huisvesting en de begeleiding van volwassenen en jongeren die onder het beleid van de integratie van de gehandicapte personen ressorteren en voor de personen met sociale moeilijkheden]4 .] <DWG 2003-03-27/30, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  [De Regering bepaalt de natuurlijke personen, de instellingen of de overheden die kunnen aantonen dat de vrijstellingsvoorwaarden zijn vervuld en stelt de formaliteiten vast die vervuld dienen te worden om voor de vrijstellingen in aanmerking te komen.] <DWG 2003-03-27/30, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/32, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<DWG 2008-12-05/34, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2008 en 01-01-2009, zie DWG 2008-12-05/34, art. 18>
  (3)<DWG 2008-12-18/34, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (4)<DWG 2013-09-19/23, art. 20, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2013>

Art. 19_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.20.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 20.) Wordt tot bewijs van het tegendeel geacht in orde te zijn met de bepalingen van deze wet de houder van een autoradiotoestel of van een televisietoestel die op het verzoek van één van de in artikel 21 bedoelde personen één van de volgende documenten toont :
  1° het deel B van de uitnodiging tot het betalen van het verschuldigde kijk- of luistergeld voor de lopende periode;
  2° het rekeninguittreksel van de betrokkene waarop de betaling voor het verschuldigde kijk- of luistergeld is vermeld;
  3° een geldig huurbewijs;
  4° een geldig vrijstellingsbewijs, afgegeven door de Dienst Kijk- en Luistergeld;
  5° een document waaruit blijkt dat de houder in het buitenland woont en minder dan drie maanden in het Rijk verblijft.
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 20. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 20. (Waals Gewest) Wordt tot bewijs van het tegendeel geacht in orde te zijn met de bepalingen van deze wet [1 de houder van een televisietoestel]1 die op het verzoek van één van de in artikel 21 bedoelde personen één van de volgende documenten toont :  1° [2 ...]2  2° het rekeninguittreksel van de betrokkene waarop [1 de betaling voor het verschuldigde kijkgeld]1 is vermeld;  3° een geldig huurbewijs;  4° een geldig vrijstellingsbewijs, afgegeven door de (dienst die door de Regering aangewezen wordt); <DWG 2003-03-27/30, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  5° een document waaruit blijkt dat de houder in het buitenland woont en minder dan drie maanden (in het Waalse Gewest) verblijft. <DWG 2003-03-27/30, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2008 en 01-01-2009, zie DWG 2008-12-05/34, art. 18>
  (2)<DWG 2012-05-10/02, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art. 20_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.21.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 21.) De overtredingen van de bepalingen van deze wet en van de besluiten ter uitvoering ervan worden opgespoord en vastgesteld in processen-verbaal, die rechtsgeldig zijn tot bewijs van het tegendeel, door :
  1° de ambtenaren en beambten van de Staat en van de Regie van Telegrafie en Telefonie, aan wie de Koning de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie heeft toegekend en die Hij belast heeft met het vaststellen van de overtredingen van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten;
  2° de overige officieren van gerechtelijke politie;
  3° de gerechtelijke agenten bij de parketten;
  4° de rijkswachters;
  5° de agenten van de gemeentepolitie.
  De in 1° bedoelde ambtenaren en beambten hebben voorrang ten aanzien van de andere officieren van gerechtelijke politie, met uitzondering van de procureur des Konings en van de onderzoeksrechter.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 21. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 21. (Waals Gewest) De overtredingen van de bepalingen van deze wet en van de besluiten ter uitvoering ervan worden opgespoord en vastgesteld in processen-verbaal, die rechtsgeldig zijn tot bewijs van het tegendeel, door :  1° (de ambtenaren en beambten die door de Regering beëdigd zijn voor de vaststellingen van de overtredingen op deze wet en op de besluiten die ter uitvoering ervan zijn getroffen;) <DWG 2003-03-27/30, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  2° (de officieren, de agenten, de hulpagenten;) <DWG 2003-03-27/30, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  3° (opgeheven) <DWG 2003-03-27/30, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  4° (opgeheven) <DWG 2003-03-27/30, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  5° (opgeheven) <DWG 2003-03-27/30, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  (De ambtenaren en beambten bedoeld onder 1° hebben, in de uitoefening van de opdrachten waarvoor ze beëdigd zijn, de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie en) hebben voorrang ten aanzien van de andere officieren van gerechtelijke politie, met uitzondering van de procureur des Konings en van de onderzoeksrechter. <DWG 2003-03-27/30, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  

Art. 21_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.22.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 22.) Wanneer er voldoende aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van televisietoestellen waarvoor geen kijkgeld werd betaald, mogen, met machtiging van de rechter in de politierechtbank, huiszoekingen worden gedaan door een officier van gerechtelijke politie of door twee van de andere personen bedoeld in artikel 21.
  Deze huiszoekingen mogen slechts plaatshebben tussen 9 en 20 uur.
  De handelaars moeten op eenvoudig verzoek van deze personeelsleden alle boekhoudkundige stukken overleggen die nuttig zijn voor het opsporen van de personen die kijk- en luistergeld moeten betalen en voor het berekenen van dat kijk- en luistergeld.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 22. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 22. (Waals Gewest) (Wanneer er voldoende aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van televisietoestellen [1 ...]1 die niet zijn aangegeven, mogen, met machtiging van de rechter in de politierechtbank, huiszoekingen worden gedaan door één van de personen bedoeld in artikel 21.) <DWG 2003-03-27/30, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  Deze huiszoekingen mogen slechts plaatshebben tussen 9 en 20 uur.  (De handelaars en de operatoren moeten op eenvoudig verzoek van één van de personen bedoeld in artikel 21 alle boekhoudkundige stukken overleggen die nuttig zijn voor het opsporen van de personen [1 die kijkgeld moeten betalen en voor het berekenen van dat kijkgeld]1.) <DWG 2003-03-27/30, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 16-12-2008>

Art. 22_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.23.Iedere houder van een autoradiotoestel of van een televisietoestel moet op verzoek van een van de in artikel 21 bedoelde overheden, onmiddellijk een van de in artikel 20 bedoelde documenten overleggen.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 23 (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  ----------  Art. 23. (WAALS GEWEST)  Iedere houder [1 ...]1 van een televisietoestel moet op verzoek van een van de in artikel 21 bedoelde overheden, onmiddellijk een van de in artikel 20 bedoelde documenten overleggen.  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 16-12-2008>

Art. 23_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.24.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 24.) Overtreding van de artikelen 12 en 13 en van de besluiten ter uitvoering ervan, wordt gestraft met geldboeten van 200 frank tot 10 000 frank, ongeacht de eventuele toepassing van een bijtaks of een verdubbeling van het verschuldigde kijk- of luistergeld met toepassing van de artikelen 17 en 18.
  Overtreding van de overige artikelen van deze wet en van de besluiten ter uitvoering ervan wordt gestraft met geldboete van 26 frank tot 500 frank, ongeacht de eventuele toepassing van een bijtaks of een verdubbeling van het verschuldigde kijk- of luistergeld met toepassing van de artikelen 17 en 18.
  De politierechtbanken nemen kennis van de overtredingen, bedoeld in het tweede lid.
  Een kosteloos afschrift, voor administratief gebruik, van het in kracht van gewijsde gegane vonnis zal ambtshalve aan de Dienst Kijk- en Luistergeld worden gezonden.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 24 (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 24. (Waals Gewest) <DWG 2003-03-27/30, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2003> § 1. Telkens als het mededelen, binnen de gestelde termijn, van de maandelijkse lijst bedoeld in artikel 12, tweede lid, en van de jaarlijkse lijst bedoeld in artikel 12, derde lid, uitblijft, wordt een administratieve geldboete van 5.000 euro opgelegd.  Bij de eerste overtreding wordt de administratieve geldboete tot op de helft teruggebracht.  De operator dient de administratieve geldboete te betalen binnen de termijn die vermeld is in de uitnodiging tot betalen die aan hem is gericht door de dienst die door de Regering wordt aangewezen, zonder dat die termijn minder mag bedragen dan vijftien dagen.  De administratieve geldboetes die niet zijn gekweten binnen de betalingstermijn bepaald bij het derde lid wordt uiterlijk zes maanden na verzending van de uitnodiging tot betaling ingekohierd.  Indien de administratieve geldboete niet wordt betaald binnen de termijn die in het derde lid is vastgesteld, is een nalatigheidsinterest waarvan de voet gelijk is aan de wettelijke rentevoet van rechtswege eisbaar.  Die intrest wordt per kalendermaand berekend voor elke administratieve geldboete op de nog verschuldigde som afgerond naar het lager tiental euro's, vanaf ofwel de eerste dag van de maand volgend op de vervaldag, ofwel de eerste dag van de maand volgend op de vorige betaling, voorzover er een som is aangerekend op de schuld in hoofdsom, tot en met de laatste dag van de maand waarin de betaling geschiedt.  De intrest is niet verschuldigd indien het bedrag ervan lager is dan 25 euro.   [1 Deze interest wordt beschouwd als een zekere en vaststaande schuld vanaf het ogenblik dat hij verschuldigd is.]1  § 2. In geval van overmacht worden de administratieve geldboete en de eventuele nalatigheidsintresten door de Regering of diens afgevaardigde kwijtgescholden. Het verzoek wordt uiterlijk bij het verstrijken van de betalingstermijn vermeld in de uitnodiging tot betaling ingediend.  
  ----------
  (1)<DWG 2009-12-10/27, art. 86, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art. 24_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.25.(NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van art. 25.) De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van het artikel 85 zijn van toepassing op de misdrijven bedoeld in artikel 24.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 25. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)    Art. 25. (Waals Gewest)  <Opgeheven bij DWG 2013-09-19/23, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2013>  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2008 en 01-01-2009, zie DWG 2008-12-05/34, art. 18>

Art.26.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 26.) Het kijk- en luistergeld dat niet binnen de vastgestelde termijn is gekweten, het verdubbelde kijk- en luistergeld en ook de eventuele bijtaksen, verschuldigd krachtens deze wet, kunnen bij dwangbevel worden ingevorderd.
  De Minister wijst de ambtenaren van de Dienst Kijk- en Luistergeld aan die gelast zijn dwangbevelen uit te geven en uitvboerbaar te verklaren. Deze dwangbevelen worden betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling.
  (De tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan slechts worden gestuit door een vordering in rechte.) <W 1999-03-15/31, art. 90, 002; Inwerkingtreding : 06-04-1999>

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 26. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)    Art. 26. (Waals Gewest) <DWG 2003-03-27/30, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. [1 Het in voorkomend geval in toepassing van artikel 18 [4 met de opgelegde administratieve boete]4 vermeerderd kijkgeld dat niet betaald is binnen de betalingstermijnen bepaald in de artikelen 7, 9 en 10 wordt uiterlijk drie jaar na beëindiging van de periode bedoeld in artikel 7 of artikel 8 ingekohierd.   De kohieren worden gevormd en uitvoerbaar gemaakt door de ambtenaar die door de Regering aangewezen wordt;]1  § 2. Vermeld worden op het kohieruittreksel :  1° [3 ...]3  2° de identiteit (naam, voornaam en benaming al naargelang) en adres van de verschuldigde;  3° de verwijzing naar de wet die het kijk- en luistergeld instelt en een toelichtingsnota;  4° de periode waarvoor het kijk- en luistergeld verschuldigd is;  5° het nummer van het kohierartikel van het betrokken kijk- en luistergeld;  6° de datum van het visum voor de uitvoerbaarverklaring van het kohier;  7° de berekeningsgrondslag en het bedrag van het kijk- en luistergeld;  8° de vermelding dat het verschuldigde kijk- en luistergeld [5 eventueel vermeerderd met de administratieve boete]5 onmiddellijk eisbaar is;  9° de aanwijzing en het adres van de dienst belast met de vestiging en de inning van het kijk- en luistergeld en de rekening waarop het kijk- en luistergeld moet worden betaald;  10° de aanwijzing en het adres van de ambtenaar bij wie een administratief beroep kan worden ingediend, alsmede de termijn daarvoor.  [2 § 3. Het kijk- en luistergeld dat wordt ingekohierd is onmiddellijk eisbaar en wordt beschouwd als zekere en vaststaande schuld in zijn geheel.]2
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 16-12-2008>
  (2)<DWG 2009-12-10/27, art. 87, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<DWG 2012-05-10/02, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (4)<DWG 2013-09-19/23, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (5)<DWG 2013-09-19/23, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 26_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.27.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 27.) § 1. De gemeentebesturen zijn verplicht, op schriftelijk verzoek van de Dienst Kijk- en Luistergeld, deze kosteloos alle inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de identificatie van de houders van een of meer autoradiotoestellen of van een of meer televisietoestellen.
  § 2. Bij elke verhuizing binnen de gemeente, bij huisnummer- of straatnaamwijziging en in het geval van inwijking in de gemeente moeten zij aan het betrokken gezinshoofd een formulier overhandigen waarvan het model door de Koning wordt bepaald en dit door de belanghebbende laten aanvullen met de aard van de gehouden toestellen, het oude en het nieuwe adres en het inschrijvingsnummer bij de Dienst Kijk- en Luistergeld. De gemeentebesturen moeten die formulieren aanvullen met de geboortedatum en ze wekelijks naar de Dienst Kijk- en Luistergeld zenden.
  § 3. Indien de Dienst Kijk- en Luistergeld beschikt over de inlichtingen uit het Rijksregister van de natuurlijke personen die hij nodig heeft voor het identificeren van de houders die in een bepaalde gemeente wonen, wordt het gemeentebestuur ontslagen van de verplichtingen bepaald in de §§ 1 en 2.
  § 4. De politiecommissarissen en de hoofdveldwachters zijn verplicht aan de Dienst Kijk- en Luistergeld alle in hun bezit zijnde inlichtingen te verstrekken waarom wordt verzocht met het oog op het invorderen van het kijk- en luistergeld.
  § 5. De Regie der Posterijen moet de zendingen van de Dienst Kijk- en Luistergeld die zij aan de geadresseerden niet heeft kunnen bezorgen, terugsturen met vermelding van het nieuwe adres van de geadresseerden wanneer dat bekend is.
  § 6. De ambtenaren van het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken, waarbij een strafzaak aanhangig is, waarvan het onderzoek ernstige aanwijzingen van ontduiking inzake kijk- en luistergeld aan het licht brengt, zullen de Directeur van de Dienst Kijk- en Luistergeld hierover inlichten, nadat ze van de procureur-generaal bij het hof van beroep of van de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof uitdrukkelijk toestemming daartoe hebben gekregen.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 27. (Vlaams Gewest) (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)  Art. 27. (Waals Gewest) § 1. De gemeentebesturen zijn verplicht, op schriftelijk verzoek van de (dienst die door de Regering aangewezen is), deze kosteloos alle inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de identificatie van de houders [1 ...]1 van een of meer televisietoestellen. <DWG 2003-03-27/30, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  § 2. Bij elke verhuizing binnen de gemeente, bij huisnummer- of straatnaamwijziging en in het geval van inwijking in de gemeente moeten zij aan het betrokken gezinshoofd een formulier overhandigen waarvan het model door de Koning wordt bepaald en dit door de belanghebbende laten aanvullen met de aard van de gehouden toestellen, het oude en het nieuwe adres en het inschrijvingsnummer bij de (dienst die door de Regering aangewezen is). De gemeentebesturen moeten die formulieren aanvullen met de geboortedatum en ze wekelijks naar de (dienst die door de Regering aangewezenn is) zenden. <DWG 2003-03-27/30, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  § 3. Indien de (dienst die door de Regering aangewezen is) beschikt over de inlichtingen uit het Rijksregister van de natuurlijke personen die hij nodig heeft voor het identificeren van de houders die in een bepaalde gemeente wonen, wordt het gemeentebestuur ontslagen van de verplichtingen bepaald in de §§ 1 en 2. <DWG 2003-03-27/30, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  § 4. De politiecommissarissen en de hoofdveldwachters zijn verplicht aan de (dienst die door de Regering aangewezen is) alle in hun bezit zijnde inlichtingen te verstrekken waarom wordt verzocht [1 met het oog op het invorderen van het kijkgeld]1. <DWG 2003-03-27/30, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  § 5. De Regie der Posterijen moet de zendingen van de (dienst die door de Regering aangewezen is) die zij aan de geadresseerden niet heeft kunnen bezorgen, terugsturen met vermelding van het nieuwe adres van de geadresseerden wanneer dat bekend is. <DWG 2003-03-27/30, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  § 6. De ambtenaren van het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken, waarbij een strafzaak aanhangig is, waarvan het onderzoek ernstige aanwijzingen van ontduiking [1 inzake kijkgeld]1 aan het licht brengt, zullen de Directeur van de (dienst die door de Regering aangewezen is) hierover inlichten, nadat ze van de procureur-generaal bij het hof van beroep of van de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof uitdrukkelijk toestemming daartoe hebben gekregen. <DWG 2003-03-27/30, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/34, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 16-12-2008>

Art. 27_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.28.(NOTA : zie verder niet-federale vormen van art. 28.) De strafvorderingen inzake kijk- en luistergeld en alle vorderingen tot inning ervan verjaren na drie jaar.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 28. (Vlaams Gewest)  (Opgeheven) <DVR 2002-03-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>  (NOTA : Dit artikel blijft evenwel van toepassing met betrekking tot het kijk- en luistergeld verschuldigd voor periodes die een aanvang nemen vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet.)    Art. 28. (Waals Gewest)  <DWG 2003-03-27/30, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. De [2 verschuldigde, alsook de persoon op wiens goederen de belasting wordt ingevoerd overeenkomstig artikel 35ter van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen]2 kan bij de ambtenaar die door de Regering aangewezen wordt, schriftelijk bezwaar indienen tegen het kijk- en luistergeld dat te zijnen laste is gevestigd.  De [2 aanvrager]2 krijgt een ontvangstmelding toegestuurd waarbij de datum van ontvangst van het bezwaar gemeld wordt.  Het bezwaar dient met redenen te worden omkleed.  [1 Het bezwaar dient op straffe van verval uiterlijk binnen zes maanden na de datum van uitwerking van de kennisgeving van het aanslagbiljet te worden voorgelegd, zoals berekend overeenkomstig artikel 1bis, § 2. Voor de [2 aanvragers]2 die het kijk- en luistergeld betwisten terwijl ze het ofwel spontaan ofwel op grond van een uitnodiging tot betalen hebben gekweten, dient het bezwaar evenwel op straffe van verval uiterlijk binnen zes maanden ofwel vanaf de datum van de spontane betaling ofwel vanaf de uiterste datum voor de betaling bedoeld in de artikelen 7, 9 en 10 te worden voorgelegd.]1  De ambtenaar die door de Regering aangewezen is, beslist over het bezwaar als administratieve overheid en met een met redenen omklede beslissing.  In de beslissing waarbij het bezwaar niet volledig gegrond verklaard wordt, wordt aangegeven dat het kijk- en luistergeld voor de rechtbank kan worden aangevochten, waarbij eveneens de termijn aangegeven wordt waarin dat gerechtelijke beroep dient te geschieden.  [1 Het binnen die termijn niet-betwiste kijk- en luistergeld wordt geacht verschuldigd te zijn en de belasting wordt geacht regelmatig te zijn behalve aanvraag tot ontheffing gegrond op § 2.]1  § 2. [1 Behalve wanneer een ontvankelijk bezwaar tevoren voorgelegd is en de aanvraag tot ontheffing gegrond is op dezelfde elementen en motiveringen als dat bezwaar, verleent de ambtenaar die door de Regering aangewezen is, de ontheffing van het kijk- en luistergeld waarvan de som hoger is dan de wettelijk verschuldigde som, die voortvloeien uit een onjuiste toepassing van de bepalingen van deze wet inzake de berekening van het bedrag van de verschuldigde retributie, zoals met name feitelijke vergissingen, dubbele heffingen, de gebrekkige overwegingen van een vrijstelling of een vermindering van een eventueel toepasselijke kijk- en luistergeld, nieuwe stukken of nieuwe feiten die met gegronde redenen laattijdig [2 door de verschuldigde, alsook door de persoon op wiens goederen de belasting wordt ingevoerd overeenkomstig artikel 35ter van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen,]2 zijn voorgelegd, op voorwaarde dat die bijtaksen vastgesteld zijn door de dienst die door de Regering aangewezen is of die [2 door de verschuldigde, alsook door de persoon op wiens goederen de belasting wordt ingevoerd overeenkomstig artikel 35ter van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen,]2 zijn gemeld :   - ofwel binnen drie jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin het kijk- en luistergeld is gevestigd indien het het voorwerp heeft uitgemaakt van een inkohiering;   - ofwel binnen drie jaar na het einde van de in artikel 7 bedoelde periode in geval van kijk- en luistergeld dat niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een inkohiering.   De [2 aanvrager]2 krijgt een ontvangstmelding waarbij de datum van de ontvangst van het verzoek tot ontheffing wordt vermeld.]1  § 3. [1 Bij afwijzing van zijn bezwaarschrift of van zijn aanvraag tot ontheffing of indien de door de Regering aangewezen ambtenaar binnen zes maanden te rekenen vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift of van de aanvraag tot ontheffing door bedoeld ambtenaar geen beslissing heeft getroffen, kan de belastingplichtige een gerechtelijk beroep indienen tegen de beslissing getroffen door bedoeld ambtenaar of, bij gebreke van beslissing, tegen de belasting."   Het beroep wordt ingediend door middel van een verzoekschrift op tegenspraak of bij dagvaarding betekend aan het Gewest in de persoon van de Minister-President. De artikelen 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op dat gerechtelijk beroep.   Bij elk exemplaar van het verzoek of van de dagvaarding dient op straffe van nietigheid een afschrift van de beslissing van de ambtenaar te worden gevoegd. Indien de ambtenaar die door de Regering aangewezen wordt, nog geen beslissing getroffen heeft, dienen een afschrift van het bezwaar of van het verzoek tot ontheffing en een afschrift van de ontvangstmelding te worden gevoegd, op straffe van nietigheid.   De in het eerste lid bedoelde termijn van zes maanden wordt met drie maanden verlengd wanneer de betwiste belasting van ambtswege vastgesteld is overeenkomstig artikel 9, § 3, tweede lid.   Indien het gerechtelijk beroep ingediend wordt zonder dat enige beslissing getroffen is over het bezwaar of over het verzoek tot ontheffing na het verstrijken van de termijn van zes maanden bedoeld in het eerste lid, wordt de ambtenaar die door de Regering aangewezen wordt, de zaak onttrokken.]1  § 4. Het indienen van een bezwaar, van een verzoek [1 ...]1 of tot ontheffing of van een gerechtelijk beroep schorten de verplichting tot het kwijten van het eventueel in toepassing van artikel 18 [3 met de opgelegde administratieve boete]3 vermeerderd kijk- en luistergeld niet op.  § 5. [2 In afwijking van artikel 26, § 3, wordt in geval van een bezwaar, van een verzoek tot kwijtschelding of tot ontheffing of van een gerechtelijk beroep het eventueel in toepassing van artikel 18 [4 met de opgelegde administratieve boete]4 vermeerderd kijk- en luistergeld als een zekere en vaststaande schuld beschouwd dat met alle middelen van tenuitvoerlegging kan worden geïnd, enkel voorzover het beantwoordt aan ofwel de bestanddelen die zijn vermeld in de spontane aangiften bedoeld in artikel 9, § 1, eerste lid en § 2, eerste lid, ofwel aan de bestanddelen die zijn vermeld in het aangetekend schrijven bedoeld in artikel 9, § 3, tweede lid, ofwel, voor de reeds ingeschreven houders, aan het kijk- en luistergeld van dezelfde aard die gevestigd is ten laste van de verschuldigde voor de voorgaande belastbare periode.   Het betwiste kijk- en luistergeld dat de perken aangegeven in het eerste lid overschrijdt, kan echter het voorwerp uitmaken van bewarende beslagen of van alle andere maatregelen, welke ertoe strekken de invordering te waarborgen.   Na invordering van de aanslag in de mate bepaald in het eerste lid, behoudt het uitvoerend beslag zijn uitwerking ten opzichte van het overschot van het kijk- en luistergeld.   Voor de toepassing van deze paragraaf geldt de opschortende kracht van het gerechtelijk beroep voor de eerste aanleg, de aanleg in beroep en de aanleg in cassatie.]2
  ----------
  (1)<DWG 2009-04-30/93, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<DWG 2009-12-10/27, art. 88, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<DWG 2013-09-19/23, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<DWG 2013-09-19/23, art. 15, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 28_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2017-12-13/07, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.29.(NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van art. 29.) De Koning bepaalt de bedragen van het kijk- en luistergeld die :
  1° elke nieuwe houder van een televisietoestel of van een "radio in woning" bedoeld in artikel 1 van de wet van 26 januari 1960 betreffende de taksen op de toestellen voor het ontvangen van radio-omroepuitzendingen voor de resterende maanden van 1987 moet betalen;
  2° elke houder van een autoradiotoestel of van een televisietoestel moet betalen voor de periodes die in 1988 aanvangen.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 29. (Waals Gewest)  [1 De inning van het kijk- en luistergeld, van de interesten en van de fiscale boetes verjaart na het verstrijken van een termijn van vijf jaar te rekenen van :   - hun opeisbaarheidsdatum zoals ze voortvloeit uit artikel 26, § 3, wat betreft het overeenkomstig artikel 18 eventueel [2 met de opgelegde administratieve boete]2 vermeerderd kijk- en luistergeld en de fiscale boeten;   - hun opeisbaarheidsdatum wat betreft de intresten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2009-04-30/93, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<DWG 2013-09-19/23, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 29bis.[1 (WAALS GEWEST)
  § 1. In geval van terugbetaling van belastingen, boeten of verwijlintresten, gebeurt deze terugbetaling door overschrijving op de postchequerekening van de rechthebbende, op de rekening die hij bezit bij een kredietinstelling aangesloten of vertegenwoordigd bij een verrekenkamer van het land of via een postassignatie op zijn naam.
   De door de Regering aangewezen dienst betekent het terug te betalen bedrag, de motivatie van deze terugbetaling en de door de dienst voorgestelde terugbetalingswijze, namelijk per overschrijving (met vermelding van de referentie van de bankrekening waarvan de dienst kennis heeft genomen) of per postassignatie, aan de begunstigde van de terugbetaling.
   Laatstgenoemde begunstigde kan de opmerkingen die hij wil laten gelden aan de door de Regering aangewezen dienst meedelen, om de verandering van de terugbetalingswijze verzoeken of een andere referentie van bankrekening mededelen om de terugbetaling te krijgen binnen een maand te rekenen van de uitwerkingsdatum van de kennisgeving van het tweede lid, waarbij deze termijn om geldige redenen verlengd kan worden.
   § 2. Degene die onregelmatig in aanmerking is gekomen voor een terugbetalingbeslissing, dient het onrechtmatig terugbetaalde bedrag aan het Waalse Gewest terug te storten, ofwel door storting op de postchequerekening aangeduid door de Waalse Regering om de betaling van de belasting in te vorderen overeenkomstig artikel 31, § 2, ofwel wanneer het terug te betalen bedrag nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een overschrijving of van de zending van een postassignatie, door aanrekening van het tevoren aan de verschuldigde terug te betalen bedrag op het aan het Gewest terug te storten bedrag.
   § 3. In het geval van § 2 betekent de door de Regering aangewezen dienst bij ter post aangetekend schrijven de motivatie van de terugstorting van het tevoren onrechtmatig terugbetaalde bedrag, het aan het Gewest terug te storten bedrag en de door de dienst voorgestelde terugbetalingswijze door aanrekening, overschrijving of postassignatie aan de verschuldigde.
   De verschuldigde van laatstgenoemde terugstorting kan de opmerkingen die hij wil laten gelden aan de door de Regering aangewezen dienst meedelen binnen een maand te rekenen van de uitwerkingsdatum van de kennisgeving van het eerste lid, waarbij deze termijn om geldige redenen verlengd kan worden.
   Tenzij de aanrekening bedoeld in § 2 in fine door de dienst wordt voorgesteld, moet de verschuldigde het terug te storten bedrag betalen binnen de termijn bepaald in de kennisgeving van het eerste lid, zonder dat deze termijn kleiner dan vijftien dagen is vanaf het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn.
   § 4. Het overeenkomstig § 2 terug te storten bedrag dat niet binnen de in § 3, derde lid, bedoelde termijn niet betaald is, maakt het voorwerp uit van een inkohiering uiterlijk drie jaar na het einde van de in artikel 7 bedoelde periode waarop het tevoren onrechtmatig teruggestorte bedrag betrekking heeft.
   Artikel 26, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, is van toepassing op die inkohiering.
   Dat terug te storten bedrag kan evenwel niet ingekohierd worden vóór het verstrijken van de termijn bedoeld in § 3, tweede lid, tenzij de verschuldigde van de terugstorting schriftelijk heeft ingestemd met de terugstorting of als de rechten van de gewestelijke Schatkist om een andere reden dan het verstrijken van bovenvermelde termijnen in gevaar zijn. "
   § 5. De artikelen 10, § 1, 28, 29 en 31 van deze wet zijn van toepassing op de overeenkomstig § 2 terug te storten bedragen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2008-12-05/34, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 16-12-2008>

Art.30.(NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van art. 30.) De wet van 26 januari 1960 betreffende de taksen op de toestellen voor het ontvangen van radio-omroepuitzendingen, gewijzigd bij de wetten van 7 augustus 1961, 10 oktober 1967, 14 januari 1968, 25 juli 1972 en 24 december 1976 wordt opgeheven, met uitzondering van :
  1° de artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 10 die op 1 januari 1988 worden opgeheven;
  2° artikel 12, gewijzigd bij wet van 14 januari 1968.
  De personeelsleden van de Regie van Telegrafie en telefonie aan wie bij toepassing van artikel 15 van de wet van 26 januari 1960 de hoedanigheid van agent van gerechtelijke politie werd toegekend, behouden hun hoedanigheid voor de toepassing van deze wet, totdat de Koning zal hebben voorzien in de toepassing van artikel 21.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 30. (Waals Gewest) De wet van 26 januari 1960 betreffende de taksen op de toestellen voor het ontvangen van radio-omroepuitzendingen, gewijzigd bij de wetten van 7 augustus 1961, 10 oktober 1967, 14 januari 1968, 25 juli 1972 en 24 december 1976 wordt opgeheven, met uitzondering van :  1° de artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 10 die op 1 januari 1988 worden opgeheven;  2° artikel 12, gewijzigd bij wet van 14 januari 1968.  De personeelsleden van de Regie van Telegrafie en telefonie aan wie bij toepassing van artikel 15 van de wet van 26 januari 1960 de hoedanigheid van agent van gerechtelijke politie werd toegekend, behouden hun hoedanigheid voor de toepassing van deze wet, totdat de Koning zal hebben voorzien in de toepassing van artikel 21.  (De beambten aan wie de Regering van de Franse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie hebben verleend, behouden die hoedanigheid.) <DWG 2003-03-27/30, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  

Art. 31.(NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van art. 31.) Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 2, 3, 4, 6, 7, 8, 11 en 15 die op 1 januari 1988 in werking treden.

  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN

Art. 31. (Waals Gewest) <DWG 2003-03-27/30, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. [4 De bepalingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de Waalse gewestelijke belastingen zijn van toepassing op het kijk- en luistergeld, onverminderd de bepalingen van deze wet.]4  § 2. De Regering bepaalt het nummer van de bank- of postrekening waarop de verschuldigde de betaling van het kijk- en luistergeld kan verrichten.  
  ----------
  (1)<DWG 2008-01-17/36, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<DWG 2009-12-10/27, art. 89, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<DWG 2012-05-10/02, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (4)<DWG 2013-09-19/23, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2013>