5 MAART 1984. - Wet betreffende de saldi en de lasten van het verleden van de gemeenschappen en de gewesten en de nationale economische sectoren.
Art. 1-8, 8bis, 9-12, 12bis, 13-14
Artikel 1. Het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest alleen zijn, ieder voor zich, gehouden tot de lasten die voortvloeien uit beslissingen of verbintenissen die, vanaf 1 januari 1975, in de aangelegenheden bedoeld in artikel 6, § 1, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 zijn genomen of aangegaan ingevolge beraadslagingen van de ministeriële comités voor Vlaamse en voor Waalse gewestelijke aangelegenheden en van de ministeriële comités voor het Vlaamse Gewest en voor het Waalse Gewest, ingesteld door de wet van 1 augustus 1974 tot oprichting van gewestelijke instellingen in voorbereiding van de toepassing van artikel 107quater van de Grondwet, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1977 en 5 juli 1979 gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1979 en gewijzigd bij de gewone wet tot hervorming der instellingen van 9 augustus 1980.
De Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap alleen zijn, ieder voor zich, gehouden tot de lasten die voortvloeien uit beslissingen of verbintenissen die, vanaf 1 januari 1972, in de aangelegenheden bedoeld in artikel 4, 1° tot 10°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 zijn genomen of aangegaan onder de verantwoordelijkheid van de Ministers van Cultuur; zij alleen ook zijn gehouden tot de lasten die, in dezelfde aangelegenheden, voortvloeien uit beslissingen of verbintenissen die, vanaf 1 januari 1980, zijn genomen of aangegaan ingevolge beraadslagingen van de ministeriële comités voor de Nederlandse Gemeenschap en voor de Franse Gemeenschap, ingesteld door de wet van 5 juli 1979, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1979 en gewijzigd bij de gewone wet tot hervorming der instellingen van 9 augustus 1980.
De Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap alleen zijn, ieder voor zich, gehouden tot de lasten die voortvloeien uit beslissingen of verbintenissen die, vanaf 1 januari 1980, in de aangelegenheden bedoeld in artikel 4, 11° tot 17°, en in artikel 5 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 zijn genomen of aangegaan ingevolge beraadslagingen van de ministeriële comités voor de Nederlandse Gemeenschap en voor de Franse Gemeenschap, ingesteld door de wet van 5 juli 1979, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1979 en gewijzigd bij de gewone wet tot hervorming der instellingen van 9 augustus 1980.
De in de vorige leden bedoelde lasten omvatten ook de verplichtingen die voortkomen uit hangende en toekomstige rechtsgedingen betreffende de daarin bedoelde beslissingen en verbintenissen.
Art.2. § 1. In afwijking van artikel 1, blijft de Staat gehouden door de waarborg die hij heeft verleend voor de uitvoering van de in artikel 1 bedoelde beslissingen en verbintenissen, met inbegrip van de door hem onderschreven bedingen van wederinkoop van titels. In geval van toepassing van deze waarborg of van deze bedingen, verhaalt de Staat de gedane uitgaven op de Gemeenschap of het Gewest, naargelang van het geval.
§ 2. In afwijking van artikel 1, zijn de volgende lasten van de door de Nationale Maatschappij voor de huisvesting en door de Nationale Landmaatschappij aangegane leningen vanaf 1 januari 1983 ten laste van de Staat :
a) de kapitaalaflossingen en -terugbetalingen van de leningen die werden aangegaan tussen 1 januari 1975 en 31 december 1979;
b) alle financiële lasten van de leningen die werden afgesloten in 1975 en 1976 om verbintenissen te honoreren die vóór 1 januari 1975 werden aangegaan. Voor de voor de jaren 1981 en 1982 uit deze leningen voortgekomen financiële lasten wordt aan het Vlaamse Gewest en aan het Waalse Gewest een bijkomend krediet toegekend, waarvan de betaling over 7 jaar, met ingang van 1983, in gelijke delen geschiedt.
§ 3. De bedragen van de in § 2 bedoelde financiële lasten en van het in § 2 bedoelde krediet worden vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na advies van de Vlaamse Executieve en van de Waalse Gewestexecutieve.
Art.3. § 1. De bestaande saldi op 31 december 1979 op de artikelen van de afzonderlijke sectie van de culturele begrotingen en de gewestbegrotingen die overgedragen zijn op 1 januari 1980 op de overeenstemmende artikelen van de begrotingen van de Gemeenschappen en de Gewesten, worden als definitieve ontvangst geboekt ten bate van de Schatkist in de rekening van de begroting 1980, met uitzondering van de saldi van de artikelen met kenletter C die samengesteld zijn door fondsen die beheerd en gebruikt worden door de openbare rekenplichtigen.
§ 2. De bestaande saldi op 31 december 1979 op de begroting van de culturele dotaties worden overgedragen op de begroting van de dotaties aan de Gemeenschappen en de Gewesten. De saldi van de door de Franse en de Vlaamse Gemeenschap geopende kredieten worden geannuleerd.
De saldi van de kredieten van de regionale begrotingen, overgedragen op 1 januari 1980, worden geannuleerd in de rekening van de Rijksbegroting.
§ 3. De Gemeenschappen en de Gewesten genieten vanaf het begrotingsjaar 1983 en tot in 1989 van een bijkomend krediet, dat overeenstemt met 1/7e van de saldi van de kredieten die werden geannuleerd, de saldi met betrekking tot begrotingsartikelen die betalingen aan de Nationale Maatschappij voor de huisvesting, de Nationale Landmaatschappij en het Woningfonds betreffen, uitgezonderd. Evenwel worden aan het Vlaamse Gewest en aan het Waalse Gewest vanaf 1983 bijkomende ristorno's op belastingen en heffingen toegekend ten belope van 1/7e van de saldi met betrekking tot begrotingsartikelen die intrestbetalingen aan de hierboven vermelde instellingen betreffen.
Het Waalse Gewest geniet vanaf het begrotingsjaar 1982 van een bijkomend krediet, dat overeenstemt met het bedrag van de saldi van de parallelle kredieten, overgedragen op 1 januari 1980.
§ 4. De bedragen van de in de §§ 1, 2 en 3 bedoelde saldi en van de in § 3 bedoelde kredieten worden vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na advies van de Vlaamse Executieve, van de Franse Gemeenschapsexecutieve en van de Waalse Gewestexecutieve.
Art.4. § 1. (...) <opgeheven bij W 1989-01-16/30, art. 69, § 4, Inwerkingtreding : 01-01-1991>
§ 2. De overschrijdingen van de door § 1, eerste lid, toegelaten debetpositie van de rekening-courant van de Gemeenschappen en de Gewesten bij de thesaurie van de Staat, vastgesteld op 31 december 1982, worden beschouwd als lasten van het verleden. Zij kunnen door de Staat verhaald worden op alle aan de Gemeenschappen en de Gewesten toekomende financiële middelen eventueel gespreid over meerdere jaren.
De bedragen van de in het eerste lid bedoelde overschrijdingen worden vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na advies van de Vlaamse Executieve, van de Franse Gemeenschapsexecutieve en van de Waalse Gewestexecutieve.
Art.5. (...) <Opgeheven bij W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 4°, Inwerkingtreding : 01-01-1989>.
Art.6. (...) <Opgeheven bij W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 4°, Inwerkingtreding : 01-01-1989>.
Art.7. (...) <Opgeheven bij W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 4°, Inwerkingtreding : 01-01-1989>.
Art.8. § 1. De lasten die voortvloeien uit beslissingen of verbintenissen die, vanaf 1 januari 1975 tot 31 december 1979, in de aangelegenheden bedoeld in artikel 2 van de wet tot oprichting van voorlopige gemeenschaps- en gewestinstellingen, gecoördineerd op 20 juli 1979, zijn genomen of aangegaan ingevolge beraadslagingen van het Ministerieel Comité voor het Brusselse Gewest, vallen ten laste van de begroting van het Ministerie van het Brusselse Gewest.
§ 2. In afwijking van § 1 zijn de in artikel 2, § 2, bedoelde lasten ten laste van de begroting van het Ministerie van Openbare Werken.
§ 3. Het krediet voor het Ministerie van het Brusselse Gewest, vastgesteld in toepassing van artikel 7 van de in § 1 bedoelde wet, wordt vanaf het begrotingsjaar 1983 tot in 1990 verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat nodig is voor de dekking van de in § 1 bedoelde lasten, na aftrek van de in § 2 bedoelde lasten. Dit bedrag wordt vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Art. 8bis. (...) <Opgeheven bij W 1989-01-16/30, art. 69, § 1, 4°, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art.9. Bij in Ministerraad overlegde koninklijke besluiten kunnen aan de Gemeenschappen en de Gewesten voorschotten verleend worden op de middelen die hen door deze wet worden toegekend.
Art.10. § 1. De Nationale Maatschappij voor de herstructurering van de nationale sectoren wordt ermede gelast alleen twee naamloze vennootschappen op te richten. Deze vennootschappen hebben tot doel leningen aan te gaan bij financiçele instellingen en op de kapitaalmarkten en de opbrengst van deze leningen aan te wenden ter financiering van investerings- of herstructureringsprojecten van ondernemingen in de sectoren die behoren tot het nationaal beleid bedoeld in artikel 6, § 1, VI, 4°, tweede deel, 1°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, de ene voor de ondernemingen gevestigd in het Vlaamse Gewest, en de andere voor de ondernemingen gevestigd in het Waalse Gewest, en dit in de mate dat de betrokken financiçele behoeften de enveloppes overschrijden, die bij beslissing van de Ministerraad of van het Ministerieel Comité voor economische en sociale coördinatie v'o'or 1 augustus 1983 werden vastgesteld voor de financiering van deze ondernemingen. Zij moeten alle opdrachten vervullen die hen worden toevertrouwd bij wetten of bij in Ministerraad overlegde koninklijke besluiten.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het statuut, de werking en de modaliteiten van oprichting van de in het eerste lid bedoelde vennootschappen, desgevallend in afwijking van de bestaande wetten en besluiten, voor zover deze afwijkingen reeds voorkomen in de bepalingen, die de werking en het statuut van de Nationale Maatschappij voor de herstructurering van de nationale sectoren regelen met uitsluiting nochtans van de toekenning van de Staatswaarborg, of voor zover deze afwijkingen noodzakekijk zijn voor de uitwerking van aangepaste regelen met betrekking tot de kontrole en het toezicht op deze vennootschappen.
In afwijking van de datum bepaald in het eerste lid van dit artikel, zijn de bepalingen van het eerste en het tweede lid van dit artikel van toepassing op de enveloppe van 27 miljard, vastgesteld bij beslissing van de Ministerraad van 26 juli 1983.
§ 2. De koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op het geheel van de financiële middelen van de in § 1 bedoelde vennootschappen een bijzonder voorrecht creëren ten gunste van de kredietverschaffers van deze vennootchappen. Hij bepaalt de rangorde, het voorwerp en de modaliteit van uitoefening van dit voorrecht.
§ 3. De in § 1, tweede lid, en § 2 bedoelde koninklijke besluiten moeten genomen worden v'o'or 1 juli 1984.
Onverminderd § 1, tweede lid, kunnen deze koninklijke besluiten de wettelijke bepalingen betreffende de voorrechten opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen. Na 1 juli 1984 kunnen die besluiten niet worden opgeheven, aangevuld, gewijzigd of vervangen dan door krachtens een wet.
Art.11. Om de herstructurering en de leefbaarheid te verzekeren van de ondernemingen in de sectoren die door artikel 6, § 1, VI, 4°, 2° deel, 1°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, erkend worden als sectoren die behoren tot het nationaal beleid, kan de Koning, bij in Ministerraad overlegde besluiten en tot 1 juli 1984, alle nuttige maatregelen nemen inzake bezoldigingen, vergoedingen en voordelen, met inbegrip van elk vorm van vergoeding van de beheerders en commissarissen en inzake arbeidsduur, in voorkomend geval in afwijking van de wetten, collectieve en individuele overeenkomsten, en unilaterale beslissingen van de werkgever, doch met inachtneming van de bepalingen betreffende de waarborg van het gemiddeld minimum maandinkomen opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 21 van 15 mei 1975 en nr. 23 van 25 juli 1975.
Art.12. In afwijking van de bepalingen van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen i.v.m. het voorkeurrecht van de aandeelhouders, is de Staat ertoe gemachtigd in de Belgische staalmaatschappijen en in de ermee verwante vennootschappen op aandelen of titels, al dan niet het kapitaal vertegenwoordigend, hetzij op al dan niet converteerbare obligaties in te schrijven, of voornoemde aandelen, titels of obligaties op een andere manier te verwerven.
De Staat is eveneens ertoe gemachtigd om schuldvorderingen van elke aard op staalmaatschappijen en daarmee verwante vennootschappen te verwerven, doch enkel met het oog op de inschriving op of verwerving van titels, uitgegeven of uit te geven door deze vennootschappen, alsmede om financieringsakkoorden te sluiten voor de betaling van de aanschaffingsprijs van die schuldvordering.
In geval van inschrijving op converteerbare obligaties kan aan bedoelde converteerbare obligaties een deelneming in de winst worden verbonden. De staat kan de terugbetaling of de conversie van genoemde in aandelen converteerbare obligaties uiststellen totdat de voorwaarden zijn vervuld die worden vastgelegd op het ogenblik van de uitgifte der lening. Tot de obligaties worden, in de zin van dit artikel, onder meer gerekend de obligaties waarvan de terugbetaling wordt uitgesteld tot een termijn of tot de vervulling van een opschortende voorwaarde die beantwoorden aan objectieve criteria betreffende de evolutie van de finaciële toestand van de emitterende vennootschap, of waarvan de uitgifte slechts effect sorteert op het tijdstip van de vervulling van dergelijke voorwaarden.
Art. 12bis. <ingevoeg bij W 1992-07-28/30, art. 66, Inwerkingtreding : 10-08-1992> De bepalingen van het artikel 12 zijn van toepassing op elke onderneming die behoort tot een nationale sector.
Art.13. De Koning kan, bij een Ministerraad overlegd besluit, het koninklijk besluit nr. 30 van 15 december 1978 tot instelling van een National Comite voor planning en controle van de staalnijverheid en van de staalbekkencomités wijzigen of aanvullen, voor wat de opdracht, de samenstelling, het secretariaat en de werking van de Comité betreft.
De in het eerste lid bedoelde koninklijke besluiten moeten genomen worden vóór 1 juli 1984.
De krachtens deze bepaling genomen koninklijke besluiten kunnen de wettelijke bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen. Na 1 juli 1984 kunnen die besluiten niet worden opgeheven, aangevuld, gewijzigd of vervangen dan door of krachtens een wet.
Art. 14. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de datum van inwerkintreding van deze wet.
(Nota : Artikel 1 van KB 30-03-1984, gepubliceerd op 07-04-1984 bepaalt dat deze wet op 31-03-1984 in werking treedt.)