23 OKTOBER 1979. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt. (NOTA 1 : Opgeheven, wat het personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen betreft, bij art. 15.1., 13° B. van BVR1997-01-28/36, Inwerkingtreding : 01-01-1996) (NOTA 2 : opgeheven voor de Vlaamse gemeenschap, wat betreft het personeel van de instelling dat onder de toepassing valt van BVR 2000-09-22/35, art. 1D15, 11°) (NOTA 3 : opgeheven wat betreft de rechtspositie van het personeel van de maatschappij door BVR2000-12-01/46, art. 13.139, g) ; Inwerkingtreding : 01-01-1995) (NOTA 4 : Opgeheven, voor de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bij art. 416, 41° van BESL2002-09-26/48, Inwerkingtreding : 01-03-2001) (NOTA 5 : Opgeheven, wat betreft het personeel van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bij art. 3 van BESL2006-12-14/60, Inwerkingtreding : 01-01-2006) (NOTA 6 : opgeheven Wat betreft de personeelsleden van de psychiatrische ziekenhuizen van het Waalse Gewest door <BWG2008-04-30/30, art. 3, Inwerkingtreding : 18-05-2008>) (NOTA 7 : opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk gewest door <BESL2008-05-22/42, art. 4, Inwerkingtreding : 01-01-2007>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-11-2008 en tekstbijwerking tot 06-08-2024)
Art. 1
Art. 1 Vlaams Gewest
Art. 2
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 2 Franse gemeenschap
Art. 3-4
Art. 4 Duitstalige gemeenschap
Art. 4bis
Art. 4bis Vlaams Gewest
Art. 5
Art. 5 Vlaams Gewest
Art. 5 Franse gemeenschap
Art. 5bis Vlaams Gewest
Art. 5bis Vlaams Gewest TOEKOMSTIG RECHT
Art. 6-8
Art. 8 Franse gemeenschap
Art. 8 WAALS GEWEST
Art. 8bis Vlaams Gewest
Art. 9
Art. 9bis Vlaams Gewest
Art. 10-12
1994011850 1995801717 1996027724 1997000913 1997029039 1998000793 1998002121 1999002168 2000003472 2000027528 2000029077 2001029034 2001029542 2002031261 2002031262 2002031559 2007031047 2008002136 2008031338 2009029895 2010002060 2011002055 2012029271 2014202659 2015002033 2019014189 2022040506
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " beloning ", iedere wedde, loon of in de plaats daarvan gestelde vergoeding, zonder rekening te houden met de vermeerderingen of verminderingen ten gevolge van de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen;
2° " bezoldiging ", de beloning zoals deze bedoeld is in 1°, eventueel vermeerderd met de haardtoelage of met de standplaatstoelage;
3° " brutobezoldiging ", de bezoldiging zoals deze bedoeld is in 2°, rekening gehouden met de vermeerderingen of de verminderingen ten gevolge van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen;
4° " volledige prestaties ", de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volkomen in beslag neemt;
5° " verwijzingsperiode ", de periode die zich uitstrekt van 1 januari tot 30 september van het in aanmerking genomen jaar;
(...) <KB 04-03-1993, art. 30, 1°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993>
(...) <KB 04-03-1993, art. 30, 1°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993>
Art. 1_VLAAMS_GEWEST. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° " beloning ", [1 ieder salaris]1, loon of in de plaats daarvan gestelde vergoeding, zonder rekening te houden met de vermeerderingen of verminderingen ten gevolge van de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen; [2 1° bis bestuur: het bestuur van een instelling;]2 2° " bezoldiging ", de beloning zoals deze bedoeld is in 1°, eventueel vermeerderd met de haardtoelage of met de standplaatstoelage; 3° " brutobezoldiging ", de bezoldiging zoals deze bedoeld is in 2°, rekening gehouden met de vermeerderingen of de verminderingen ten gevolge van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen; [2 3° bis instelling: een instelling als vermeld in: a) artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991; b) artikel 4, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991; c) artikel II.2 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 voor wat betreft de personeelsleden in het integratiekader als vermeld in artikel I.3, 35° van de Codex Hoger Onderwijs; d) artikel II.3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013; e) artikel 3 van het decreet Rechtspositie Basiseducatie van 7 juli 2017;]2 4° " volledige prestaties ", de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volkomen in beslag neemt; 5° " verwijzingsperiode ", de periode die zich uitstrekt van 1 januari tot 30 september van het in aanmerking genomen jaar; (...) <KB 04-03-1993, art. 30, 1°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993> (...) <KB 04-03-1993, art. 30, 1°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993>
----------
(1)<BVR 2014-03-28/44, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2024-07-19/05, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 15-08-2024>
Art.2.In de mate vastgesteld door de bepalingen van dit besluit zijn aan die bepalingen onderworpen de personeelsleden die, (ongeacht hun activiteit, hun (klasse) of hun graad), behoren of tijdens de gehele verwijzingsperiode of een gedeelte ervan behoord hebben tot : <KB 2004-08-04/30, art. 197, Inwerkingtreding : 01-12-2004> <KB 2008-11-19/30, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
1° de rijksbesturen en andere rijksdiensten met inbegrip van de onderwijsinrichtingen van de Staat;
2° de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen, voor zover de personeelsleden van die inrichtingen rechtstreeks met een weddetoelage worden bezoldigd.
Art. 2_VLAAMS_GEWEST. In de mate vastgesteld door de bepalingen van dit besluit zijn aan die bepalingen onderworpen de personeelsleden die, (ongeacht hun activiteit, hun (klasse) of hun graad), behoren of tijdens de gehele verwijzingsperiode of een gedeelte ervan behoord hebben tot : <KB 2004-08-04/30, art. 197, Inwerkingtreding : 01-12-2004> <KB 2008-11-19/30, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2008> 1° de rijksbesturen en andere rijksdiensten met inbegrip van de onderwijsinrichtingen van de Staat; 2° de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen, voor zover de personeelsleden van die inrichtingen rechtstreeks met een [2 salaris]2 worden bezoldigd.
----------
(1)<BVR 2014-03-28/44, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 2_FRANSE_GEMEENSCHAP. In de mate vastgesteld door de bepalingen van dit besluit zijn aan die bepalingen onderworpen de personeelsleden die, (ongeacht hun activiteit, hun (klasse) of hun graad), behoren of tijdens de gehele verwijzingsperiode of een gedeelte ervan behoord hebben tot : <KB 2004-08-04/30, art. 197, Inwerkingtreding : 01-12-2004> <KB 2008-11-19/30, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2008> 1° de rijksbesturen en andere rijksdiensten [1 ...]1. 2° [1 ...]1.
----------
(1)<DFG 2014-04-11/25, art. 139, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2009>
Art.3. De in artikel 2 bedoelde personen genieten, voor de jaren 1978, (1979, (1980, 1981, 1982, 1983, (1984, (1985, (1986, (1987 en volgende jaren) ) ) ) ) ), een eindejaarstoelage onder de voorwaarden en volgens de regelen die in dit besluit worden bepaald. <KB 11-03-1981, art. 1, BS 27-03-1981, Inwerkingtreding : 01-12-1980> <KB 09-05-1984, art. 2, BS 15-05-1984> <KB 19-09-1985, art. 1, BS 08-04-1985, Inwerkingtreding : 01-12-1985> <KB 13-10-1986, art. 1, BS 17-10-1986, Inwerkingtreding : 01-12-1986> <KB 07-11-1987, art. 1, BS 18-11-1987, Inwerkingtreding : 01-12-1987> <KB 03-12-1987, art. 1, BS 05-12-1987, Inwerkingtreding : 01-01-1988>
Art.4. § 1. De belanghebbende bekomt het volledig genot van het bedrag der in artikel 5 bepaalde toelage, indien hij als titularis van een ambt met volledige prestaties het volledig voordeel van zijn beloning heeft genoten tijdens de hele duur van de verwijzingsperiode.
§ 2. Wanneer de betrokkene niet het volledig voordeel der in § 1 bedoelde beloning heeft genoten, als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties, wordt het bedrag van de toelage verminderd naar rata van de beloning die hij werkelijk heeft ontvangen.
(§ 3. Wanneer de belanghebbende, als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties, tijdens de verwijzingsperiode :
1° met ouderschapsverlof was;
2° niet in dienst is kunnen treden of zijn ambtsverrichtingen heeft geschorst wegens de verplichtingen hem opgelegd door de militiewetten, gecoördineerd op 30 april 1962, of de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, met uitsluiting in beide gevallen van de wederoproeping om tuchtredenen, worden deze periodes gelijkgesteld met periodes tijdens welke hij het volledig voordeel van zijn beloning heeft genoten.) <KB 03-12-1987, art. 2, BS 05-12-1987, Inwerkingtreding : 01-01-1988>
Art. 4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. De belanghebbende bekomt het volledig genot van het bedrag der in artikel 5 bepaalde toelage, indien hij als titularis van een ambt met volledige prestaties het volledig voordeel van zijn beloning heeft genoten tijdens de hele duur van de verwijzingsperiode. § 2. Wanneer de betrokkene niet het volledig voordeel der in § 1 bedoelde beloning heeft genoten, als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties, wordt het bedrag van de toelage verminderd naar rata van de beloning die hij werkelijk heeft ontvangen. (§ 3. Wanneer de belanghebbende, als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties, tijdens de verwijzingsperiode : 1° met ouderschapsverlof was; [1 1.1. afwezig was in het kader van een geboorteregeling als bepaald in artikel 39 en de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971; ]1 2° niet in dienst is kunnen treden of zijn ambtsverrichtingen heeft geschorst wegens de verplichtingen hem opgelegd door de militiewetten, gecoördineerd op 30 april 1962, of de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, met uitsluiting in beide gevallen van de wederoproeping om tuchtredenen, worden deze periodes gelijkgesteld met periodes tijdens welke hij het volledig voordeel van zijn beloning heeft genoten.) <KB 03-12-1987, art. 2, BS 05-12-1987, Inwerkingtreding : 01-01-1988>
----------
(1)<DDG 2020-06-22/15, art. 40, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 4bis.<Ingevoegd bij KB 09-05-1984, art. 3, BS 15-05-1984> § 1. Wanneer de personeelsleden twee of meer ambten in de openbare sector cumuleren die volledige of onvolledige prestaties behelzen, mag het bedrag van de eindejaarstoelagen dat hun in hoofde daarvan wordt toegekend niet hoger liggen dan het bedrag dat overeenstemt met de hoogste toelage die verkregen wordt wanneer de toelagen van alle ambten berekend worden op basis van volledige prestaties.
§ 2. Wanneer het in § 1 bedoelde bedrag wordt overschreden, wordt het gedeelte dat een teveel aanwijst afgetrokken van de eindejaarstoelage(n) die, berekend op basis van volledige prestaties, de minst hoge is (zijn), te beginnen met de laagste.
§ 3. Het personeelslid dat eindejaarstoelagen cumuleert is gehouden, aan de personeelsdiensten waarvan het afhangt een verklaring op erewoord over te leggen met de vermelding van de ambten die het cumuleert.
Iedere inbreuk op het voorgaande lid kan aanleiding geven tot tuchtstraffen.
Art.4bis_VLAAMS_GEWEST. [1 Als de personeelsleden twee of meer ambten met volledige of onvolledige prestaties in het onderwijs cumuleren, mag de eindejaarstoelage die op basis daarvan wordt toegekend, niet meer bedragen dan de hoogste toelage die ze krijgen als de toelagen van alle ambten berekend worden op basis van volledige prestaties.]1
----------
(1)<BVR 2019-07-19/24, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.5.(§ 1. (Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een forfaitair gedeelte en een veranderlijk gedeelte.)
(§ 2. Het bedrag van de eindejaarstoelage wordt als volgt berekend :
1° (voor het forfaitair gedeelte :
- Voor het jaar 1999 : (272,44 EUR); <KB 2000-07-20/72, 14, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
- Voor het jaar 2000 en volgende jaren, wordt het forfaitair gedeelte toegekend tijdens het vorige jaar telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het bedoelde jaar; het bekomen resultaat wordt berekend tot op vier decimalen.) <KB 1999-12-15/32, art. 1, Inwerkingtreding : 01-12-1999>
2° voor het veranderlijk gedeelte:
het veranderlijk gedeelte bedraagt 2,5 pct van de jaarlijkse brutobezoldiging die tot grondslag diende voor de berekening van de bezoldiging aan de gerechtigde verschuldigd voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar.) <KB 03-12-1987, art. 3, BS 05-12-1987, Inwerkingtreding : 01-01-1988>
(...) <Opgeheven KB 04-03-1993, art. 30, 2°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993>
§ 3. (Wanneer de betrokkene het voordeel van zijn bezoldiging niet heeft genoten voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, komt voor de berekening van het veranderlijk deel van de toelage die jaarlijkse brutobezoldiging in aanmerking welke voor de berekening van zijn bezoldiging voor deze maand tot grondslag zou hebben gediend, indien deze laatste bezoldiging verschuldigd was geweest.) <KB 09-05-1984, art. 4, BS 15-05-1984>
(...) <KB 04-03-1993, art. 30, 2°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993>
Art. 5_VLAAMS_GEWEST. (§ 1. (Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een forfaitair gedeelte en een veranderlijk gedeelte.) (§ 2. Het bedrag van de eindejaarstoelage wordt als volgt berekend : 1° (voor het forfaitair gedeelte : - Voor het jaar 1999 : (272,44 EUR); <KB 2000-07-20/72, 14, Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Voor het jaar 2000 en volgende jaren, wordt het forfaitair gedeelte toegekend tijdens het vorige jaar telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het bedoelde jaar; het bekomen resultaat wordt berekend tot op vier decimalen.) <KB 1999-12-15/32, art. 1, Inwerkingtreding : 01-12-1999> 2° voor het veranderlijk gedeelte: het veranderlijk gedeelte bedraagt 2,5 pct van de jaarlijkse brutobezoldiging die tot grondslag diende voor de berekening van de bezoldiging aan de gerechtigde verschuldigd voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar;) <KB 03-12-1987, art. 3, BS 05-12-1987, Inwerkingtreding : 01-01-1988> (...) <Opgeheven KB 04-03-1993, art. 30, 2°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993> [3 § 2/bis. In afwijking van paragraaf 2, 1°, wordt het forfaitaire bedrag vanaf 1 januari 2014 als volgt vastgelegd: 1° voor het jaar 2014 wordt het forfaitaire bedrag van de eindejaarstoelage van 2013, na toepassing van het indexmechanisme, vermeld in paragraaf 2, 1°, verhoogd met 232,86 euro; 2° vanaf het jaar 2015 wordt het forfaitaire bedrag dat toegekend is tijdens het vorige jaar, vermeerderd na toepassing van het indexmechanisme, vermeld in paragraaf 2, 1°.]3 [4 3° voor het jaar 2019 wordt het forfaitaire bedrag verhoogd met een niet-geïndexeerd bedrag van 6,58 euro; 4° vanaf 2020 wordt het forfaitair bedrag verhoogd met een niet-geïndexeerd bedrag van 8,55 euro.]4 § 3. (Wanneer de betrokkene het voordeel van zijn bezoldiging niet heeft genoten voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, komt voor de berekening van het veranderlijk deel van de toelage die jaarlijkse brutobezoldiging in aanmerking welke voor de berekening van zijn bezoldiging voor deze maand tot grondslag zou hebben gediend, indien deze laatste bezoldiging verschuldigd was geweest.) <KB 09-05-1984, art. 4, BS 15-05-1984> (...) <KB 04-03-1993, art. 30, 2°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993>
----------
(3)<BVR 2014-03-28/44, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(4)<BVR 2019-07-19/24, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 5_FRANSE_GEMEENSCHAP. (§ 1. (Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een forfaitair gedeelte en een veranderlijk gedeelte.) (§ 2. Het bedrag van de eindejaarstoelage wordt als volgt berekend : 1° [1 voor het forfaitair gedeelte : het bedrag dat voor de maand oktober van het betrokken jaar overeenstemt met [6 701,89 EUR]6 gebonden aan de spilindex 138,01 van 1 januari 1990 en gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de nadere regels bepaald in artikel 21, § 1, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt.]1 2° voor het veranderlijk gedeelte: het veranderlijk gedeelte bedraagt 2,5 pct van de jaarlijkse brutobezoldiging die tot grondslag diende voor de berekening van de bezoldiging aan de gerechtigde verschuldigd voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar.) <KB 03-12-1987, art. 3, BS 05-12-1987, Inwerkingtreding : 01-01-1988> (...) <Opgeheven KB 04-03-1993, art. 30, 2°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993> § 3. (Wanneer de betrokkene het voordeel van zijn bezoldiging niet heeft genoten voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, komt voor de berekening van het veranderlijk deel van de toelage die jaarlijkse brutobezoldiging in aanmerking welke voor de berekening van zijn bezoldiging voor deze maand tot grondslag zou hebben gediend, indien deze laatste bezoldiging verschuldigd was geweest.) <KB 09-05-1984, art. 4, BS 15-05-1984> (...) <KB 04-03-1993, art. 30, 2°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993> (NOTA : wijziging niet toepasbaar, zie BFG 2000-02-08/35, art; 1 en 2 Inwerkingtreding : 24-02-2000) ----------
(1)<BFG 2009-10-29/19, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BFG 2012-05-10/10, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
(4)<BFG 2018-10-17/07, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(5)<BFG 2019-03-27/12, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2019>
(6)<BFG 2022-02-24/21, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 5bis_VLAAMS_GEWEST. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 5, paragraaf 2/bis, wordt voor de personeelsleden die vallen onder de toepassing van artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur, de eindejaarstoelage vermeerderd met het bedrag dat gelijk is aan het verschil ingevolge de berekening van het vakantiegeld volgens artikel 3 en artikel 4 van hetzelfde besluit. Dat bedrag wordt bijkomend verhoogd met de werknemersbijdrage die erop verschuldigd is. Het bedrag dat verkregen wordt na toepassing van het eerste lid, wordt eveneens toegekend als eindejaarstoelage aan de personeelsleden die op basis van de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, geen aanspraak kunnen maken op een eindejaarstoelage.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-03-28/44, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 5bis_VLAAMS_GEWEST TOEKOMSTIG RECHT.
<Opgeheven bij BVR 2019-07-19/24, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.6.Voor het personeelslid dat geniet van een gewaarborgde bezoldiging overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 juli 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de ministeries, zal het bedrag van de gewaarborgde bezoldiging in aanmerking moeten genomen worden voor de berekening van het veranderlijk deel van de eindejaarstoelage.
Art.7.
<Opgeheven bij KB 2010-09-10/10, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 24-09-2010>
Art.8.De eindejaarstoelage wordt in eenmaal uitbetaald tijdens de maand december van het in aanmerking genomen jaar.
(...) <KB 04-03-1993, art. 30, 3°, BS 23-03-1993, Inwerkingtreding : 23-03-1993>
Art. 8_FRANSE_GEMEENSCHAP. <BFG 2000-12-18/48, art. 1, Inwerkingtreding : 01-12-2000> De eindejaarstoelage wordt in eenmaal uitbetaald tijdens de maand december van het in aanmerking genomen jaar.
Art. 8_WAALS_GEWEST. <BWG 2000-11-16/30, art. 2, Inwerkingtreding : 01-12-2000> De eindejaarstoelage wordt in één maal vereffend en betaald tussen 1 en 15 december van het betrokken jaar.
Art.8bis_VLAAMS_GEWEST. [1 In afwijking van artikel 8 kan het personeelslid van een instelling, vermeld in artikel 1, 3° bis er voor de aanvang van de verwijzingsperiode uitdrukkelijk voor kiezen om de eindejaarstoelage die het voor de tewerkstelling aan die instelling krijgt volledig of gedeeltelijk om te zetten in een theoretisch budget waarmee het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing.
Een personeelslid kan alleen maar kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing als vermeld in het eerste lid, als al de hierna volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° het bestuur beschikt over een regeling voor de leasing van bedrijfsfietsen, die is vastgelegd na onderhandelingen in het bevoegde lokaal comité;
2° het personeelslid valt onder het toepassingsgebied van de regeling voor de leasing van bedrijfsfietsen, vermeld in punt 1° ;
3° het personeelslid ressorteert onder het wettelijke stelsel van de Belgische sociale zekerheid.
Het personeelslid dat conform het eerste en het tweede lid ervoor kiest om de eindejaarstoelage volledig of gedeeltelijk om te zetten in een theoretisch budget waarmee het personeelslid vervolgens kan kiezen voor voordelen in het kader van fietsleasing, doet voor de periode waarop de fietsleasing betrekking heeft definitief afstand van het recht op de volledige of gedeeltelijke eindejaarstoelage.
In geval van een gedeeltelijke omzetting van de eindejaarstoelage met toepassing van het eerste lid of als de leaseprijs lager is dan de eindejaarstoelage die met toepassing van het eerste lid wordt omgezet, wordt het saldo jaarlijks uitbetaald als toelage.
Als de leaseprijs hoger is dan de eindejaarstoelage die met toepassing van het eerste lid wordt omgezet, factureert het bestuur jaarlijks het nog benodigde budget door aan het personeelslid. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/05, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 15-08-2024>
Art.9. Voor de vereffening en de betaling van de eindejaarstoelage moet het ministerie of de dienst instaan, die belast was of belast geweest zou zijn met het vereffenen en het betalen van de beloning aan de gerechtigde, hetzij voor de laatste maand van de verwijzingsperiode, hetzij voor het eerste deel van die maand indien deze twee of meer voor de begrotingsaanrekening van die beloning onderscheiden periodes omvat.
Art.9bis_VLAAMS_GEWEST. [1 Als een personeelslid kiest voor de voordelen in het kader van fietsleasing, vermeld in artikel 8bis, eerste lid, betaalt het bestuur de facturen voor het leasecontract. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-07-19/05, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 15-08-2024>
Art.10. (De Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort), regelt op voorstel van de bevoegde Minister de gevallen, waarbij de interpretatie van (de artikelen 4, § 2, 4bis en 5) moeilijkheden oplevert. <KB 09-05-1984, art. 6, BS 15-05-1984> <W 22-07-1993, Inwerkingtreding : 14-08-1993>
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 1978.
Art. 12. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.