Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

14 APRIL 1975. - Koninklijk besluit getroffen ter uitvoering van de arbeidswet van 16 maart 1971 betreffende de arbeidsduur, de zondagsrust en de jeugdarbeid voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk ressorteren. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1984 en tekstbijwerking tot 24-03-2006).



Inhoudstafel:

Eerste afdeling. Toepassingsgebied.
Art. 1
Afdeling 2. Voorbereidend werk en nawerk.
Art. 2-3
Afdeling 3. Veredelingswerk.
Art. 4
Afdeling 4. Werken van vervoer.
Art. 5-6
Afdeling 5. Zondagsarbeid.
Art. 7-9
Afdeling 6. Tewerkstelling van de jeugdige werknemers.
Art. 10-11
Afdeling 7. Slotbepalingen.
Art. 12-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2005012200  2006200195 



Artikels:

Eerste afdeling. _ Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing :
  1° op de werklieden en werksters, tewerkgesteld in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk ressorteren;
  2° op de werkgevers die de in 1° bedoelde werknemers tewerkstellen.

Afdeling 2. _ Voorbereidend werk en nawerk.
Art.2. Als voorbereidend werk of nawerk worden beschouwd het onderhoud van de machines, alsmede het stoken met stoom of water die noodzakelijk buiten de voor de bedrijfsarbeid vastgestelde tijd moeten geschieden.

Art.3. De grenzen bepaald bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 mogen, wat de in artikel 2 bedoelde arbeid betreft, in de volgende mate worden overschreden :
  1° onderhoud van de machines : tot maximaal 5 uren per week;
  2° stoken met stoom of water :
  a) vanaf 1 november tot 31 maart :
  voor het stoken met stoom : tot maximaal 10 uren per week;
  voor het stoken met water : tot maximaal 5 of 2 uren per week, naargelang het stoken met kolen of stookolie geschiedt;
  b) vanaf 1 april tot 31 oktober :
  voor het stoken met stoom : tot maximaal 5 uren per week;
  voor het stoken met water : tot maximaal 5 of 2 uren per week, naargelang het stoken met kolen of stookolie geschiedt.

Afdeling 3. _ Veredelingswerk.
Art.4. In de ondernemingen of afdelingen met ondernemingen waar veredelingswerk wordt uitgevoerd, mag de arbeidsduur de bij artikel 19 van voornoemde wet vastgestelde grenzen overschrijden, op voorwaarde dat de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur berekend over twee weken, niet meer dan veertig uren per week beloopt.
  De bij voornoemde wet vastgestelde dagelijkse grens mag evenwel met niet meer dan één uur worden overschreden.

Afdeling 4. _ Werken van vervoer.
Art.5. <Hersteld bij KB 2006-03-05/41, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 24-03-2006> Voor de bepaling van de arbeidstijd, wordt de tijd gedurende de welke de mobiele werknemer of de werknemer tewerkgesteld aan werken van vervoer, ter beschikking blijft van de werkgever, niettegenstaande hij geen enkele prestatie verricht omwille van gebeurtenissen zoals in het bijzonder het wachten bij het laden en lossen van het voertuig, bij het vervullen van douaneformaliteiten, bij politie- en douanecontroles, bij oponthoud ingevolge verkeersongevallen, wegwerkzaamheden of wegomleidingen, ten belope van maximum één uur per dag en vijf uren per week niet als arbeidstijd beschouwd.
  Deze tijd, beperkt tot één uur per dag en vijf uur per week, wordt als beschikbaarheidstijd in de zin van de Europese Richtlijn 2002/15 van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen beschouwd.

Art.6. Voor de (tewerkgesteld aan vervoerwerken) werklieden mogen de bij artikel 19 van dezelfde wet vastgestelde grenzen overschreden worden, op voorwaarde dat de gemiddelde wekelijkse duur van hun arbeid, berekend over een periode van maximaal vier weken, niet meer dan veertig uren beloopt. <KB 2005-08-10/69, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2005>

Afdeling 5. _ Zondagsarbeid.
Art.7. Wanneer onvoorziene omstandigheden beletten dat de normale werktijdregeling wordt nageleefd, mag de inhaalrust voor zondagsarbeid welke, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 12 en 13 van voornoemde wet verleend worden binnen de vier weken die op de bewuste zondag volgen.

Art.8. De duur van de inhaalrust is gelijk aan die van de verrichte zondagsarbeid.

Art.9. <impliciet opgeheven door artikel 19 van de wet van 17 maart 1987> In de ondernemingen waar de arbeid in opeenvolgende ploegen is georganiseerd, mag de arbeid van de nachtploeg tot zondagmorgen 6 uur verlengd worden.

Afdeling 6. _ Tewerkstelling van de jeugdige werknemers.
Art.10. De jeugdige werknemers boven de zestien jaar mogen, binnen de grenzen bepaald in voornoemde wet _ hoofdstuk III, afdeling I _ en de wetgeving betreffende de betaalde feestdagen of krachtens deze, op zon- en feestdagen worden tewerkgesteld in de ondernemingen of afdelingen van ondernemingen waar arbeid wordt verricht die uiteraard niet mag worden onderbroken of uitgesteld.

Art.11. De rusttijd van één uur, vastgesteld bij artikel 34, tweede lid, van dezelfde wet, mag tot een half uur worden teruggebracht voor de jeugdige werknemers die in opeenvolgende ploegen werken.

Afdeling 7. _ Slotbepalingen.
Art.12. Hoofdstuk I _ Reglementaire bepalingen _ van het koninklijk besluit van 30 mei 1973 :
  a) getroffen ter uitvoering van de arbeidswet van 16 maart 1971;
  b) tot algemeen verbindend verklaring van de beslissing en van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 1972 van het Nationaal Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk betreffende de arbeidsduur en de arbeid op zon- en feestdagen;
  wordt opgeheven.

Art.13. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 14. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.