1 JUNI 1964. - Koninklijk besluit houdende bijzondere bepalingen betreffende de stand disponibiliteit van het rijkspersoneel. (NOTA 1 : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR 1993-12-24, art. 11.100, 3°; B.S. 20-12-1993) (NOTA 2 : opgeheven voor de ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bij BESL 1999-05-06/52, art. 406, 6°, Inwerkingtreding : 01-07-1999) (NOTA 3 : opgeheven voor de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bij BESL 2002-09-26/43, art. 416, 6°, Inwerkingtreding : 01-03-2001) (NOTA 4 : opgeheven voor de ambtenaren van de federale Staat, bij KB 1998-11-19/33, art. 154, 3°, Inwerkingtreding : 26-11-2002) (NOTA 5 : Opgeheven bij BWG 2003-12-18/41, art. LIII.CXVI.1, 2°, art. 500 in de nummering van Justel; Inwerkingtreding : 01-01-2004) (NOTA 6 : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap bij BFG 2004-06-02/42, art. 130, 2°; Inwerkingtreding : 01-04-2005) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 07-09-2004).
Art. 1-7
Artikel 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van de Staat, wordt in disponibiliteit gesteld de Rijksambtenaar die wanneer hij de pensioenleeftijd bereikt, niet het aantal jaren dienst telt, vereist voor het verkrijgen van een pensioen.
In die stand vinden op hem toepassing de artikelen 2, 3, derde lid, alsmede de artikelen 4 tot 6 en 8 van het koninklijk besluit van (13 november 1967) betreffende de stand disponibiliteit van het Rijkspersoneel. <KB 14-12-1970, art. 4, BS : 15-01-1971>
Art.2. De ambtenaar in disponibiliteit bij toepassing van artikel 1, verliest zijn aanspraak op bevordering (en op de bevordering in zijn weddeschaal).
Hem wordt een wachtgeld toegekend gelijk aan bedrag van het pensioen dat hij zou verkrijgen, indien hij op dat tijdstip voorbarig in ruste werd gesteld.
Die wedde wordt berekend op de gezamenlijke sommen die voor de uitkering van het rustpensioen zijn aangenomen. <KB 1995-03-17/30, art. 18, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art.3. (Opgeheven) <KB 1967-11-13/31, art. 20, §1; Inwerkingtreding : 01-12-1967>
Art.4. (Opgeheven) <KB 1967-11-13/31, art. 20, §1; Inwerkingtreding : 01-12-1967>
Art.5. (Opgeheven) <KB 1967-11-13/31, art. 20, §1; Inwerkingtreding : 01-12-1967>
Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1964.
Art. 7. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.