Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

23 AUGUSTUS 1948. - Wet strekkende tot het in stand houden en het uitbreiden van de koopvaardij en de vissersvloot [...] en houdende instelling, te dien einde, van een Fonds voor het Uittreden en het Aanbouwen van Zeeschepen. (W 18-06-1976, art. 1)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Doel.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Financiële verbintenissen en middelen.
Art. 2-6, 6bis, 7
HOOFDSTUK III. - Inrichting en Controle.
Art. 8-10
HOOFDSTUK IV. - Verschillende bepalingen.
Art. 11, 11bis, 12-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1992035484  1993035257  1994035164  1995036091 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Doel.
Artikel 1. De Minister, die met het bestuur van het Zeewezen belast is, wordt, met het oog op de instandhouding en de uitbreiding van de koopvaardij- en de vissersvloot en, in het algemeen, van de scheepsbouw, er toe gemachtigd :
  a) aan Belgische rederijen voor de koopvaardij en de zeevisserij en aan Belgische ondernemingen van zeesleepdiensten of zeebaggerwerken, tegen interest, voorschotten te verlenen voor :
  de oprichting van nieuwe rederijen;
  de vernieuwing of de uitbreiding van 's lands maritieme uitrusting, bij voorkeur door aanbouw op Belgische scheepswerven.
  Voor de vernieuwing van 's lands maritieme uitrusting, mogen aan die rederijen en ondernemingen slechts voorschotten worden toegekend met inachtneming van de daarvoor aangelegde provisie.
  Dergelijk voorschot mag evenwel niet hoger zijn dan 70 t.h. van de waarde van elk schip voor de aankoop of de bestelling waarvan het aangevraagd is, behoudens bijzondere afwijking te verlenen bij koninklijk besluit, overlegd in Ministerraad ;
  b) de terugbetaling in hoofdsom, interesten en bijkosten te waarborgen van de leningen welke door Belgische kredietinstellingen aan de onder letter a hiervoren bedoelde Belgische zeevaartondernemingen tot de aldaar bepaalde doeleinden werden toegestaan;
  c) aan de verkrijgers van de leningen als bedoeld onder b hierboven toelagen te verlenen tot beloop van ten hoogste de helft van de uit hoofde van die leningen door de kredietinstellingen geëiste interesten, zonder dat die toelagen een interest van 3 t.h. op de nog verschuldigde kapitalen mogen te boven gaan;
  d) aan de Belgische rederijen voor de koopvaardij en de zeevisserij een rentegevende of renteloze verhaalbare financiële steun te verlenen, wanneer de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit vaststelt, dat het nationaal belang zulks vordert, op het ogenblik van hun stichting of met het oog op het in stand houden van hun exploitatie;
  e) onder de voorwaarden bepaald onder letter d van dit artikel en met het oog op het oprichten of het uitbreiden van rederijen, gedurende een termijn van niet meer dan tien jaar de uitkering te waarborgen van een dividend of interest van ten hoogste 5 t.h., berekend op de nieuwe kapitalen, die met dat doel zullen belegd worden.

HOOFDSTUK II. - Financiële verbintenissen en middelen.
Art.2. <W 07-04-1978, art. 1> Het bedrag van de waarborgen bedoeld in artikel 1, b) wordt vastgesteld op 18 miljard frank.
  Boven een bedrag van 15 miljard frank mag het bedrag van deze waarborgen slechts verhoogd worden bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit en met een tranche van 3 miljard frank.

Art.3. De nodige kredieten voor de onder c van het eerste artikel bedoelde verrichtingen worden jaarlijks uitgetrokken op de gewone begroting van het departement waaronder het Zeewezen ressorteert.

Art.4. <W 07-06-1949, art. 1> Er wordt een Fonds voor het Uittreden en het Aanbouwen van Zeeschepen, hierna het Fonds genoemd, opgericht dat ten doel heeft de door artikel 6 bedoelde dotaties te ontvangen en deze ter beschikking van de Minister te stellen met het oog op de verrichtingen die vermeld worden in het eerste artikel a), d) (...) <W 18-06-1976, art. 4>
  Voor dat Fonds zal in de begroting voor orde een bijzonder artikel worden opgenomen, onder de benaming " Fonds voor het Uittreden en het Aanbouwen van Zeeschepen ". <NOTA : Voor de Vlaamse gemeenschap wordt lid 2 van artikel 4 opgeheven bij DVR 1990-12-21/33, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
  Het wordt beheerd door de Minister die met het " Bestuur van het Zeewezen " belast is.

Art.5. <in art. 4 inbegrepen> <W 07-06-1949, art. 1>

Art.6. (Het Fonds wordt gestijfd door jaarlijkse dotaties die worden ingeschreven in titel II van de begroting (kapitaaluitgaven). Het gezamenlijk bedrag ervan wordt vastgesteld op 50 miljard frank.
  Boven een eerste tranche van 45 miljard frank mag het bedrag van de dotatie voor het " Fonds " bestemd worden bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit met een tranche van vijf miljard frank.) <W 10-05-1984, art. 1>
  Deze dotaties zullen vastgesteld worden met inachtneming van de begrotingsmogelijkheden van het ogenblik en van het actieprogramma voor het beschouwde jaar.
  Principieel zal het Fonds voor dat bedrag jaarlijks de beschikking hebben over ten minste 300 millioen, met inbegrip van het overschot van voorgaande jaren en van de sommen die ingevolge artikel 7 betreffende de verrichtingen op grond van artikel één, littera's a en d terugbetaald worden.

Art. 6bis. <W 07-06-1949, art. 2> De Minister die met het Bestuur van het Zeewezen is belast, is gemachtigd één of meer door een wet opgerichte kredietorganismen te erkennen om, onder zijn toezicht en tegen de voorwaarden die hij vaststelt, de door het eerste artikel, a) en d), bedoelde verrichtingen te doen bij middel van het Fonds dat hij te hunner beschikking stelt.

Art.7. De sommen, welke voortkomen van de terugbetaling van de ter uitvoering van het eerste lid, litt. a en d van deze wet verstrekte voorschotten, alsmede de interesten van deze voorschotten, worden aan het Fonds afgedragen.

HOOFDSTUK III. - Inrichting en Controle.
Art.8. Er wordt een technisch comité opgericht, dat door de directeur-generaal van het Zeewezen wordt voorgezeten en er mede belast is bij de Minister advies uit te brengen over al de verrichtingen welke binnen het raam van deze wet vallen.
  Het advies moet namelijk lopen over de opportuniteit en de voorwaarden der verrichtingen, alsmede over de geboden waarborgen.
  Bovendien onderwerpt het technisch comité op het einde van elk jaar aan de Minister een verslag over de gezamenlijke verrichtingen binnen het kader van deze wet. Na goedkeuring wordt dit verslag vóór 1 maart van het volgende jaar bij het Bureau van de Kamers ingediend.
  Dat comité, waarvan de leden benoemd worden door de Minister die met het bestuur van het Zeewezen belast is, bestaat buiten de voorzitter, uit :
  (één vertegenwoordiger van de Minister, tot wiens bevoegdheid het Zeewezen behoort;één vertegenwoordiger van de Minister tot wiens bevoegdheid de zeevisserij behoort;)
  één vertegenwoordiger van de Minister van Financiën;
  één vertegenwoordiger van de Minister (van Economische Zaken;)
  twee vertegenwoordigers van de kredietinstellingen;
  (twee vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties van de koopvaardij, waarvan één de rederijen met een vloot van ten minste 25 000 bruto-ton, de tweede de rederijen met een vloot van minder dan 25 000 bruto-ton zal vertegenwoordigen.)
  één vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties van reders voor de visserij;
  (één vertegenwoordiger van de beroepsverenigingen van officieren en matrozen ter koopvaardij.)
  (één vertegenwoordiger van de beroepsverenigingen van matrozen ter visserij.)
  één vertegenwoordiger van de zeescheepsbouw;
  één persoon, die wegens zijn bijzondere bevoegdheid buiten de betrokken belangen gekozen wordt.
  Het secretariaat wordt waargenomen door een beambte van de algemene diensten van het Departement waaronder het Zeewezen ressorteert. <W 07-06-1949, art. 3 en W 13-07-1971, art. 3>

Art.9. De Hoge Raad voor de Zeevaart is bevoegd om op verzoek van de Minister advies uit te brengen over al de algemene kwesties in verband met het voorwerp van deze wet.

Art.10. (De Staatstussenkomst, bedoeld in art. 1, d)) is afhankelijk van de aanvaarding, door de begunstigde rederij, van de aanstelling van een commissaris die afhangt van de Minister van Financiën en, met instemming van deze laatste, aangesteld wordt door de Minister onder wie het Zeewezen ressorteert. Die commissaris heeft voor opdracht toezicht uit te oefenen op het beheer van de rederij waarbij hij afgevaardigd is en bij voormelde Ministers verslag uit te brengen over dat beheer. <W 18-06-1976, art. 6>Hij woont de vergadering van de raad van beheer bij en kan, zonder verplaatsing, inzage nemen van alle documenten betreffende het bedrijf.
  Hij is bevoegd om de uitvoering van elke beslissing of maatregel, die de belangen van de Staat kan in 't gedrang brengen te schorsen; elke door de commissaris uitgesproken schorsing wordt onverwijld ter kennis gebracht van de Minister die met het bestuur van het Zeewezen belast is. Het vetorecht van de Minister moet worden uitgeoefend binnen de 3 dagen na de datum waarop zijn commissaris het procesverbaal met vermelding van de bedoelde beslissingen of maatregelen ontvangen heeft.

HOOFDSTUK IV. - Verschillende bepalingen.
Art.11. <wijzigingsbepaling>

Art. 11bis. <W 07-06-1959, art. 4> Worden met de helft verminderd, de evenredige bezoldigingen aan de scheepshypotheekbewaarder verschuldigd uit hoofde van de formaliteiten vervuld naar aanleiding van de verrichtingen welke binnen het kader van deze wet vallen.

Art.12. Voor de toepassing van het eerste artikel hiervoren worden geacht Belg te zijn :
  1° De natuurlijke personen van Belgische nationaliteit, metterwoon gevestigd en hebbende hun voornaamste inrichting in het Koninkrijk (...) <W 13-07-1971, art. 4>
  2° De vennootschappen opgericht overeenkomstig de Belgische wet en
  indien het firmavennootschappen geldt, waarvan al de vennoten Belg zijn;
  indien het bloot-commanditaire vennootschappen geldt waarvan al de werkende vennoten Belg zijn;
  indien het naamloze, commanditaire actiën- of coöperatieve vennootschappen geldt waarvan de voorzitter en ten minste twee derden van de leden van de raad van beheer, alsmede elk persoon aan wie het werkelijk beleid van de vennootschap toevertrouwd is (gemachtigd beheerder, zaakvoerder, bestuurder, enz.) Belg zijn;
  indien het personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid geldt, waarvan de zaakvoerder alsmede ten minste twee derden van de vennoten Belg zijn.

Art.13. De Algemen Spaar- en Lijfrentekas is bevoegd om de onder b van het eerste artikel bedoelde verrichtingen te doen.

Art.14. De ambtenaren van het Bestuur der Domeinen zijn bevoegd om alle nodige akten voor de ter uitvoering van deze wet gedane verrichtingen te verlijden.
  De grossen, bekleed met het formulier van tenuitvoerlegging mogen afgeleverd worden hetzij door de handelende ambtenaar, hetzij door de directeur-generaal der Registratie en Domeinen, of diens gemachtigde; van de aflevering van een eerste grosse aan elke der betrokken partijen dient op de minute aantekening gehouden, onder vermelding van de ambtenaar die ze onder erkend heeft. Voor de aflevering van tweede grossen zal artikel 26 van de wet van 25 Ventôse, jaar XI, worden toegepast.

Art. 15. De Minister van Verkeerswezen en de Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van deze wet, waarbij die van 1 Februari 1939 tot inrichting van het krediet voor de uitbreiding van de koopvaardij- en de vissersvloot en van de scheepsbouw wordt ingetrokken.