20 MAART 2025. - Besluit van de Regering tot uitvoering van het decreet van 13 november 2023 inzake jeugdbijstand en jeugdbescherming
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Preventie
Art. 2-4
HOOFDSTUK 3. - Consensuele en gerechtelijke jeugdbijstand
Afdeling 1. - Consensuele jeugdbijstand
Art. 5-11
Afdeling 2. - Gerechtelijke jeugdbijstand
Art. 12
Afdeling 3. - Verlenging van de begeleiding bij het bereiken van de meerderjarigheid
Art. 13-15
HOOFDSTUK 4. - Jeugdbescherming
Afdeling 1. - Behandeling van de zaak door het openbaar ministerie
Art. 16
Afdeling 2. - Behandeling van de zaak door de jeugdrechter en de jeugdrechtbank
Art. 17
HOOFDSTUK 5. - Erkenning en subsidiëring
Afdeling 1. - Erkenning van aanbieders van jeugdbijstand en jeugdbescherming
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 18-27
Onderafdeling 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art. 28-30
Afdeling 2. - Erkenning van pleeggezinnen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 31-35
Onderafdeling 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art. 36-38
Afdeling 3. - Erkenning van gespecialiseerde pleeggezinnen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 39-46
Onderafdeling 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art. 47-48
Afdeling 4. - Voorbereiding op de pleegzorg
Art. 49-53
Afdeling 5. - Overeenkomst
Art. 54-55
HOOFDSTUK 6. - Financiële bepalingen
Afdeling 1. - Subsidiëring, overname van kosten, pleegzorgvergoeding en vergoedingen
Art. 56-60
Afdeling 2. - Kostenbijdrage
Art. 61
Afdeling 3. - Financiële tegemoetkomingen
Art. 62-67
HOOFDSTUK 7. - Klachten
Art. 68
HOOFDSTUK 8. - Beroepsgeheim
Art. 69
HOOFDSTUK 9. - Gegevensbescherming
Art. 70
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art. 71-76
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
Naast de definities vermeld in artikel 3 van het decreet wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder:
1° bachelordiploma in een sociale richting:
a) diploma van maatschappelijk assistent, uitgereikt door een onderwijsinstelling van het sociaal hoger onderwijs of door een school of afdeling van het technisch hoger onderwijs van de eerste graad;
b) diploma van opvoeder, uitgereikt door een inrichting voor pedagogisch hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of na het beëindigen van een afdeling "gespecialiseerd opvoeder" georganiseerd door het pedagogisch of sociaal hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type;
c) bachelor sociaal werk;
d) bachelor in de psychopedagogiek;
e) bachelor in de psychologie;
f) bachelor in de sociale pedagogie;
g) bachelor in de familiale en seksuele wetenschappen;
h) bachelor in de opvoedingswetenschappen;
i) bachelor in de bevorderingspedagogiek;
j) bachelor in de heilpedagogie;
k) bachelor in de orthopedagogie;
l) bachelor in de pedagogie van het jonge kind;
m) bachelor in de opvang en opvoeding van baby's en peuters;
2° decreet: het decreet van 13 november 2023 inzake jeugdbijstand en jeugdbescherming;
3° elektronische tijdstempel: de gekwalificeerde elektronische tijdstempel gedefinieerd in artikel 2, 8°, van het decreet van 15 oktober 2018 betreffende de niet-openbare en openbare elektronische communicatie van de overheden van het Duitse taalgebied;
4° inspectie: de inspecteurs die door de Regering zijn aangewezen overeenkomstig artikel 123.1, § 1, eerste lid, van het decreet;
5° Minister: de Minister van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd voor Jeugdbijstand en Jeugdbescherming;
6° consumptieprijsindex: het indexcijfer van de consumptieprijzen berekend overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
HOOFDSTUK 2. - Preventie
Art.2. Coördinatie
Het departement coördineert geplande en lopende preventiemaatregelen. Daartoe kan het:
1° coördinatievergaderingen met betrokken actoren organiseren;
2° informatie over geplande of lopende preventiemaatregelen verzamelen;
3° de uitvoering van de preventiemaatregelen begeleiden;
4° de informatie-uitwisseling tussen de betrokken actoren bevorderen.
Art.3. Planning, uitvoering en evaluatie
Bij het plannen van preventiemaatregelen let het departement op de volgende kwaliteitskenmerken:
1° een beschrijving van de uitgangssituatie en van de preventiemaatregel;
2° een duidelijke omschrijving van het doel;
3° de afstemming van de methode op het doel;
4° het blijvende effect van de preventiemaatregel;
5° de evaluatiecriteria.
In het kader van bijzondere initiatieven kan het departement een natuurlijke persoon of rechtspersoon belasten met de planning en uitvoering van preventiemaatregelen.
Art.4. Financiering
§ 1 - Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering preventiemaatregelen financieren, als ze tegemoetkomen aan een vastgestelde behoefte inzake jeugdbijstand of jeugdbescherming.
De natuurlijke persoon of rechtspersoon die de preventiemaatregel uitvoert, dient een schriftelijke aanvraag in bij het departement om de financiering te ontvangen. Bij de aanvraag worden de volgende stukken en gegevens gevoegd:
1° identiteitsgegevens en contactgegevens van de aanvrager;
2° een bewijs van de noodzaak van de preventiemaatregel;
3° de kwaliteitskenmerken vermeld in artikel 3, eerste lid;
4° de duur van de preventiemaatregel;
5° een kostenraming en een financieringsplan.
§ 2 - Het departement controleert of de ingediende aanvraag tot financiering van de preventiemaatregel volledig is. Indien de aanvraag volledig is, bezorgt het departement de aanvrager een bevestiging. Indien de aanvraag niet volledig is, vraagt het departement de ontbrekende gegevens op bij de aanvrager.
Binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en bezorgt het aan de Minister.
Binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het advies van het departement, beslist de Minister over de financiering van de preventiemaatregel.
De beslissing over de financiering van de preventiemaatregel wordt onmiddellijk aan de aanvrager bezorgd.
Uiterlijk dertig dagen na beëindiging van de preventiemaatregel dient de aanvrager een eindverslag in bij de Regering. Dat verslag bevat een kwaliteitsevaluatie op basis van de kwaliteitskenmerken vermeld in artikel 3, eerste lid, en een financiële balans.
HOOFDSTUK 3. - Consensuele en gerechtelijke jeugdbijstand
Afdeling 1. - Consensuele jeugdbijstand
Art.5. Aanvragen
Aanvragen van natuurlijke personen of rechtspersonen zijn persoonlijk, schriftelijk of telefonisch mogelijk.
Als uit de aanvraag blijkt dat ze kan worden gedekt door een bestaand laagdrempelig hulpaanbod, verwijst het departement de aanvrager door naar de dienstverrichters die geschikte hulp kunnen bieden.
Als informatieverstrekking toereikend en aangewezen is, dan gebeurt dat in de vorm van drie persoonlijke, schriftelijke of telefonische contactmomenten.
Art.6. Adviesverlening
Als een doorverwijzing of informatieverstrekking ontoereikend of niet aangewezen is, kan het departement adviesverlening aanbieden aan de kinderen, jongvolwassenen op wie de aanvraag betrekking heeft of de personen belast met hun opvoeding. Die omvat:
1° een analyse van de behoeften van de betrokken kinderen, jongvolwassenen of de personen belast met hun opvoeding;
2° het zoeken naar en het activeren van eigen oplossingen, doelstellingen en ressources;
3° in voorkomend geval, het verder doorverwijzen naar dienstverrichters die geschikte hulp kunnen bieden.
De duur van de adviesverlening is beperkt tot hoogstens negentig dagen en kan eenmaal met hoogstens negentig dagen worden verlengd.
Art.7. Inhoud van de jeugdbijstandsovereenkomst
Naast de gegevens vermeld in artikel 30, § 1, van het decreet bevat de jeugdbijstandsovereenkomst de volgende gegevens:
1° naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats van de kinderen op wie de jeugdbijstandsovereenkomst betrekking heeft;
2° naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats van de personen belast met de opvoeding van de kinderen op wie de jeugdbijstandsovereenkomst betrekking heeft;
3° de gegevens van de aanbieders van jeugdbijstand of dienstverrichters die belast zijn met de uitvoering van de jeugdbijstandsmaatregel;
4° de nadere regels voor de evaluatie van de uitvoering van de jeugdbijstandsovereenkomst;
5° in voorkomend geval, de nadere regels voor de coördinatie vermeld in artikel 32 van het decreet;
6° de gegevens over de bijzondere onkosten en uitgaven van personen belast met de opvoeding vermeld in artikel 112 van het decreet en de financiële ondersteuning vermeld in artikel 114 van het decreet;
7° in voorkomend geval, de in artikel 62 vermelde nadere regels voor de financiering van de kosten voor het levensonderhoud.
Art.8. Ondertekening van de jeugdbijstandsovereenkomst
Het duidelijke gebrek aan belangstelling vermeld in artikel 30, § 2, tweede lid, 2°, van het decreet wordt vastgesteld door een of meer van de volgende elementen:
1° de persoon belast met de opvoeding heeft al een jaar geen persoonlijk contact meer met het kind gehad, hoewel dat volgens de bevindingen van het departement mogelijk was geweest;
2° de persoon belast met de opvoeding oefent geen invloed uit op het leven van het kind;
3° de persoon belast met de opvoeding deelt zijn gebrek aan belangstelling schriftelijk mee aan het departement.
Art.9. Nadere regels voor de uitvoering van de coördinatie
Voor de uitvoering van de coördinatie vermeld in artikel 32 van het decreet kan het departement:
1° inlichtingen inwinnen over het werk van andere dienstverrichters die met het betrokken kind en de personen belast met zijn opvoeding werken;
2° een gemeenschappelijke doelstelling voor het kind en de personen belast met zijn opvoeding ontwikkelen;
3° de verdeling van de taken en verantwoordelijkheden van alle betrokken aanbieders van jeugdbijstand en dienstverrichters duidelijk omschrijven;
4° de naleving van de overeengekomen taken controleren.
Het kind met het nodige beoordelingsvermogen en de personen belast met zijn opvoeding worden ingelicht over de coördinatievergaderingen en de inhoud ervan. Zo nodig worden ze uitgenodigd voor de coördinatievergaderingen.
Art.10. Nadere regels voor het verzoek om een verhelderingsgesprek
Het verzoek om een verhelderingsgesprek vermeld in artikel 34, eerste lid, van het decreet wordt bij het departement ingediend binnen vijf werkdagen, te rekenen vanaf de eerste dag na toezending van de schriftelijke mededeling vermeld in artikel 34, eerste lid, van het decreet.
Het departement bezorgt het verzoek om een verhelderingsgesprek onmiddellijk aan de bemiddelaar vermeld in artikel 34, tweede lid, van het decreet.
De Minister wijst de bemiddelaar vermeld in het tweede lid aan.
Art.11. Nadere regels voor het verhelderingsgesprek
Het verhelderingsgesprek vindt plaats binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de dag dat de bemiddelaar het verzoek vermeld in artikel 10 heeft ontvangen.
De bemiddelaar nodigt de betrokkenen en het departement uit voor het verhelderingsgesprek.
Binnen vijf werkdagen na beëindiging van het verhelderingsgesprek bezorgt de bemiddelaar een verslag over het resultaat van het verhelderingsgesprek aan de partijen.
Afdeling 2. - Gerechtelijke jeugdbijstand
Art.12. Inhoud van de overeenkomst
Naast de gegevens vermeld in artikel 40, § 2, derde lid, van het decreet bevat de overeenkomst de volgende gegevens:
1° naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats van de kinderen op wie de overeenkomst betrekking heeft;
2° naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats van de personen belast met de opvoeding van de kinderen op wie de overeenkomst betrekking heeft;
3° de gegevens van de aanbieders van jeugdbijstand of dienstverrichters die belast zijn met de uitvoering van de gerechtelijke jeugdbijstandsmaatregel;
4° het doel en de duur van de gerechtelijke jeugdbijstandsmaatregelen;
5° de nadere regels voor de evaluatie van de uitvoering van de overeenkomst;
6° in voorkomend geval, de nadere regels voor de coördinatie vermeld in artikel 40, § 2, eerste lid, van het decreet;
7° de gegevens over de kostenbijdrage vermeld in artikel 110 van het decreet;
8° de gegevens over de bijzondere onkosten en uitgaven van de personen belast met de opvoeding vermeld in artikel 112 van het decreet en de financiële ondersteuning vermeld in artikel 114 van het decreet;
9° in voorkomend geval, de in artikel 62 vermelde nadere regels voor de financiering van de kosten voor het levensonderhoud.
Afdeling 3. - Verlenging van de begeleiding bij het bereiken van de meerderjarigheid
Art.13. Aanvraag tot verlenging
Het departement onderzoekt de overeenkomstig artikel 50, § 2, of artikel 75, tweede en derde lid, van het decreet ingediende aanvraag tot verlenging binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf de ontvangst ervan, in het licht van het doel vermeld in artikel 50, § 1, tweede lid, van het decreet. Daartoe kan het departement de aanbieders van jeugdbijstand of jeugdbescherming of dienstverrichters die belast zijn met de uitvoering van de maatregel inzake jeugdbijstand of jeugdbescherming vragen om hun standpunt te kennen te geven.
Binnen de termijn vermeld in het eerste lid stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en bezorgt het aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een positief advies.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van het advies van het departement of na het verstrijken van de termijn vermeld in het eerste lid beslist de Minister over de goedkeuring van de verlenging en de duur ervan of over de weigering van de verlenging.
De beslissing over de goedkeuring van de verlenging en de duur ervan of over de weigering van de verlenging wordt onmiddellijk aan het kind of de jongere bezorgd. Indien binnen de termijn vermeld in het derde lid geen beslissing is genomen, wordt de verlenging als goedgekeurd beschouwd.
De Minister kan aan de goedkeuring van de verlenging voorwaarden verbinden die door de jongvolwassene moeten worden nageleefd.
Art.14. Hernieuwing van de verlenging
§ 1 - Uiterlijk een maand voordat de duur van de verlenging vermeld in artikel 13, derde lid, verstrijkt, wordt de schriftelijke aanvraag tot hernieuwing van de verlenging ingediend bij het departement.
Het departement onderzoekt de ingediende aanvraag overeenkomstig artikel 13, eerste lid.
Binnen vijftien dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag tot hernieuwing van de verlenging, stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en bezorgt het aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een positief advies.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van het advies van het departement of na het verstrijken van de termijn vermeld in het derde lid beslist de Minister over de goedkeuring van de hernieuwing van de verlenging en de duur ervan of over de weigering van de hernieuwing van de verlenging.
De beslissing over de goedkeuring van de hernieuwing van de verlenging en de duur ervan of over de weigering van de hernieuwing van de verlenging wordt onmiddellijk aan de jongvolwassene bezorgd. Indien binnen de termijn vermeld in het vierde lid geen beslissing is genomen, wordt de hernieuwing van de verlenging als goedgekeurd beschouwd.
§ 2 - De Minister kan aan de goedkeuring van de hernieuwing van de verlenging voorwaarden verbinden die door de jongvolwassene moeten worden nageleefd.
Art.15. Beëindiging van de verlenging
De voortijdige beëindiging van de verlenging door het departement geschiedt schriftelijk door middel van een met redenen omklede mededeling.
Het departement kan de verlenging beëindigen als de jongvolwassene de voorwaarden vermeld in artikel 13, vijfde lid, of artikel 14, § 2, niet naleeft of als de doelstelling vermeld in artikel 50, § 1, tweede lid, van het decreet, die aan de verlenging ten grondslag ligt, bereikt is.
De beëindiging van de verlenging heeft tot gevolg dat alle maatregelen inzake jeugdbijstand of jeugdbescherming voor de jongvolwassene worden beëindigd.
HOOFDSTUK 4. - Jeugdbescherming
Afdeling 1. - Behandeling van de zaak door het openbaar ministerie
Art.16. Overeenkomst tot uitvoering van bepaalde voorwaarden
Naast de gegevens vermeld in artikel 59, § 3, derde lid, van het decreet bevat de overeenkomst de volgende gegevens:
1° naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats van de verdachte jongere op wie de voorwaarden betrekking hebben;
2° naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats van de personen belast met de opvoeding van de verdachte jongere op wie de voorwaarden betrekking hebben;
3° de gegevens van de aanbieder van jeugdbescherming of dienstverrichter die meewerkt aan de organisatie en controle van de voorwaarden;
4° het doel en de uitvoeringstermijn van de voorwaarden vermeld in artikel 59, § 1, tweede lid, van het decreet;
5° de nadere regels voor de evaluatie en voor de controle van de naleving van de voorwaarden door de verdachte jongere;
6° de gegevens over de kostenbijdrage vermeld in artikel 110 van het decreet.
Afdeling 2. - Behandeling van de zaak door de jeugdrechter en de jeugdrechtbank
Art.17. Overeenkomst tot uitvoering en coördinatie van de jeugdbeschermingsmaatregelen
Naast de gegevens vermeld in artikel 66, § 2, derde lid, van het decreet bevat de overeenkomst de volgende gegevens:
1° naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats van de jongere op wie de overeenkomst betrekking heeft;
2° naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats van de personen belast met de opvoeding van de jongere op wie de overeenkomst betrekking heeft;
3° de gegevens van de aanbieders van jeugdbescherming of dienstverrichters die belast zijn met de uitvoering van de jeugdbijstandsmaatregel;
4° het doel en de duur van de jeugdbeschermingsmaatregelen;
5° de nadere regels voor de evaluatie van de uitvoering van de overeenkomst;
6° in voorkomend geval, de nadere regels voor de coördinatie vermeld in artikel 66, § 2, eerste lid, van het decreet;
7° de gegevens over de kostenbijdrage vermeld in artikel 110 van het decreet;
8° de gegevens over de uitgaven van de personen belast met de opvoeding vermeld in artikel 112, § 2, van het decreet;
9° in voorkomend geval, de in artikel 62 vermelde nadere regels voor de financiering van de kosten voor het levensonderhoud.
HOOFDSTUK 5. - Erkenning en subsidiëring
Afdeling 1. - Erkenning van aanbieders van jeugdbijstand en jeugdbescherming
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art.18. Kwalificatievereisten
Voor het verkrijgen van de erkenning als aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming voldoet de rechtspersoon die in het Duitse taalgebied hoofdzakelijk werkzaam is op het gebied van jeugdbijstand of jeugdbescherming, aan de volgende kwalificatievereisten:
1° het hoofd van de rechtspersoon heeft minstens een bachelordiploma in een sociale richting of een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift en minstens drie jaar beroepservaring in stafopdrachten;
2° minstens 60 procent van het personeel van de rechtspersoon dat belast is met de ambulante, semi-residentiële of residentiële behandeling, begeleiding of opvang, heeft minstens een bachelordiploma in een sociale richting of een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift;
3° het overige personeel dat belast is met de ambulante, semi-residentiële of residentiële behandeling, begeleiding of opvang, heeft minstens een getuigschrift van het hoger algemeen of technisch secundair onderwijs of een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift.
Voor het verkrijgen van de erkenning als aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming heeft de natuurlijke persoon die in het Duitse taalgebied hoofdzakelijk werkzaam is op het gebied van jeugdbijstand of jeugdbescherming, minstens een bachelordiploma in een sociale richting of een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift.
Art.19. Infrastructuurvereisten
De infrastructuur van de rechtspersoon is van dien aard dat de vormen van jeugdbijstandsmaatregelen en jeugdbeschermingsmaatregelen vermeld in de artikelen 9, 10 of 11 van het decreet kunnen worden uitgevoerd. Hiervoor wordt gegarandeerd dat de ruimten aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de kinderen, jongeren, jongvolwassenen en de personen belast met hun opvoeding waarborgen;
2° qua uitrusting aangepast zijn aan de leeftijd en de behoeften;
3° qua bouwsubstantie in een goede en hygiënische toestand verkeren;
4° veilig zijn. Dat omvat op zijn minst:
a) het beveiligen van deuren, vensters, balkons, trappen, speelruimtes, recreatieruimtes en de buitenomgeving;
b) het beveiligen van elektrische toestellen, contactdozen en andere potentieel gevaarlijke zaken;
c) het bewaren van geneesmiddelen, reinigingsmiddelen en andere potentieel gevaarlijke stoffen op afsluitbare plaatsen die niet toegankelijk zijn voor de gebruikers;
d) het nemen van maatregelen inzake brandveiligheid en beheer van noodgevallen: het aanbrengen van rookmelders, het aanduiden van nooduitgangen, het opstellen van een evacuatieplan en de aanwezigheid van blusapparaten, branddekens en een EHBO-koffer.
Art.20. Erkenningsprocedure
§ 1 - Voor het verkrijgen van de erkenning als aanbieder van jeugdbijstand of jeugdbescherming dienen de natuurlijke personen of rechtspersonen een schriftelijke aanvraag in bij het departement.
§ 2 - Bij de aanvraag worden, naast de documenten vermeld in artikel 87, § 1, tweede lid, van het decreet, de beschrijving van de werkwijze gevoegd, die minstens de volgende inlichtingen omvat:
1° als het om rechtspersonen gaat: de organisatiestructuur;
2° de criteria voor het waarborgen van de kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling;
3° de missie, visie en doelstelling;
4° als het om rechtspersonen gaat: de functiebeschrijving van het personeel;
5° het profiel van de gebruiker;
6° de opvangcapaciteit;
7° de aanpak en methoden in het kader van de ambulante, semi-residentiële of residentiële behandeling, begeleiding of opvang;
8° als het om rechtspersonen gaat: een concept voor de bescherming tegen en de omgang met gevaar, grensoverschrijdend gedrag en geweld in de instelling;
9° een concept inzake procedures voor de participatie van de gebruikers en de omgang met klachten;
10° als het om rechtspersonen gaat: een concept inzake brandveiligheid en beheer van noodgevallen;
11° de manieren waarop te werk wordt gegaan in de samenwerking met de opdrachtgevers en andere dienstverrichters en actoren;
12° een concept voor de implementatie van de deontologische regels;
13° de nadere regels voor de financiering.
§ 3 - De aanvraag wordt per post of elektronisch ingediend. Het departement onderzoekt of de ingediende aanvraag om erkenning volledig is en onderzoekt de bijgevoegde stukken en gegevens. Indien de aanvraag volledig is, bezorgt het departement de aanvrager binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag een bevestiging. Indien de aanvraag niet volledig is, vraagt het departement de ontbrekende gegevens of ontbrekende stukken op bij de aanvrager.
Binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en bezorgt het aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een positief advies.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement of na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister of de erkenning wordt geweigerd of wordt toegekend. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de erkenning als toegekend.
De beslissing tot toekenning of weigering van de erkenning wordt onmiddellijk aan de aanbieder van jeugdbijstand of jeugdbescherming bezorgd.
Art.21. Procedure voor de wijziging van de erkenning
§ 1 - Als overeenkomstig artikel 87, § 3, 2°, van het decreet vastgesteld wordt dat de in de erkenning vermelde gegevens niet meer kloppen of als de in de erkenning vermelde gegevens om andere redenen moeten worden gewijzigd, dient de aanbieder van jeugdbijstand of jeugdbescherming een nieuwe aanvraag om erkenning in bij het departement om de erkenning te wijzigen.
De aanvraag bevat de stukken en gegevens vermeld in artikel 87, § 1, tweede lid, van het decreet en in artikel 20, § 2, voor zover die verschillen van de stukken en gegevens in de oorspronkelijke aanvraag.
De aanvraag wordt per post of elektronisch ingediend. Het departement bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen dertig dagen.
§ 2 - Het departement onderzoekt of een wijziging van de erkenning gerechtvaardigd is en bezorgt de Minister een advies binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een positief advies.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement of na het verstrijken van de termijn vermeld in het eerste lid beslist de Minister of de wijziging wordt goedgekeurd of wordt geweigerd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de wijziging als goedgekeurd beschouwd.
De beslissing tot goedkeuring of weigering van de wijziging wordt onmiddellijk aan de aanbieder van jeugdbijstand of jeugdbescherming bezorgd.
Het departement legt elke goedkeuring of weigering van de wijziging, alsook de motivering en de duur ervan, schriftelijk vast.
Art.22. Procedure voor de hernieuwing van de erkenning
Voor de hernieuwing van de erkenning dient de aanbieder van jeugdbijstand of jeugdbescherming een nieuwe aanvraag om erkenning in bij het departement en dit uiterlijk drie maanden voordat de erkenning afloopt.
De aanvraag bevat:
1° de stukken en gegevens vermeld in artikel 87, § 1, tweede lid, van het decreet en in artikel 20, § 2, voor zover die verschillen van de stukken en gegevens in de oorspronkelijke aanvraag;
2° stukken waaruit blijkt dat nog steeds wordt voldaan aan de verplichtingen vermeld in artikel 89 van het decreet en in artikel 25.
Artikel 20, § 3, geldt mutatis mutandis.
Art.23. Gelijkstelling van de erkenning
§ 1 - Overeenkomstig artikel 88, § 1, eerste lid, van het decreet kan de erkenning die is afgegeven door een overheid van een andere Gemeenschap, een andere lidstaat van de Europese Unie of een land dat is toegetreden tot een met de Europese Unie gesloten associatieovereenkomst, gelijkgesteld worden met een erkenning die met toepassing van het decreet is toegekend, voor zover de voorwaarden die ten grondslag liggen aan de oorspronkelijke erkenning, minstens overeenstemmen met de voorwaarden vermeld in artikel 86 van het decreet.
Voor de gelijkstelling van de erkenning tot vestiging van de dienst in het Duitse taalgebied dienen de aanvragers een schriftelijke aanvraag in bij het departement. Die bevat de volgende stukken en gegevens:
1° de erkenning die is afgegeven door een overheid van een andere Gemeenschap, een andere lidstaat van de Europese Unie of een land dat is toegetreden tot een met de Europese Unie gesloten associatieovereenkomst;
2° de naar het Duits vertaalde erkenning;
3° de naar het Duits vertaalde rechtsbepalingen die ten grondslag liggen aan de erkenning;
4° de gegevens van de overheid die de erkenning heeft afgegeven;
5° de beschrijving van de werkwijze vermeld in artikel 20, § 2.
§ 2 - Het departement controleert of de ingediende aanvraag tot gelijkstelling van de erkenning volledig is. Indien de aanvraag volledig is, bezorgt het departement de aanvrager binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag een bevestiging. Indien de aanvraag niet volledig is, vraagt het departement de ontbrekende stukken of ontbrekende gegevens op bij de aanvrager.
Binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en bezorgt het aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een positief advies.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement of na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister of de gelijkstelling van de erkenning wordt geweigerd of wordt toegekend. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de erkenning als gelijkgesteld.
De beslissing tot gelijkstelling van de erkenning of tot weigering van de gelijkstelling van de erkenning wordt onmiddellijk aan de aanvrager bezorgd.
§ 3 - Als vertalingen noodzakelijk zijn, worden de kosten die daardoor ontstaan, door de aanvrager gedragen.
Art.24. Mogelijkheid om beroep in te stellen
De aanbieder van jeugdbijstand of jeugdbescherming kan beroep instellen bij de Regering in geval van weigering van de erkenning, weigering van de wijziging van de erkenning of weigering van de gelijkstelling van de erkenning. Het beroep is niet opschortend.
De aanbieder van jeugdbijstand of jeugdbescherming bezorgt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de Regering en dit binnen 21 dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van de in artikel 20, § 3, vierde lid, vermelde beslissing waarbij de erkenning wordt geweigerd, de in artikel 21, § 2, derde lid, vermelde beslissing waarbij de wijziging van de erkenning wordt geweigerd of de in artikel 23, § 2, vierde lid, vermelde beslissing waarbij de gelijkstelling van de erkenning wordt geweigerd.
De Regering licht het departement in over het beroep. Het departement bezorgt de Regering, binnen een door haar gestelde termijn, een standpunt.
De Regering beslist binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, over de toekenning van de erkenning, de goedkeuring van de wijziging van de erkenning of de gelijkstelling van de erkenning.
Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de beslissing waartegen beroep is ingesteld, als bevestigd beschouwd.
Art.25. Verplichtingen voor het behoud van de erkenning
Voor het behoud van de erkenning vermeld in artikel 89, eerste lid, van het decreet komen de erkende aanbieders van jeugdbijstand en jeugdbescherming minstens de volgende verdere verplichtingen na:
1° ze vervullen hun taken en verstrekken hun diensten met respect voor de personen en hun privé- en gezinsleven en zonder te discrimineren;
2° ze houden zich aan de in de artikelen 9, 10 en 11 van het decreet vermelde doelstellingen van de jeugdbijstandsmaatregelen en jeugdbeschermingsmaatregelen waarvoor ze de erkenning gekregen hebben;
3° ze houden voor elke gebruiker een individueel dossier bij;
4° ze stellen het departement in kennis van elke gebeurtenis die uitwerkingen zou kunnen hebben op de uitoefening van hun taken en verstrekking van hun diensten of die de integriteit van de kinderen en jongeren zou kunnen schenden;
5° ze doen een beroep op externe adviesverlening als een individuele situatie dat vereist.
Art.26. Activiteitenverslag
Het verslag over de uitvoering van hun taken in het voorgaande jaar, vermeld in artikel 89, eerste lid, 4°, van het decreet, kan schriftelijk aan het departement worden bezorgd of kan in het kader van een dialoog met het departement mondeling worden uitgebracht.
Het verslag bevat minstens de volgende gegevens:
1° de behandelingen, begeleidingen of opvang, uitgedrukt in getallen;
2° een beschrijving van de projecten en onderwerpen waaraan het afgelopen jaar is gewerkt;
3° een algemene analyse van de efficiëntie van de behandelingen, begeleidingen of opvang en de daaruit voortvloeiende uitdagingen.
Art.27. Kwaliteitsdialoog
In het kader van de kwaliteitsdialoog vermeld in artikel 89, eerste lid, 5°, van het decreet onderzoekt het departement of nog altijd wordt voldaan aan de erkenningsvoorwaarden vermeld in artikel 86 van het decreet, de verdere verplichtingen vermeld in artikel 89, eerste lid, van het decreet en de verplichtingen vermeld in artikel 25.
De erkende aanbieders van jeugdbijstand of jeugdbescherming bezorgen het departement op verzoek alle nodige inlichtingen en documenten die voor het onderzoek noodzakelijk zijn.
Het departement kan zo nodig externe deskundigen betrekken bij de kwaliteitsdialoog.
Onderafdeling 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art.28. Schorsing van de erkenning
§ 1 -Het departement maakt de inspectie attent op alle gevallen waarin het op basis van de ter beschikking staande middelen vermoedt dat een aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming een of meer van de verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet nakomt.
Als de inspectie na een aanwijzing in de zin van het eerste lid of op grond van enig andere aanwijzing of inlichting tot de conclusie komt dat de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming een of meer van de verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet nakomt, dan maant ze de betrokken aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming aan om die verplichtingen binnen dertig dagen na te komen.
Op gemotiveerd verzoek kan de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming, uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van de in het tweede lid gestelde termijn, de inspectie vragen om de termijn eenmaal met hoogstens dertig dagen te verlengen.
De Minister wordt door de inspectie op de hoogte gesteld van de niet-naleving.
In spoedeisende gevallen kan de inspectie, door middel van een met bijzondere reden omklede beslissing, een onmiddellijke aanpassing bevelen.
§ 2 - Indien de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming na het verstrijken van de termijnen vermeld in paragraaf 1 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, schorst de Minister de erkenning op basis van een advies van de inspectie.
Vóór de schorsing deelt de Minister zijn voornemen aangetekend mee aan de betrokken aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming. Deze kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na het verzenden van dat voornemen, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen dertig dagen na toezending van de aangetekende kennisgeving. De datum van de poststempel of van de elektronische tijdstempel is doorslaggevend.
Binnen dertig dagen nadat betrokkene is gehoord of, naargelang van het geval, na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de erkenning wordt geschorst en voor welke duur.
De beslissing tot schorsing van de erkenning wordt onmiddellijk aan de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming bezorgd.
§ 3 - Aan de personen die al een beroep deden op de behandeling, begeleiding of opvang voordat de beslissing tot schorsing van de erkenning ter kennis werd gebracht, deelt de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming zo snel mogelijk schriftelijk mee waarom de erkenning wordt geschorst en hij bewijst het departement dat hij dit heeft meegedeeld.
§ 4 - Overeenkomstig artikel 90, § 3, van het decreet biedt de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming tijdens de duur van de schorsing van de erkenning geen nieuwe diensten meer aan.
Tijdens de duur van de schorsing van de erkenning worden geen subsidies meer uitbetaald aan de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming voor de verstrekking van zijn diensten.
§ 5 - Indien de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming de verplichtingen nakomt, maakt de Minister een einde aan de schorsing van de erkenning. De Minister kan de tussentijds niet uitbetaalde subsidies terugwerkend uitbetalen.
§ 6 - Als de erkenning wordt geschorst, kan de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming beroep instellen bij de Regering. Het beroep is niet opschortend.
De aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming bezorgt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de Regering en dit binnen 21 dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van de in § 2, vierde lid, vermelde beslissing waarbij de erkenning wordt geschorst.
De Regering licht het departement en de inspectie in over het beroep. Die bezorgen de Regering, binnen een door haar gestelde termijn, een standpunt.
De Regering beslist binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, over het behoud of de beëindiging van de schorsing van de erkenning.
Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de beslissing waartegen beroep is ingesteld, als bevestigd beschouwd.
Art.29. Intrekking van de erkenning
§ 1 - Indien de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming na het verstrijken van de duur van de schorsing van de erkenning vermeld in artikel 28, § 2, derde lid, zijn verplichtingen nog altijd niet nakomt, trekt de Minister zijn erkenning in op basis van een advies van de inspectie.
Vóór de intrekking van de erkenning deelt de Minister zijn voornemen aangetekend mee aan de betrokken aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming. Die kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na het verzenden van dat voornemen, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen dertig dagen na toezending van de aangetekende kennisgeving. De datum van de poststempel of van de elektronische tijdstempel is doorslaggevend.
Binnen dertig dagen nadat betrokkene is gehoord of, naargelang van het geval, na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de erkenning wordt ingetrokken.
De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt onmiddellijk aan de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming bezorgd.
§ 2 - Aan de personen die al een beroep deden op de behandeling, begeleiding of opvang voordat de intrekkingsprocedure werd ingesteld, deelt de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming zo snel mogelijk schriftelijk mee waarom de intrekkingsprocedure werd ingesteld en hij bewijst het departement dat hij dit heeft meegedeeld.
§ 3 - Met de intrekking van de erkenning wordt de subsidiëring door de Duitstalige Gemeenschap beëindigd.
§ 4 - Als de erkenning wordt ingetrokken, kan de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming beroep instellen bij de Regering. Het beroep is niet opschortend.
De aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming bezorgt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de Regering en dit binnen 21 dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van de in § 1, vierde lid, vermelde beslissing waarbij de erkenning wordt ingetrokken.
De Regering licht het departement en de inspectie in over het beroep. Die bezorgen de Regering, binnen een door haar gestelde termijn, een standpunt.
Binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, beslist de Regering of de erkenning wordt ingetrokken.
Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de beslissing waartegen beroep is ingesteld, als bevestigd beschouwd.
Art.30. Beëindiging van de dienstverlening
De aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming deelt elke vrijwillige tijdelijke of definitieve stopzetting van zijn dienstverlening die niet aan een intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 29 te wijten is, schriftelijk mee aan het departement. Een uitzondering daarop vormen vakantieperioden en feestdagen.
De aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming deelt zijn voornemen minstens drie maanden voor de geplande tijdelijke stopzetting en zes maanden voor de geplande definitieve stopzetting schriftelijk mee aan de Minister.
De definitieve stopzetting heeft tot gevolg dat de erkenning van rechtswege wordt ingetrokken en dat de eventuele subsidiëring door de Duitstalige Gemeenschap wordt beëindigd.
De aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming waarvan de erkenning ingetrokken werd of afgelopen is of de aanbieder van jeugdbijstand en jeugdbescherming die zijn dienstverlening tijdelijk stopzet, neemt in overleg met het departement alle passende maatregelen om in het belang van de betrokkenen de continuïteit van de behandeling, begeleiding of opvang te waarborgen en draagt alle dossiers die in zijn bezit zijn, onmiddellijk over aan het departement.
Afdeling 2. - Erkenning van pleeggezinnen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art.31. Erkenningsprocedure
Voor het verkrijgen van de erkenning als pleeggezin voltooien de natuurlijke personen vermeld in artikel 93 van het decreet de voorbereiding op de pleegzorg.
Als de voorbereiding op de pleegzorg overeenkomstig artikel 52, § 4, derde lid, als voltooid wordt beschouwd, kent de Minister de erkenning toe binnen dertig dagen na ontvangst van de in artikel 52, § 4, vijfde lid, vermelde mededeling dat de kandidaat-pleeggezinnen de voorbereiding op de pleegzorg hebben voltooid.
Als de voorbereiding op de pleegzorg overeenkomstig artikel 52, § 4, vierde lid, als niet-voltooid wordt beschouwd, weigert de Minister de erkenning binnen dertig dagen na ontvangst van de in artikel 52, § 4, vijfde lid, vermelde mededeling dat de kandidaat-pleeggezinnen de voorbereiding op de pleegzorg niet hebben voltooid.
De beslissing tot erkenning of weigering van de erkenning wordt onmiddellijk aan de kandidaat-pleeggezinnen bezorgd.
Art.32. Procedure voor de wijziging van de erkenning
§ 1 - Als de in de erkenning vermelde gegevens niet meer kloppen of als de in de erkenning vermelde gegevens om andere redenen moeten worden gewijzigd, dient het pleeggezin een aanvraag tot wijziging van de erkenning in bij het departement.
De aanvraag bevat de stukken en gegevens die de wijziging van de erkenning rechtvaardigen.
§ 2 - De aanvraag wordt per post of elektronisch ingediend. Het departement bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen dertig dagen.
Het departement onderzoekt of een wijziging van de erkenning gerechtvaardigd is en bezorgt de Minister een advies binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een positief advies.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement of na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister of de wijziging wordt goedgekeurd of wordt geweigerd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de wijziging als goedgekeurd beschouwd.
De beslissing tot goedkeuring of weigering van de wijziging wordt onmiddellijk aan het pleeggezin bezorgd.
Het departement legt elke goedkeuring of weigering van de wijziging, alsook de motivering en de duur ervan, schriftelijk vast.
Art.33. Procedure voor de hernieuwing van de erkenning
§ 1 - Voor de hernieuwing van de erkenning dient het pleeggezin een aanvraag tot hernieuwing van de erkenning in bij het departement en dit uiterlijk één maand voordat de erkenning afloopt.
De aanvraag gaat vergezeld van stukken waaruit blijkt dat nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden vermeld in artikel 93 van het decreet en aan de verplichtingen vermeld in artikel 95 van het decreet.
§ 2 - De aanvraag wordt per post of elektronisch ingediend.
Het departement onderzoekt of de ingediende aanvraag tot hernieuwing van de erkenning volledig is en onderzoekt de bijgevoegde stukken en gegevens. Indien de aanvraag volledig is, bezorgt het departement het pleeggezin binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag een bevestiging. Indien de aanvraag niet volledig is, vraagt het departement de ontbrekende gegevens en ontbrekende stukken op bij het pleeggezin.
Binnen vijftien dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en bezorgt het aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een positief advies.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van het advies van het departement of na het verstrijken van de termijn vermeld in het derde lid beslist de Minister of de erkenning al dan niet wordt hernieuwd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de erkenning als hernieuwd beschouwd.
De beslissing tot hernieuwing of weigering van de hernieuwing van de erkenning wordt onmiddellijk aan het pleeggezin bezorgd.
Art.34. Mogelijkheid om beroep in te stellen
De kandidaat-pleeggezinnen of pleeggezinnen kunnen beroep instellen bij de Regering in geval van weigering van de erkenning, weigering van de wijziging van de erkenning of weigering van de hernieuwing van de erkenning. Het beroep is niet opschortend.
De kandidaat-pleeggezinnen of pleeggezinnen bezorgen het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de Regering en dit binnen 21 dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van de in artikel 31, vierde lid, vermelde beslissing waarbij de erkenning wordt geweigerd, de in artikel 32, § 2, vierde lid, vermelde beslissing waarbij de wijziging van de erkenning wordt geweigerd of de in artikel 33, § 2, vijfde lid, vermelde beslissing waarbij de hernieuwing van de erkenning wordt geweigerd.
De Regering licht het departement in over het beroep. Het departement bezorgt de Regering, binnen een door haar gestelde termijn, een standpunt.
Binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, beslist de Regering over de toekenning van de erkenning, de goedkeuring van de wijziging van de erkenning of de hernieuwing van de erkenning.
Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de beslissing waartegen beroep is ingesteld, als bevestigd beschouwd.
Art.35. Verplichtingen voor het behoud van de erkenning
Voor het behoud van de erkenning vermeld in artikel 95, eerste lid, van het decreet verplichten de pleeggezinnen zich ertoe het departement in kennis te stellen van elke gebeurtenis die uitwerkingen zou kunnen hebben op de opvang of die de integriteit van de kinderen en jongeren zou kunnen schenden.
Onderafdeling 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art.36. Schorsing van de erkenning
§ 1 Het departement maakt de inspectie attent op alle gevallen waarin het op basis van de ter beschikking staande informatie vermoedt dat een pleeggezin een of meer van de verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet nakomt.
Als de inspectie na een aanwijzing in de zin van het eerste lid of op grond van enig andere aanwijzing of inlichting tot de conclusie komt dat het pleeggezin een of meer van de verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet nakomt, dan maant ze het betrokken pleeggezin aan om die verplichtingen binnen dertig dagen na te komen.
Op gemotiveerd verzoek kan het pleeggezin, uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van de in het tweede lid gestelde termijn, het departement vragen om de termijn eenmaal met hoogstens dertig dagen te verlengen.
De Minister wordt door de inspectie op de hoogte gesteld van de niet-naleving.
In spoedeisende gevallen kan de inspectie, door middel van een met bijzondere reden omklede beslissing, een onmiddellijke aanpassing bevelen.
§ 2 - Indien het pleeggezin na het verstrijken van de termijnen vermeld in paragraaf 1 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, schorst de Minister de erkenning op basis van een advies van de inspectie.
Vóór de schorsing deelt de Minister zijn voornemen aangetekend mee aan het betrokken pleeggezin. Dat kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na het verzenden van dat voornemen, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen dertig dagen na toezending van de aangetekende kennisgeving. De datum van de poststempel of van de elektronische tijdstempel is doorslaggevend.
Binnen dertig dagen nadat betrokkene is gehoord of, naargelang van het geval, na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de erkenning wordt geschorst en voor welke duur.
De beslissing tot schorsing van de erkenning wordt onmiddellijk aan het pleeggezin bezorgd.
§ 3 - Tijdens de duur van de schorsing van de erkenning wordt geen pleegzorgvergoeding meer uitbetaald aan het pleeggezin voor zijn dienstverlening.
§ 4 - Indien het pleeggezin de verplichtingen nakomt, maakt de Minister een einde aan de schorsing van de erkenning. De Minister kan de tussentijds niet uitbetaalde pleegzorgvergoeding terugwerkend uitbetalen.
§ 5 - Als de erkenning wordt geschorst, kan het pleeggezin beroep instellen bij de Regering. Het beroep is niet opschortend.
Het pleeggezin bezorgt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de Regering en dit binnen 21 dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van de in § 2, vierde lid, vermelde beslissing waarbij de erkenning wordt geschorst.
De Regering licht het departement en de inspectie in over het beroep. Die bezorgen de Regering, binnen een door haar gestelde termijn, een standpunt.
De Regering beslist binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, over het behoud of de beëindiging van de schorsing van de erkenning. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de beslissing waartegen beroep is ingesteld, als bevestigd beschouwd.
Art.37. Intrekking van de erkenning
§ 1 - Indien het pleeggezin na het verstrijken van de schorsing van de erkenning vermeld in artikel 36, § 2, derde lid, zijn verplichtingen nog altijd niet nakomt, trekt de Minister zijn erkenning in op basis van een advies van de inspectie.
Vóór de intrekking van de erkenning deelt de Minister zijn voornemen aangetekend mee aan het betrokken pleeggezin. Dat kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na het verzenden van dat voornemen, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen dertig dagen na toezending van de aangetekende kennisgeving. De datum van de poststempel of van de elektronische tijdstempel is doorslaggevend.
Binnen dertig dagen nadat betrokkene is gehoord of, naargelang van het geval, na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de erkenning wordt ingetrokken.
De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt onmiddellijk aan het pleeggezin bezorgd.
§ 2 - Met de intrekking van de erkenning wordt de uitbetaling van de pleegzorgvergoeding door de Duitstalige Gemeenschap beëindigd.
§ 3 - Als de erkenning wordt ingetrokken, kan het pleeggezin beroep instellen bij de Regering. Het beroep is niet opschortend.
Het pleeggezin bezorgt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de Regering en dit binnen 21 dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van de in § 1, vierde lid, vermelde beslissing waarbij de erkenning wordt ingetrokken.
De Regering licht het departement en de inspectie in over het beroep. Die bezorgen de Regering, binnen een door haar gestelde termijn, een standpunt.
De Regering beslist binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, of de erkenning wordt ingetrokken.
Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de beslissing waartegen beroep is ingesteld, als bevestigd beschouwd.
Art.38. Beëindiging van de pleegzorg
Het pleeggezin deelt elke vrijwillige tijdelijke of definitieve stopzetting van zijn dienstverlening die niet aan een intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 37 te wijten is, mee aan het departement.
Het voornemen van het pleeggezin wordt onmiddellijk meegedeeld aan de Minister.
De definitieve stopzetting heeft tot gevolg dat de erkenning van rechtswege wordt ingetrokken en dat de eventuele uitbetaling van de pleegzorgvergoeding door de Duitstalige Gemeenschap wordt beëindigd.
Het pleeggezin waarvan de erkenning ingetrokken werd of afgelopen is of het pleeggezin dat zijn dienstverlening tijdelijk stopzet, neemt in overleg met het departement alle passende maatregelen om de toekomstige opvang in het belang van de betrokken kinderen, jongeren of jongvolwassenen te waarborgen.
Afdeling 3. - Erkenning van gespecialiseerde pleeggezinnen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art.39. Kwalificatievereisten
Voor het verkrijgen van de erkenning als gespecialiseerd pleeggezin heeft de natuurlijke persoon die in het kader van het decreet aan gespecialiseerde pleegzorg doet, minstens een bachelordiploma in een sociale richting of een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift.
Art.40. Infrastructuurvereisten
De woning van de natuurlijke persoon is zo ingericht dat gespecialiseerde pleegzorg er kan worden uitgevoerd. Hiertoe zorgt de natuurlijke persoon ervoor dat de ruimten:
1° voldoende plaats bieden. Elk pleegkind heeft een eigen kamer of een plaats waar het zich kan terugtrekken. De gemeenschappelijke ruimten zijn groot genoeg om alle gezinsleden, de pleegkinderen inbegrepen, genoeg plaats te bieden;
2° qua uitrusting aangepast zijn aan de leeftijd en de behoeften. De woonruimte en het meubilair zijn afgestemd op de individuele behoeften van het pleegkind;
3° qua bouwsubstantie in een goede en hygiënische toestand verkeren. Dat houdt in het bijzonder het volgende in: een goed functionerende verwarming, geen schimmelgroei en voldoende natuurlijk licht;
4° veilig zijn. Dat omvat op zijn minst het beveiligen van balkons, elektrische toestellen en andere potentieel gevaarlijke zaken.
Art.41. Erkenningsprocedure
Voor het verkrijgen van de erkenning als gespecialiseerd pleeggezin voltooien de natuurlijke personen vermeld in artikel 104.2 van het decreet de voorbereiding op de pleegzorg.
De procedure vermeld in artikel 31, tweede tot vierde lid, geldt mutatis mutandis voor de gespecialiseerde pleeggezinnen.
Art.42. Procedure voor de wijziging van de erkenning
Als de in de erkenning vermelde gegevens niet meer kloppen of als de in de erkenning vermelde gegevens om andere redenen moeten worden gewijzigd, dient het gespecialiseerd pleeggezin een aanvraag tot wijziging van de erkenning in bij het departement.
De aanvraag bevat de stukken en gegevens die de wijziging van de erkenning rechtvaardigen.
De procedure vermeld in artikel 32, § 2, geldt mutatis mutandis voor de gespecialiseerde pleeggezinnen.
Art.43. Procedure voor de hernieuwing van de erkenning
Voor de hernieuwing van de erkenning dient het gespecialiseerd pleeggezin een aanvraag tot hernieuwing van de erkenning in bij het departement en dit uiterlijk één maand voordat de erkenning afloopt.
De aanvraag gaat vergezeld van stukken waaruit blijkt dat nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden vermeld in artikel 104.2 van het decreet en aan de verplichtingen vermeld in artikel 104.4 van het decreet.
De procedure vermeld in artikel 33, § 2, geldt mutatis mutandis voor de gespecialiseerde pleeggezinnen.
Art.44. Mogelijkheid om beroep in te stellen
De kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen of gespecialiseerde pleeggezinnen kunnen beroep instellen bij de Regering in geval van weigering van de erkenning, weigering van de wijziging van de erkenning of weigering van de hernieuwing van de erkenning. Het beroep is niet opschortend.
De procedure vermeld in artikel 34, tweede tot vijfde lid, geldt mutatis mutandis voor de gespecialiseerde pleeggezinnen.
Art.45. Kwaliteitsdialoog
In het kader van de kwaliteitsdialoog vermeld in artikel 104.4, eerste lid, 5°, van het decreet onderzoekt het departement of nog altijd wordt voldaan aan de voorwaarden vermeld in artikel 104.2 van het decreet en aan de verplichtingen vermeld in artikel 104.4 van het decreet.
Het gespecialiseerd pleeggezin bezorgt het departement op verzoek alle nodige inlichtingen en documenten die voor het onderzoek noodzakelijk zijn.
Het departement kan zo nodig externe deskundigen betrekken bij de kwaliteitsdialoog.
Art.46. Opnamecapaciteit
Een gespecialiseerd pleeggezin kan meer dan zes pleegkinderen opnemen voor zover uit het standpunt van het departement vermeld in artikel 104.8, tweede lid, van het decreet blijkt dat de kwaliteit van de opvang van de pleegkinderen daar niet onder lijdt en nog altijd voldaan wordt aan de infrastructuurvereisten vermeld in artikel 40.
Onderafdeling 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art.47. Schorsing en intrekking van de erkenning
De schorsing en de intrekking van de erkenning van gespecialiseerde pleeggezinnen geschieden zoals bepaald in de artikelen 36 en 37.
Art.48. Beëindiging van de gespecialiseerde pleegzorg
Het gespecialiseerd pleeggezin deelt elke vrijwillige tijdelijke of definitieve stopzetting van zijn dienstverlening die niet aan een intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 47 te wijten is, mee aan het departement.
De procedure vermeld in artikel 30, tweede tot vierde lid, geldt mutatis mutandis voor de gespecialiseerde pleeggezinnen.
Afdeling 4. - Voorbereiding op de pleegzorg
Art.49. Vragenlijst
De Minister stelt de vragenlijst vermeld in artikel 101 van het decreet ter beschikking; via die vragenlijst worden de volgende gegevens en stukken opgevraagd met betrekking tot de kandidaat-pleeggezinnen en de kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen:
1° naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, nationaliteit, burgerlijke staat, gezinssamenstelling;
2° moedertaal en informatie over kennis van andere talen;
3° informatie over godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging;
4° woonplaats en overzicht van vroegere woonplaatsen;
5° telefoonnummer en e-mailadres;
6° informatie over de gezinssituatie en over de sociale omgeving;
7° informatie over de woonsituatie;
8° einddiploma, opleiding en studiegetuigschriften;
9° informatie over de beroepssituatie en de financiële situatie;
10° interesses, hobby's, verenigingsleven;
11° informatie over de gezondheidstoestand en de psychologische en lichamelijke ontwikkeling;
12° informatie over het gezinsverleden;
13° motivatie en beweegredenen om aan pleegzorg te doen, alsook inzicht in de pleegzorg of de gespecialiseerde pleegzorg;
14° informatie over de vorm van pleegzorg of gespecialiseerde pleegzorg.
Art.50. Inschrijvingsdocumenten
Met het oog op hun inschrijving voor de voorbereiding op de pleegzorg leggen de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen aan het departement documenten voor waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de voorwaarden vermeld in artikel 93 respectievelijk artikel 104.2 van het decreet, alsook de volgende documenten:
1° de ingevulde vragenlijst vermeld in artikel 49;
2° een afschrift van de gezinssamenstelling dat niet ouder is dan drie maanden;
3° een foto van de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen.
De voorwaarde vermeld in artikel 93, 5°, en artikel 104.2, 8°, van het decreet wordt gestaafd met een medisch attest dat niet ouder is dan drie maanden en waaruit blijkt dat de leden van het pleeggezin of gespecialiseerd pleeggezin die tot het gezin behoren, vrij zijn van verslavingsproblemen of aandoeningen die de integriteit van het kind of de jongere ernstig in gevaar kunnen brengen.
Art.51. Standpunt van het departement
Het departement stelt het standpunt vermeld in artikel 102, tweede lid, van het decreet op binnen dertig dagen na ontvangst van de documenten vermeld in artikel 50 en bezorgt het aan de Minister.
Het departement onderzoekt op basis van zijn bevindingen of de niet-naleving van de erkenningsvoorwaarden de integriteit van het kind of de jongere in gevaar kan brengen.
Daartoe kan het departement een of meer bijeenkomsten met de kandidaat-pleeggezinnen en het kind of de jongere organiseren.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van het standpunt van het departement of na het verstrijken van de termijn vermeld in het eerste lid beslist de Minister of de deelname aan de voorbereiding op de pleegzorg al dan niet wordt goedgekeurd.
De beslissing tot goedkeuring of weigering van de deelname aan de voorbereiding op de pleegzorg wordt onmiddellijk aan de kandidaat-pleeggezinnen bezorgd.
Art.52. Inhoud, nadere regels en duur van de voorbereiding op de pleegzorg
§ 1 - De voorbereiding op de pleegzorg vermeld in artikel 103 van het decreet omvat:
1° minstens een persoonlijk voorbereidingsgesprek met het departement;
2° een voorbereidingsseminar;
3° voor kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen: een aanvullende module ter voorbereiding op de specifieke voorwaarden en nadere regels inzake gespecialiseerde pleegzorg;
4° minstens een persoonlijk afsluitend gesprek met het departement.
§ 2 - Binnen vier maanden na ontvangst van de documenten vermeld in artikel 50 voert het departement minstens één persoonlijk voorbereidingsgesprek met de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen dat bij hen thuis plaatsvindt. Als het departement dit noodzakelijk acht, kunnen aanvullende gesprekken gevoerd worden.
Bij die gesprekken onderzoekt het departement, samen met de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen, hun project voor pleegzorg of gespecialiseerde pleegzorg.
§ 3 - Het voorbereidingsseminar vermeld in § 1, 2°, heeft het volgende tot doel:
1° de kandidaat-pleeggezinnen en kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen inlichten over de juridische en contextuele aspecten van de pleegzorg en de gespecialiseerde pleegzorg;
2° de kandidaat-pleeggezinnen en kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen bewustmaken van de psychologische, familiale en tussenmenselijke uitdagingen waarmee pleegzorg of gespecialiseerde pleegzorg gepaard gaat;
3° stilstaan bij de beweegredenen waarom de kandidaat-pleeggezinnen en kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen overwegen om aan pleegzorg te doen.
In het kader van het voorbereidingsseminar voert het departement minstens één persoonlijk gesprek om een sociaal-psychologische inschatting van de kandidaat-pleeggezinnen en kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen te maken en in aansluiting daarop stelt het een sociaal-psychologisch standpunt op.
Het sociaal-psychologisch standpunt bevat de volgende gegevens over de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen:
1° naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, nationaliteit, burgerlijke staat, gezinssamenstelling;
2° informatie over de gezinssituatie en over de sociale omgeving;
3° informatie over de psychologische ontwikkeling;
4° informatie over het gezinsverleden;
5° informatie over de sociaal-psychologische bekwaamheden en belangen;
6° motivatie en beweegredenen om aan pleegzorg te doen, alsook inzicht in de pleegzorg of de gespecialiseerde pleegzorg.
§ 4 - Binnen vier maanden na voltooiing van het voorbereidingsseminar voert het departement minstens één persoonlijk afsluitend gesprek met de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen. Als het departement dit noodzakelijk acht, kunnen aanvullende gesprekken gevoerd worden.
Bij die gesprekken deelt het departement de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen zijn bevindingen uit het voorbereidingsseminar mee, alsook de daaruit voortvloeiende positieve of negatieve inschatting van de geschiktheid om aan pleegzorg of gespecialiseerde pleegzorg te doen.
Bij een positieve inschatting van de geschiktheid wordt de voorbereiding op de pleegzorg als voltooid beschouwd.
Bij een negatieve inschatting van de geschiktheid wordt de voorbereiding op de pleegzorg als niet-voltooid beschouwd.
Het departement deelt de Minister mee of de voorbereiding op de pleegzorg voltooid of niet-voltooid is.
§ 5 - De voorbereiding op de pleegzorg duurt minstens twintig uur voor kandidaat-pleeggezinnen en minstens vijfentwintig uur voor kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen.
Art.53. Gelijkstelling van een voorbereiding
§ 1 - Overeenkomstig artikel 104 van het decreet kan een andere voorbereiding op de pleegzorg of de voorbereiding op een andere vorm van opname van kinderen geheel of gedeeltelijk gelijkgesteld worden met de voorbereiding op de pleegzorg die door het departement wordt aangeboden, voor zover ze gelijkwaardig leidt tot bewustwording van de psychologische, familiale en tussenmenselijke uitdagingen waarmee de opname van een kind gepaard gaat.
Voor de gelijkstelling van een voorbereiding dienen de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen een schriftelijke aanvraag in bij het departement. Die bevat de volgende stukken en gegevens:
1° de documenten vermeld in artikel 50;
2° gegevens over de organisator van de voorbereiding;
3° een afschrift van het deelnemingsattest;
4° informatie over de inhoud van de voorbereiding.
§ 2 - Het departement controleert of de ingediende aanvraag tot gelijkstelling volledig is. Indien de aanvraag volledig is, bezorgt het departement de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag een bevestiging. Indien de aanvraag niet volledig is, vraagt het departement de ontbrekende gegevens of ontbrekende stukken op bij de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen.
Binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en bezorgt het aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een positief advies.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement of na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister of de gelijkstelling van de voorbereiding wordt geweigerd of wordt toegekend. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, wordt de voorbereiding als volledig gelijkgesteld beschouwd.
De beslissing tot volledige of gedeeltelijke gelijkstelling van de voorbereiding of tot weigering van de gelijkstelling van de voorbereiding wordt onmiddellijk aan de aanvrager bezorgd.
In geval van een gedeeltelijke gelijkstelling van de voorbereiding deelt het departement aan de kandidaat-pleeggezinnen of kandidaat-gespecialiseerdepleeggezinnen mee welke onderdelen van de voorbereiding op de pleegzorg ze nog moeten doorlopen.
Afdeling 5. - Overeenkomst
Art.54. Kader en inhoud
Naast de gegevens vermeld in artikel 105, § 1, eerste lid, van het decreet bevat de overeenkomst tussen de Regering en de erkende aanbieders van jeugdbijstand of jeugdbescherming minstens de volgende verdere gegevens:
1° de gebruikers van de dienstverlening;
2° de personeelsformatie;
3° de opvangcapaciteit;
4° de kwalitatieve en kwantitatieve voorschriften voor de uitvoering van de dienstverlening;
5° de boekhoudkundige voorschriften;
6° de voorschriften voor de evaluatie van de uitvoering van de overeenkomst;
7° de voorschriften inzake gegevensbescherming;
8° de gevolgen bij niet-naleving van de overeenkomst;
9° de duur van de overeenkomst.
Art.55. Kader en inhoud
Naast de gegevens vermeld in artikel 105, § 2, eerste lid, van het decreet bevat de overeenkomst tussen de Regering en de erkende aanbieders van jeugdbijstand of jeugdbescherming of dienstverrichters minstens de volgende verdere gegevens:
1° de taakomschrijving;
2° de gebruikers van de dienstverlening;
3° de personeelsformatie;
4° de kwalitatieve en kwantitatieve voorschriften voor de uitvoering van de dienstverlening;
5° het bedrag van de kostenovername;
6° de voorschriften voor de evaluatie van de uitvoering van de overeenkomst;
7° de voorschriften inzake gegevensbescherming;
8° de gevolgen bij niet-naleving van de overeenkomst;
9° de duur van de overeenkomst.
HOOFDSTUK 6. - Financiële bepalingen
Afdeling 1. - Subsidiëring, overname van kosten, pleegzorgvergoeding en vergoedingen
Art.56. Subsidiëringsvoorwaarden en voorwaarden voor de overname van kosten
Voor het verkrijgen van de subsidie vermeld in artikel 107, eerste lid, van het decreet en voor de overname van de kosten vermeld in artikel 107, tweede lid, van het decreet moet de erkende aanbieder van jeugdbijstand of jeugdbescherming of de dienstverrichter ervoor zorgen dat zijn dienstverlening passend, toereikend, doelmatig en efficiënt is. De subsidiëring en de overname van kosten moeten in verhouding staan tot de dienstverlening.
Art.57. Pleegzorgvergoeding
§ 1 - Indien een pleeggezin een kind, jongere of jongvolwassene of gelijktijdig hoogstens twee kinderen, jongeren of jongvolwassenen opvangt, ontvangt het pleeggezin, afhankelijk van de vorm van pleegzorg en de leeftijd van de opgevangen kinderen, jongeren of jongvolwassenen, een pleegzorgvergoeding per dag en per pleegkind overeenkomstig de volgende tabel:
<td colspan="3" valign="top">Vorm van pleegzorg | |||
Leeftijd | Langdurige pleegzorg | Crisispleegzorg | Ondersteunende pleegzorg |
0 tot 5 jaar | 24,39 euro | 36,77 euro | 30,67 euro |
6 tot 11 jaar | 25,61 euro | 36,77 euro | 30,67 euro |
Vanaf 12 jaar | 26,83 euro | 36,77 euro | 30,67 euro |
<td colspan="3" valign="top">Vorm van pleegzorg | |||
Leeftijd | Langdurige pleegzorg | Crisispleegzorg | Ondersteunende pleegzorg |
0 tot 5 jaar | 27,10 euro | 40,86 euro | 30,67 euro |
6 tot 11 jaar | 28,45 euro | 40,86 euro | 30,67 euro |
Vanaf 12 jaar | 29,81 euro | 40,86 euro | 30,67 euro |
Vorm van gespecialiseerde pleegzorg | ||
Leeftijd | Langdurige pleegzorg | Crisispleegzorg |
0 tot 5 jaar | 27,10 euro | 40,86 euro |
6 tot 11 jaar | 28,45 euro | 40,86 euro |
Vanaf 12 jaar | 29,81 euro | 40,86 euro |
Inkomensgroep | Maandelijks netto-inkomen in euro | Maandelijkse kostenbijdrage in euro |
1 | tot 1.524,99 | 45 |
2 | 1.525,00 tot 1.800,99 | 75 |
3 | 1.801,00 tot 2.000,99 | 130 |
4 | 2.001,00 tot 2.200,99 | 215 |
5 | 2.201,00 tot 2.400,99 | 300 |
6 | 2.401,00 tot 2.700,99 | 375 |
7 | 2.701,00 tot 3.000,99 | 455 |
8 | 3.001,00 tot 3.300,99 | 540 |
9 | 3.301,00 tot 3.600,99 | 615 |
10 | 3.601,00 en meer | 695 |