Details





Titel:

7 AUGUSTUS 2025. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de voortgezette vorming van officieren



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 2002 betreffende de organisatie van de Koninklijke Militaire School
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 26 december 2013 betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader van de Krijgsmacht, het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor en het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef
Art. 4-12
HOOFDSTUK 3. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 13-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002007241  2013007330 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 2002 betreffende de organisatie van de Koninklijke Militaire School
Artikel 1. In artikel 5, derde lid, van het koninklijk besluit van 26 september 2002 betreffende de organisatie van de Koninklijke Militaire School, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2007 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 september 2008, 10 juli 2017, 29 augustus 2019 en 6 oktober 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de inleidende zin worden de woorden "de master in de militaire ingenieurswetenschappen, van" ingevoegd tussen de woorden "De cijfers van" en de woorden "de master in politieke en militaire wetenschappen", en worden de woorden "bijlage B" vervangen door de woorden "bijlagen B en C";
  b) het lid wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende:
  "3° voor de master in de militaire ingenieurswetenschappen:
  a) wordt een cijfer toegekend voor de cursusgroep "gespecialiseerde techniek";
  b) wordt een globaal cijfer toegekend voor de masterproef die bestaat uit het opstellen en de mondelinge verdediging van een onderzoekswerk in een technisch domein dat overeenstemt met de gekozen oriëntatie;
  c) is het onderling gewicht van de toegekende cijfers voor de vakken die deel uitmaken van de cursusgroep bedoeld in a) opgenomen in de bijlage C aan dit besluit;
  d) is het onderling gewicht van het toegekende cijfer voor de cursusgroep bedoeld in a) en voor de masterproef bedoeld in b) opgenomen in de bijlage C aan dit besluit;
  e) wordt voor de cursusgroep bedoeld in a) of voor de masterproef bedoeld in b) een cijfer lager dan 50% beschouwd als een uitsluitingscijfer.".

Art.2. In artikel 14, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2006, worden de woorden "het brevet van ingenieur van het militair materieel," ingevoegd tussen de woorden "houder zijn van" en de woorden "het hogere stafbrevet".

Art.3. In artikel 16, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 juli 2014, wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt:
  "3° per taalstelsel, drie vertegenwoordigers van alle stagiairs, verkozen door en uit de stagiairs die de opleiding voor ingenieur van het militair materieel, de hogere stafopleiding en de hogere opleiding voor militair administrateur volgen;".

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 26 december 2013 betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader van de Krijgsmacht, het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor en het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef
Art.4. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 26 december 2013 betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader van de Krijgsmacht, het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor en het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2022, wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende:
  "4° de opleiding voor ingenieur van het militair materieel, ter ontwikkeling van de competenties bedoeld in artikel 111, eerste lid, 4°, van de wet.".

Art.5. In artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 2° worden de woorden ", georganiseerd in een instelling van Defensie," opgeheven;
  b) de paragraaf wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende:
  "4° in functie van de kaderbehoeften en op voorstel van de DGHR, de kandidatuur aanvaarden van een officier van niveau A, die aan de in artikel 22/2, § 1, eerste lid, bedoelde voorwaarden voldoet, voor het volgen van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel bedoeld in artikel 2, 4°. ".

Art.6. In artikel 11 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 juli 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  "Iedere officier bedoeld in artikel 9, § 1, 3° en 4°, kan verzaken aan het aanvangen of het verderzetten van de hogere opleiding of de opleiding voor ingenieur van het militair materieel waarvoor zijn kandidatuur werd aanvaard.";
  2° in het tweede lid worden de woorden "drie jaar" vervangen door de woorden "na drie jaar werkelijke dienst".

Art.7. In artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 juli 2022, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden ", of de opleiding voor ingenieur van het militair materieel bedoeld in artikel 2, 4° ".

Art.8. Artikel 13 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 juli 2022, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 13. § 1. Wanneer een militair, aangeduid voor de verplichte deelneming aan de vervolmakingscursussen in het kader van de overplaatsingen bedoeld in de artikelen 40, tweede lid, en 41, tweede lid, van de wet, of aanvaard voor het volgen van een hogere opleiding bedoeld in artikel 2, 3°, of de opleiding voor ingenieur van het militair materieel bedoeld in artikel 2, 4°, zijn vervolmakingscursus, hogere opleiding of opleiding voor ingenieur van het militair materieel niet kan aanvangen of wanneer een stagiair deze moet onderbreken, wegens ernstige gezondheidsredenen, wegens ernstige sociale redenen of dwingende dienstredenen die worden beoordeeld door de DGHR, wordt hij van rechtswege aangehecht, naargelang het geval, aan de eerstvolgende gelijkaardige vervolmakingscursus, hogere opleiding of opleiding voor ingenieur van het militair materieel die wordt georganiseerd nadat de oorzaak van het niet aanvangen of de onderbreking een einde heeft genomen.
  Wanneer het een vervolmakingscursus, een hogere opleiding of de opleiding voor ingenieur van het militair materieel in een extern vormingsorganisme betreft, en wanneer het niet meer mogelijk is om de betrokken militair of stagiair aan te hechten om, naargelang het geval, dezelfde vervolmakingscursus, dezelfde hogere opleiding of dezelfde opleiding voor ingenieur van het militair materieel later te volgen, overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, wordt de militair of de stagiair van rechtswege aangehecht aan een gelijkaardige, naargelang het geval, vervolmakingscursus, hogere opleiding of opleiding voor ingenieur van het militair materieel georganiseerd in een vormingsorganisme van Defensie nadat de oorzaak van het niet aanvangen of de onderbreking een einde heeft genomen.
  § 2. De officier die, zonder verzaakt te hebben, of de militair die niet deelneemt aan, naargelang het geval, de vervolmakingscursus, de hogere opleiding of de opleiding voor ingenieur van het militair materieel waaraan hij werd aangehecht bij toepassing van de bepalingen bedoeld in paragraaf 1, wordt beschouwd als definitief mislukt te zijn voor deze vervolmakingscursus, deze hogere opleiding of deze opleiding voor ingenieur van het militair materieel en verliest, in voorkomend geval, van rechtswege de hoedanigheid van stagiair.".

Art.9. In hoofdstuk 4 van hetzelfde besluit, wordt een afdeling 1/1 ingevoegd, die de artikelen 22/1 tot 22/10 bevat, luidende:
  "Afdeling 1/1. - De opleiding voor ingenieur van het militair materieel
  Art. 22/1. Naargelang de behoeften van de Krijgsmacht kan de opleiding voor ingenieur van het militair materieel jaarlijks worden georganiseerd met als doel bij de stagiair de vereiste competenties te ontwikkelen in een gespecialiseerd technisch domein.
  De in het eerste lid bedoelde opleiding voor ingenieur van het militair materieel wordt onderwezen in de KMS, of in een Belgische of buitenlandse universiteit of hogeschool voor zover deze erkend is als zijnde gelijkwaardig aan de opleiding voor ingenieur van het militair materieel onderwezen in de KMS, en loopt over een academiejaar.
  Naargelang de behoeften van de Krijgsmacht en op voorstel van de DGHR kan de minister een officier die aan de in artikel 22/2, § 1, eerste lid, bedoelde voorwaarden voldoet, aanduiden om een opleiding te volgen in een buitenlandse militaire instelling.
  De in het derde lid bedoelde opleiding moet erkend zijn geweest als een opleiding van ten minste een gelijkwaardig niveau met de opleiding bedoeld in het eerste lid.
  Art. 22/2. § 1. De lager officier die aan de volgende voorwaarden voldoet, kan zijn kandidatuur indienen om de opleiding, bedoeld in artikel 9, § 1, 4°, te volgen:
  1° beroepsofficier van niveau A zijn;
  2° niet meer de hoedanigheid van kandidaat-militair bezitten;
  3° de vorming kandidaat hoofdofficier, bedoeld in artikel 2, 2°, nog niet met succes hebben gevolgd;
  4° tijdens een periode van maximum tien opeenvolgende kalenderjaren, niet meer dan vijfmaal zijn kandidatuur voor de opleiding voor ingenieur van het militair materieel gesteld hebben;
  5° geen houder zijn van het brevet van ingenieur van het militair materieel;
  6° de basis stafvorming met succes gevolgd hebben of gelijkwaardige beroepservaring op stafniveau kunnen aantonen;
  7° houder zijn van een master of een gelijkwaardig diploma of getuigschrift in een technisch of wetenschappelijk domein;
  8° niet definitief verzaakt hebben tijdens een vroegere opleiding voor ingenieur van het militair materieel bedoeld in artikel 2, 4°, overeenkomstig artikel 11, of niet definitief verzaakt hebben tijdens een vroegere opleiding van een ten minste gelijkwaardig niveau met de opleiding voor ingenieur van het militair materieel bedoeld in artikel 2, 4°, in een buitenlandse militaire instelling;
  9° geslaagd zijn voor de test betreffende de kennis van het Engels bedoeld in artikel 5, § 3, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren.
  De periode van maximum tien kalenderjaren bedoeld in het eerste lid, 4°, vangt aan op 1 januari van het jaar waarin hij zich voor de eerste maal kandidaat stelt om de opleiding voor ingenieur van het militair materieel te volgen. Na deze periode komt zijn kandidatuur niet meer in aanmerking.
  De DGHR spreekt zich uit over de gelijkwaardigheid van de beroepservaring bedoeld in het eerste lid, 6°, en de gelijkwaardigheid van het diploma bedoeld in het eerste lid, 7°.
  § 2. Bij het indienen van zijn kandidatuur voor de opleiding voor ingenieur van het militair materieel, georganiseerd in de KMS of in een Belgische universiteit of hogeschool, preciseert de officier in welke taal, het Nederlands of het Frans, hij deze opleiding wenst te volgen.
  Indien de door de officier gekozen taal niet die van het taalstelsel is waartoe hij behoort, dient hij evenwel aan de vereiste taalcompetentie te voldoen.
  Om aan de in het tweede lid bedoelde taalcompetentie te voldoen, dient de officier ten minste 70 procent behaald te hebben op het taalexamen bedoeld in artikel 3 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger.
  § 3. Betreffende de vereiste kennis van de taal waarin de opleiding zal worden onderwezen, kan de DGHR een specifieke taalcompetentie bepalen voor de officieren die hun kandidatuur ingediend hebben voor de opleiding voor ingenieur van het militair materieel in het buitenland.
  De aanvaarding van de officier voor het volgen van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel, bedoeld in het eerste lid, in een andere taal dan deze van het taalstelsel waartoe hij behoort, kan door de DGHR worden ingetrokken indien de betrokken officier niet aan de vereiste taalcompetentie voldoet.
  Art. 22/3. § 1. De minister bepaalt jaarlijks, naargelang de behoeften van de Krijgsmacht en op voorstel van de chef Defensie, het aantal officieren per specialiteit, die kunnen worden aanvaard in de hoedanigheid van stagiair voor de opleiding voor ingenieur van het militair materieel.
  Een officier die aangehecht wordt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, wordt niet meegeteld in het aantal officieren, bedoeld in het eerste lid, voor de opleiding voor ingenieur van het militair materieel waaraan hij aangehecht wordt.
  § 2. Het openstellen van de plaatsen wordt ter kennis gebracht van de potentiële kandidaten.
  Art. 22/4. § 1. De voorwaarden om door de minister te kunnen worden aanvaard in de hoedanigheid van stagiair voor het volgen van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel, zijn de volgende:
  1° zijn kandidatuur ingediend hebben;
  2° ingeschreven zijn op de lijst van de voorgedragen officieren opgesteld door de DGHR.
  § 2. De DGHR stelt deze lijst op, rekening houdend met:
  1° de uitslagen behaald voor eerdere gevolgde vormingen;
  2° de evaluatie van het potentieel;
  3° de professionele competenties en het rendement in de als officier uitgeoefende functies;
  4° de beoordelingen van zijn fysieke en medische geschiktheid;
  5° de behoeften aan in te vullen functies binnen de organisatie;
  6° het resultaat van een gestructureerd interview.
  § 3. Het gestructureerd interview bedoeld in paragraaf 2, 6°, wordt uitgevoerd door een adviescommissie. Tijdens dit gestructureerd interview wordt gepeild naar de vereiste voorkennis, de geschiktheid voor de functie van ingenieur van het militair materieel in de gekozen specialiteit en de motivatie van de kandidaat.
  De adviescommissie bestaat uit ten minste twee leden aangeduid door de commandant van de KMS. De commandant van de KMS duidt de voorzitter aan onder de leden van de adviescommissie.
  De adviescommissie maakt een rangschikking op van de kandidaten per specialiteit van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel.
  De rangschikking opgemaakt door de adviescommissie is het resultaat van het gestructureerd interview, bedoeld in paragraaf 2, 6°.
  § 4. De DGHR maakt de in paragraaf 1, 2°, bedoelde lijst, alsook de lijst van alle officieren die hun kandidatuur ingediend hebben en die niet voorgedragen worden, over aan de chef Defensie.
  De chef Defensie maakt deze lijsten, eventueel vergezeld met zijn advies, over aan de minister.
  § 5. De in paragraaf 1, 2°, bedoelde lijst wordt betekend aan elke officier die zijn kandidatuur heeft ingediend.
  De kandidaat die aan de in artikel 22/2, § 1, eerste lid, bepaalde voorwaarden voldoet en die niet op deze lijst is opgenomen, kan bij de minister een beroep aantekenen binnen de tien werkdagen die volgen op de betekening van deze lijst.
  § 6. De minister aanvaardt of weigert de kandidaturen ten laatste vier maanden vóór het begin van de cursus.
  De weigering van de kandidatuur door de minister is definitief. De beslissing wordt ter kennis gebracht van de betrokken officier.
  Art. 22/5. De opleiding voor ingenieur van het militair materieel bevat de module "gespecialiseerde techniek" van het gelijknamig domein.
  Het domein stemt overeen met de cursusgroep bedoeld in artikel 5, derde lid, 3°, a), van het koninklijk besluit van 26 september 2002 betreffende de organisatie van de Koninklijke Militaire School.
  Art. 22/6. Na afloop van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel geeft de commandant van de KMS, voor elke stagiair, een eindbeoordeling samengesteld uit:
  1° de beoordeling van zijn professionele competenties, op basis van de cijfers toegekend overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 5, derde lid, 3°, van het voornoemd koninklijk besluit van 26 september 2002;
  2° de beoordeling van zijn gedragscompetenties bedoeld in artikel 8, eerste lid, 4° en tweede lid, 2°, van dit besluit.
  Art. 22/7. De uitslagen bedoeld in artikel 22/6, 1°, worden bepaald door de lesgevers die de stof hebben onderwezen waarover de stagiair beoordeeld wordt, of door de directeur van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel als de test het strikte kader van een stof te buiten gaat.
  De directeur van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel raadpleegt, in voorkomend geval:
  1° de lesgevers die de leerstof hebben onderwezen waarover de stagiair geëvalueerd wordt;
  2° één of meerdere burgers of officieren die niet tot de KMS behoren, experts in de leerstof waarover de stagiair geëvalueerd wordt.
  De directeur van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel wijst de in het tweede lid, 2°, bedoelde experts aan en nodigt hen uit om de mondelinge tests bij te wonen.
  Indien de directeur van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel niet de grondige kennis bezit van het Nederlands en het Frans, wijst de commandant van de KMS een hoofdofficier ingenieur van het militair materieel van hetzelfde taalstelsel als de stagiair aan, die tot de KMS behoort. Bij ontstentenis wordt een hoofdofficier ingenieur van het militair materieel die niet tot de KMS behoort door de DGHR aangewezen. De aangewezen officier oefent de competenties van de directeur van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel bedoeld in de paragrafen 1 en 2 uit, ten opzichte van de stagiairs eigen aan zijn taalstelsel.
  De beoordeling bedoeld in artikel 22/6, 2°, wordt door de directeur van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel opgesteld.
  Art. 22/8. Heeft met succes de opleiding voor ingenieur van het militair materieel gevolgd, de stagiair die geen enkel uitsluitingscijfer heeft behaald zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, 3°, e), van het voornoemd koninklijk besluit van 26 september 2002.
  Wanneer de stagiair niet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarde voldoet of wanneer hij, zonder geldige reden, niet aan een proef heeft deelgenomen, worden zijn beoordelingen en, in voorkomend geval, de vaststellingen aan de deliberatiecommissie van de voortgezette vorming voor officieren bedoeld in artikel 72, § 1bis, voorgelegd, die één van de beslissingen bedoeld in artikel 113/1 van de wet, neemt.
  De cijfers bekomen voorafgaand aan de herkansing worden niet in rekening gebracht voor de beoordeling van het resultaat van de herkansing.
  Art. 22/9. De stagiair die het geheel of een gedeelte van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel volgt in een Belgische of buitenlandse universiteit of hogeschool, anders dan de KMS, of in een buitenlandse militaire instelling, volgt het programma en de cursussen die voorzien zijn in deze instelling en legt er de voorziene examens af.
  Indien een gedeelte van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel in een Belgische of buitenlandse universiteit of hogeschool of in een buitenlandse militaire instelling wordt gevolgd, wordt voor dit gedeelte rekening gehouden met het regime van die instelling wat betreft het verlenen van een vrijstelling of uitstel, de beoordeling, de organisatie en de werking van de deliberatiecommissie en wat betreft de door deze commissie te nemen maatregelen overeenkomstig artikel 113/2 van de wet.
  Evenwel dienen aan het einde van de opleiding, de beoordelingen van de stagiair, bedoeld in het tweede lid, eveneens te worden voorgelegd aan de deliberatiecommissie van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° de stagiair volgt een opleiding waarvan het programma van de bijkomende master wordt uitgedrukt in studiepunten;
  2° de stagiair heeft het aantal studiepunten voorzien voor de opleiding voor ingenieur van het militair materieel, niet behaald.
  Art. 22/10. De DGHR verleent het brevet van ingenieur van het militair materieel aan de officier van de Belgische Krijgsmacht die met succes de opleiding bedoeld in artikel 9, § 1, 4° gevolgd heeft.".

Art.10. In artikel 38, derde lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "koninklijk besluit van 26 september 2002 betreffende de organisatie van de Koninklijke Militaire School" vervangen door de woorden "voornoemd koninklijk besluit van 26 september 2002".

Art.11. In artikel 72 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 juni 2016 en 20 juli 2022, wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidende:
  " § 1bis. In afwijking van paragraaf 1, is de deliberatiecommissie van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel samengesteld uit de volgende leden of hun plaatsvervanger aangewezen door de voorzitter:
  1° de commandant van de KMS, voorzitter;
  2° de directeur van het academisch onderwijs;
  3° de directeur van de voortgezette vorming;
  4° tenminste één van de volgende departementshoofden:
  a) het departementshoofd wiskunde;
  b) het departementshoofd chemie;
  c) het departementshoofd fysica;
  d) het departementshoofd mechanica;
  e) het departementshoofd communicatie- en informatiesystemen en sensoren;
  f) het departementshoofd wapensystemen en ballistiek.
  5° wanneer de voorzitter dit nodig acht en naargelang het geval:
  a) de directeur van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel;
  b) de arbeidsgeneesheer van de eenheid van de militaire instelling waar de stagiair zijn vorming volgt.".

Art.12. In artikel 73, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "De directeur" vervangen door de woorden "De directeur van de opleiding voor ingenieur van het militair materieel, de directeur".

HOOFDSTUK 3. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.13. In afwijking van artikel 22/4, § 6, van het koninklijk besluit van 26 december 2013 betreffende de vervolmakingscursussen van de beroepsmilitairen van het actief kader van de Krijgsmacht, het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor en het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-chef, ingevoegd door artikel 9 van dit besluit, wordt de termijn voor de aanvaarding van de kandidaturen door de minister, voor de opleiding voor ingenieur van het militair materieel voor het academiejaar 2025-2026, verkort tot één maand voor het begin van de opleiding.

Art.14. Dit besluit treedt in werking op 18 augustus 2025.

Art. 15. De minister bevoegd voor Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit.