5 JUNI 2025. - Besluit van de Waalse Regering waarbij de openings-, sluitings- en schorsingsdatums voor de jacht van 1 juli 2025 tot 30 juni 2030 vastgelegd worden
HOOFDSTUK 1. - Algemeenheden
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Jacht met wapens
Afdeling 1. - Grof wild
Art. 3-8
Afdeling 2. - Klein wild
Art. 9-13
Afdeling 3. - Waterwild
Art. 14-15
Afdeling 4. - Ander wild
Art. 16-17
Afdeling 5. - Verbodsbepalingen inzake jacht met wapens
Onderafdeling 1. - Jacht op waterwild bij langdurige vorst
Art. 18
Onderafdeling 2. - Jacht in de nabijheid van woningen
Art. 19
HOOFDSTUK 3. - Jacht met roofvogel of valkerij
Art. 20
HOOFDSTUK 4. - Jacht met fretten en buidels
Art. 21
HOOFDSTUK 5. - Diverse bepalingen
Art. 22-24
HOOFDSTUK 6. - Wijzigings- en slotbepalingen
Art. 25-28
HOOFDSTUK 1. - Algemeenheden
Artikel 1. De jacht op alle wild dat niet onder dit besluit valt, is verboden.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° Minister: de Minister bevoegd voor de Jacht;
2° bers- en loerjacht : de jachtwijze met wapens beoefend door een jager die zich verplaatst om alleen, zonder drijvers of honden die actief aan de jacht deelnemen, het wild op te sporen, te achtervolgen en eventueel te vangen;
3° loerjacht : de jachtwijze met wapens die zonder drijver of hond wordt beoefend door één jager die vanuit een vaste, al dan niet verhoogde positie wacht op de komst van het wild om het te vangen;
4° groot geweidragend hert: elk hert met beiderzijdse kronen, namelijk elk hert dat aan elk van zijn stangen een middentak heeft en daarboven drie of meerdere takken. De tak is elk uitsteeksel van de stang dat ten minste vier cm lang is, waarbij het beginpunt van deze meting zich bevindt in het laagste punt, d.w.z. op de bissectrice, van de bovenste hoek die wordt gevormd door de tak en de rand van de stang waaruit hij ontspringt;
5° geweidragend hert: elk hert dat een gewei draagt, ongeacht de grootte of het ontwikkelingsstadium van het gewei of het aantal geweien aan de stangen; deze term omvat het grote geweidragende hert en het kleine geweidragende hert;
6° hert: de generische term voor alle individuen van de diersoort, zowel een groot geweidragend hert, een klein geweidragend hert, een hinde, een smaldier of kalveren van beide geslachten.
Met betrekking tot het eerste lid, 2°, wordt het verplaatsen van een gewapende jager om een vaste jachtplaats te bereiken of te verlaten voor de loerjacht niet beschouwd als jagen, op voorwaarde dat zijn wapen ongeladen is.
HOOFDSTUK 2. - Jacht met wapens
Afdeling 1. - Grof wild
Art.3. De jacht met wapens op hert is open van 1 oktober tot en met 31 januari. De bers- en loerjacht met wapens is echter toegelaten vanaf 21 september.
De jacht met wapens op hert met gewei is uitsluitend toegelaten op gebieden die deel uitmaken van een erkende jachtraad en op het Koninklijk Jachtdomein van Ciergnon.
In afwijking van het eerste lid is de jacht met wapens op groot geweidragend hert gesloten vanaf 1 januari.
Art.4. De jacht met wapens op ree is open van 1 oktober tot en met 31 december.
De bers- en loerjacht met wapens op reebokken is echter ook open van 15 april tot en met 15 mei en van 15 juli tot en met 15 augustus.
Art.5. De jacht met wapens op damhert is open van 1 oktober tot en met 31 januari. De bers- en loerjacht met wapens is echter toegelaten vanaf 21 september.
Art.6. De jacht met wapens op moeflon is open van 1 oktober tot en met 31 januari. De bers- en loerjacht met wapens is echter toegelaten vanaf 21 september.
Art.7. § 1. De bers- en loerjacht met wapens op everzwijn is het hele jaar door mogelijk, zowel in open veld als in de bossen.
§ 2. Voor andere jachtwijzen, waaronder de drijfjacht, is de jacht op everzwijn in open veld alleen van 1 augustus tot en met 31 januari open.
Voor andere jachtwijzen, waaronder de drijfjacht, is de jacht op everzwijn in de bossen alleen van 1 augustus tot en met 31 januari open.
Onder "drijfjacht" wordt verstaan de jachtwijze met wapens beoefend door meerdere jagers die wachten op wild dat door meerdere personen met of zonder honden wordt gedreven.
Bij wijze van uitzondering op paragraaf 1 wordt de bers- en loerjacht met wapens op everzwijn in open veld en in de bossen uitsluitend in 2025 vijftien dagen na het begin van het jachtjaar geopend.
Tijdens de in paragraaf 2, derde lid, bedoelde drijfjacht wordt het schieten door jagers die in een lijn op de omtrek van het aan de jacht onderworpen omsloten gebied zijn geplaatst, uitsluitend met wapens beoefend.
Art.8. Als ze open is, kan de bers- en loerjacht op grof wild ook worden uitgevoerd gedurende het uur vóór de officiële zonsopgang en het uur na de officiële zonsondergang.
Afdeling 2. - Klein wild
Art.9. De openings- en sluitingsdatums voor de jacht met wapens op klein wild worden vastgelegd als volgt:
1° voor houtsnip: van 1 november tot en met 15 januari;
2° voor fazant: van 1 oktober tot en met 31 januari;
3° voor grijze patrijs: van 20 september tot en met 15 november;
4° voor haas: van 1 oktober tot en met 31 december;
De jacht met wapens op grijze patrijs en op de haas is uitsluitend toegelaten op de gebieden die deel uitmaken van een erkende jachtraad.
Het huishoudelijk reglement van een erkende jachtraad kan de jacht op grijze patrijs en haas op deze gebieden verbieden of de in lid 1, 3° en 4° genoemde perioden beperken.
Art.10. Als de loerjacht op houtsnip open is, mag deze ook worden beoefend gedurende het uur vóór de officiële zonsopgang en het uur na de officiële zonsondergang.
Art.11. § 1. De jacht met wapens op grijze patrijs is alleen toegelaten op gebieden waarvan de houder van het jachtrecht is toegetreden tot een beheersplan voor de soort voorgesteld door de Jachtraad en goedgekeurd door de Directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu.
De in het eerste lid bedoelde beheersplannen houden op uitwerking te hebben op 30 juni 2030.
§ 2. Het beheersplan omvat:
1° de afbakening van de beheerseenheden binnen het grondgebied van de jachtraad en die van de gebieden, binnen de beheerseenheden die tot het beheersplan zijn toegetreden;
2° de methoden die worden toegelaten om de populatie grijze patrijzen in elke beheerseenheid in het voorjaar vóór de geboorte te beoordelen;
3° de methoden die worden toegelaten om het voortplantingssucces te beoordelen;
4° het beleid dat wordt gevoerd met betrekking tot het loslaten van grijze patrijzen;
5° de normen voor de afschotplannen die de jachtraad aan de houders van het jachtrecht die toetreden tot het beheersplan, oplegt, op basis van de beoordeling van de in het voorjaar aanwezige populatie grijze patrijzen en het voortplantingssucces;
6° een beoordeling van de kwaliteit van de habitats voor grijze patrijs en de beoogde maatregelen om deze te herstellen of te verbeteren op jachtraadniveau;
7° de voorgestelde maatregelen om de roofvijand van de grijze patrijs te reguleren op jachtraadniveau.
Het in paragraaf 2, 4°, bedoelde beleid bestaat erin:
1° om volledig af te zien van het loslaten van grijze patrijzen, van welke soort dan ook, of
2° om het loslaten te handhaven volgens een door de jachtraad vast te stellen doelstelling en met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a) het loslaten mag alleen worden gebruikt voor de herbevolking;
b) alle voorzorgsmaatregelen worden genomen om te voorkomen dat het loslaten een negatief effect heeft op de gezondheid en de genetica;
c) de losgelaten vogels moeten vooraf worden geringd, met uitzondering van jonge vogels.
§ 3. Beheersplannen voor grijze patrijzen die zijn ingevoerd vóór de inwerkingtreding van dit besluit vormen geen goedgekeurd beheersplan voor grijze patrijzen in de zin van dit besluit.
Art.12. § 1. Vanaf het jachtjaar volgend op de toetreding tot het beheersplan is de jacht met wapens op grijze patrijzen enkel toegelaten voor de in artikel 11 bedoelde gebieden waarvoor het verslag over hun toepassing van het beheersplan tijdens het vorige jachtjaar goedgekeurd is door de directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu.
De directeur-generaal keurt het verslag alleen goed als het volledig is en als aan de in het beheersplan vastgestelde voorwaarden is voldaan.
§ 2. Het in paragraaf 1 bedoelde verslag moet voor de jachtraad en voor het afgelopen jachtjaar de volgende informatie bevatten:
1° de maatregelen die zijn genomen om de houders van jachtrechten aan te moedigen de habitat van de patrijs te verbeteren;
2° de maatregelen die genomen zijn om diezelfde houders aan te moedigen om roofvijanden van de grijze patrijs te reguleren.
Het in paragraaf 1 bedoelde verslag moet voor het gebied en voor het afgelopen jachtjaar de volgende informatie bevatten:
1° de evaluatie van het gemiddelde aantal fokparen per honderd hectare;
2° de beoordeling van het voortplantingssucces;
3° het vangen van grijze patrijzen, waarbij in voorkomend geval onderscheid wordt gemaakt tussen wilde vogels en vogels die in voorgaande jachtjaren zijn losgelaten;
4° het vangen van de roofvijanden van de grijze patrijs, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de betrokken soorten.
Art.13. § 1. De Minister, op advies van de beleidsgroep "Landelijke Aangelegenheden", afdeling "Jacht":
1° bepaalt de onderdelen van het beheerplan bedoeld in artikel 11 ;
2° bepaalt de modaliteiten voor de invoering en de goedkeuring van het in artikel 11 bedoelde beheersplan, alsook die met betrekking tot het in artikel 12 bedoelde jaarverslag;
3° bepaalt de omstandigheden die de Directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu toelaten om de jacht op grijze patrijs te verbieden door houders van jachtrechten die zich niet aan het beheersplan houden.
Wat het beheerplan betreft, hebben deze modaliteiten betrekking op:
1° de inhoud en de vorm van het plan;
2° de voorwaarden voor de goedkeuring van het plan door de jachtraad;
3° de datum waarop het plan uiterlijk moet worden ingediend en de administratieve overheid waarbij het moet worden ingediend;
4° de termijn waarbinnen de Directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Rijkdommen en Leefmilieu het beheersplan moet goedkeuren vanaf de datum van de indiening ervan.
Wat het jaarverslag over de toepassing van het beheersplan betreft, hebben deze modaliteiten betrekking op:
1° de inhoud en de vorm van het verslag;
2° de termijnen en kanalen voor het meedelen van jachtgegevens aan de administratie;
3° de voorwaarden voor goedkeuring van het verslag binnen de jachtraad;
4° de datum waarop het plan uiterlijk moet worden ingediend en de administratieve overheid waarbij het moet worden ingediend;
5° de termijn waarover de directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu beschikt om het beheersplan goed te keuren vanaf de datum van de indiening ervan.
§ 2. In geval van weigering van goedkeuring door de directeur-generaal van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het in artikel 11 bedoelde beheersplan of van het in artikel 12 bedoelde jaarverslag, kan de jachtraad, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen dertig dagen na de kennisgeving van de weigering per aangetekend schrijven beroep instellen bij de Minister bevoegd voor de jacht.
De Minister beschikt over een termijn van zestig dagen om over het beroep te beslissen.
Het beroep schorst de aangevochten beslissing niet.
Afdeling 3. - Waterwild
Art.14. De openings- en sluitingsdatums voor de jacht met wapens op waterwild worden vastgelegd als volgt:
1° voor Canadese gans: van 1 augustus tot en met 10 maart;
2° voor wilde eend: van 1 september tot en met 15 januari;
3° voor meerkoet: van 15 oktober tot en met 31 januari.
Art.15. Als de loerjacht op Canadese gans en op wilde eend open is, mag deze beoefend worden gedurende het uur vóór de officiële zonsopgang en het uur na de officiële zonsondergang.
Afdeling 4. - Ander wild
Art.16. De openings- en sluitingsdatums voor de jacht met wapens op ander wild worden vastgelegd als volgt:
1° voor konijn: van 1 oktober tot en met 31 januari;
2° voor houtduif: van 20 oktober tot en met de laatste dag van februari;
3° voor vos: het hele jaar door.
Als uitzondering op lid 1°, 3°, wordt de jacht op vos alleen in 2025 geopend vijftien dagen na het begin van het jachtjaar.
Art.17. Als de loerjacht op konijn, houtduif en vos geopend is, mag deze ook worden beoefend gedurende het uur vóór de officiële zonsopgang en het uur na de officiële zonsondergang.
Afdeling 5. - Verbodsbepalingen inzake jacht met wapens
Onderafdeling 1. - Jacht op waterwild bij langdurige vorst
Art.18. Indien de vorst lange tijd aanhoudt, kan de Minister of diens afgevaardigde de jacht op de soorten bedoeld in artikel 14 voor periodes van maximum vijftien dagen schorsen.
De in lid 1 bedoelde periodes van schorsing kunnen worden hernieuwd.
Onderafdeling 2. - Jacht in de nabijheid van woningen
Art.19. Tijdens de jacht is het verboden in de richting van woningen te vuren op een afstand van minder dan 200 meter ervan.
HOOFDSTUK 3. - Jacht met roofvogel of valkerij
Art.20. § 1. De jacht met roofvogel of valkerij op elk soort wild bedoeld in dit besluit is open van 20 september tot en met 31 januari.
De jacht met roofvogel op houtduif is evenwel open van 20 oktober tot de laatste dag van de maand februari.
§ 2. De jacht op grijze patrijs en op haas is uitsluitend toegelaten op de gebieden die deel uitmaken van een erkende jachtraad.
Onder "jacht met roofvogel of valkerij" wordt verstaan de jachtwijze waarbij het wild gevangen wordt door middel van een daartoe afgerichte prooivogel.
HOOFDSTUK 4. - Jacht met fretten en buidels
Art.21. De jacht op konijn met fretten en buidels is open van 1 oktober tot en met 31 januari.
HOOFDSTUK 5. - Diverse bepalingen
Art.22. De jacht op everzwijn in open veld tijdens het oogsten van gewassen of tijdens landbouwwerkzaamheden die gericht zijn op het maaien of versnipperen van bestaand plantendek is toegelaten, met uitzondering van jacht vanuit een motorvoertuig in overeenstemming met artikel 8, lid 4, van de Jachtwet van 28 februari 1882.
Onder jacht in open veld wordt verstaan, het beoefenen van de jacht buiten bosgebieden op onbeboste of dunbeboste terreinen.
Art.23. Van 15 juli tot en met 25 augustus en van 15 april tot en met 25 mei is het vervoer van reebokken naar de plaats van verbruik of verkoop in de kleinhandel slechts toegelaten indien de dieren op zichtbare wijze hun gewei of de uiterlijke kenmerken van hun geslacht dragen.
Art.24. Het vervoer met het oog op het op de markt brengen en het op de markt brengen van welk soort doodgeschoten wild ook dat afkomstig is van de jacht met roofvogel zijn het hele jaar door verboden.
De in lid 1 bedoelde verbodsbepalingen gelden voor elke dode vogel en elk deel of product dat van die vogel is verkregen, indien de vogel gemakkelijk kan worden geïdentificeerd als :
1° een houtsnip;
2° een meerkoet.
HOOFDSTUK 6. - Wijzigings- en slotbepalingen
Art.25. In het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 22 april 1993 betreffende het afschotplan voor de jacht op edelhert, wordt artikel 3, § 1, tweede lid, 4°, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 6 mei 2004, vervangen als volgt:
"4° Onverminderd strengere regels die door de jachtraad beslist zijn wat betreft de onderscheiding tussen individuen van dezelfde soort, zijn de categorieën dieren waarvoor schietvergunning wordt aangevraagd:
a) grote geweidragende herten en kleine geweidragende herten;
b) hinden, smaldieren en kalveren van beide geslachten.
Met betrekking tot punt 4° wordt als groot geweidragend hert beschouwd, elk hert met beiderzijdse kronen, namelijk elk hert dat aan elk van zijn stangen een middentak heeft en daarboven drie of meerdere takken. Alle andere geweidragende herten worden beschouwd als kleine herten. De tak is elk uitsteeksel van de stang dat ten minste vier cm lang is, waarbij het beginpunt van deze meting zich bevindt in het laagste punt, d.w.z. op de bissectrice, van de bovenste hoek die wordt gevormd door de tak en de rand van de stang waaruit hij ontspringt ".
Art.26. Het ministerieel besluit van 10 juni 2021 tot vaststelling van de nadere regels voor de indiening en de goedkeuring van de beheersplannen voor grijze patrijs, evenals voor de jaarverslagen voor de uitvoering van deze plannen wordt opgeheven.
Art.27. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2021 en houdt op in werking te zijn op 30 juni 2030 met uitzondering van de artikelen 25 en 26 van dit besluit.
Art. 28. De Minister bevoegd voor de jacht is belast met de uitvoering van dit besluit.