Details





Titel:

26 JANUARI 2025. - Koninklijk besluit betreffende de vaccinatie tegen de epizoötische hemorragische ziekte en tegen blauwtong en tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Doel, toepassingsgebied en definities
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de vaccinatie tegen de epizoötische hemorragische ziekte
Art. 4-5
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de vaccinatie tegen blauwtong
Art. 6-11
HOOFDSTUK IV. - Ambtshalve toe te passen maatregelen
Art. 12-13
HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen
Art. 14-17
HOOFDSTUK VI. - Uitvoeringsbepaling
Art. 18-19
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2008024203  2018011232  2024008238 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Doel, toepassingsgebied en definities
Artikel 1. Dit besluit stelt de bepalingen vast die van toepassing zijn in verband met de vaccinatie tegen de epizoötische hemorragische ziekte en tegen blauwtong, ter aanvulling van de bepalingen die voorzien zijn in de wet van 20 december 2024 betreffende de verplichte vaccinatie tegen blauwtong en EHD en van het koninklijk besluit van 18 april 2024 betreffende de algemene regels voor de preventie en de bestrijding van bepaalde dierenziekten.

Art.2. Dit besluit is van toepassing op alle inrichtingen waarin dieren worden gehouden van de in de lijst opgenomen soorten voor epizoötische hemorragische ziekte en tegen blauwtong overeenkomstig de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten.

Art.3. § 1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities uit artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 april 2024 betreffende de algemene regels voor de preventie en de bestrijding van bepaalde dierenziekten.
  § 2. Daarnaast gelden, voor de toepassing van dit besluit, de volgende definities:
  1° autovaccin: geïnactiveerd immunologisch diergeneesmiddel dat vervaardigd is uit pathogenen en antigenen van de ziekte, afkomstig van een dier of van dieren in een epidemiologische eenheid en die gebruikt worden voor de behandeling van dat dier of die dieren in diezelfde epidemiologische eenheid of voor de behandeling van een dier of dieren uit een eenheid met een bevestigd epidemiologisch verband;
  2° SANITEL: het geautomatiseerde gegevensbestand zoals bedoeld in artikel 2, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 20 mei 2022 betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels;
  3° Minister: de minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen;
  4° Beslagregister: het register zoals bedoeld in artikel 102, § 1 van verordening (EU) 2016/429 en in artikel 22, § 1 en 2 van koninklijk besluit van 20 mei 2022 betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels.
  5° vleeskalf: kalf gehouden in een inrichting zoals bedoeld in artikel 107 van het koninklijk besluit van 20 mei 2022 betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels.

HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de vaccinatie tegen de epizoötische hemorragische ziekte
Art.4. § 1. Voor het gehele nationale grondgebied moeten alle runderen, met uitzondering van vleeskalveren, die vóór 1 januari 2025 geboren zijn, uiterlijk op 1 juni 2025 worden gevaccineerd tegen serotype 8 van het epizoötische hemorragische ziektevirus.
  § 2. In afwijking van § 1 kan uitzonderlijk een derogatie worden verleend op de verplichting om een rund te vaccineren om een van de redenen die zijn opgesomd in de bijlage bij dit besluit.
  De toekenning van deze derogatie wordt beoordeeld door de dierenarts bedoeld in artikel 8, § 1, krachtens artikel 4 van het koninklijk besluit van 20 november 2009 betreffende de erkenning van dierenartsen.
  In dit geval moeten de reden en het serotype waarop de derogatie betrekking heeft, evenals de identificatie van het rund, worden vermeld in het beslagregister en medeondertekend door de dierenarts en de exploitant.
  § 3. In het geval dat de beschikbare vaccinvoorraden onvoldoende zijn om de in § 1 bedoelde verplichting te dekken, kan de minister deze verplichting beperken tot bepaalde diercategorieën of geografische zones.

Art.5. De in artikel 6, § 1 van de wet van 20 december 2024 betreffende de verplichte vaccinatie tegen blauwtong en EHD bedoelde dierenarts, of in voorkomend geval de in artikel 7, § 1, van dezelfde wet bedoelde exploitant, stelt een lijst op van de dieren die zijn gevaccineerd, met vermelding van de vaccinatiegegevens en de uitgevoerde vaccinatiefase. Deze lijst wordt aan het beslagregister toegevoegd

HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de vaccinatie tegen blauwtong
Art.6. Het is verboden een levend vaccin met een verzwakte stam van het virus van blauwtong of een autovaccin toe te dienen.

Art.7. § 1. Voor het gehele nationale grondgebied moeten alle runderen, met uitzondering van vleeskalveren, en alle schapen die vóór 1 januari 2025 geboren zijn, uiterlijk op 1 juni 2025 worden gevaccineerd tegen serotype 3 en serotype 8 van het blauwtongvirus.
  § 2. In afwijking van § 1 kan uitzonderlijk een derogatie worden verleend op de verplichting om een rund of een schaap te vaccineren om een van de redenen die zijn opgesomd in de bijlage bij dit besluit.
  De toekenning van deze derogatie wordt beoordeeld door de dierenarts bedoeld in artikel 8, § 1, krachtens artikel 4 van het koninklijk besluit van 20 november 2009 betreffende de erkenning van dierenartsen.
  In dit geval moeten de reden en het serotype waarop de derogatie betrekking heeft, evenals de identificatie van het rund, worden vermeld in het beslagregister en medeondertekend door de dierenarts en de exploitant.
  § 3. In het geval dat de beschikbare vaccinvoorraden onvoldoende zijn om de in § 1 bedoelde verplichting te dekken, kan de minister deze verplichting beperken tot bepaalde diercategorieën of geografische zones.

Art.8. § 1. De bedrijfsdierenarts, of een erkende dierenarts naar keuze van de exploitant indien deze geen overeenkomst heeft met een bedrijfsdierenarts, voert de vaccinatie uit.
  § 2. De in paragraaf 1 bedoelde dierenarts stelt, voor elke in dit besluit bedoelde toediening van vaccin, een afzonderlijk toedienings- en verschaffingsdocument op, zoals bedoeld in artikel 28 van het koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van geneesmiddelen door de dierenartsen en door de verantwoordelijken van de dieren.

Art.9. § 1. In afwijking van artikel 8, § 1, mag de daar bedoelde dierenarts de uitvoering van de vaccinatie delegeren aan de exploitant die voor het beslag verantwoordelijk is, voor zover er overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 april 2000 houdende bepalingen betreffende de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding, per diersoort een overeenkomst van diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding is afgesloten tussen de exploitant en de bedrijfsdierenarts.
  § 2. Ingeval paragraaf 1 van toepassing is, geeft de dierenarts schriftelijke instructies voor de bewaring, het gebruik en de toediening van het vaccin dat hij aan de exploitant heeft afgeleverd.
  § 3. De exploitant die zelf vaccineert:
  1° doet dit enkel met een vaccin dat door de dierenarts afgeleverd werd;
  2° voert het vaccinatieschema uit zoals opgesteld door de dierenarts;
  3° bewaart het vaccin en dient het toe volgens de instructies van de dierenarts.

Art.10. De in artikel 8, § 1 bedoelde dierenarts, of in voorkomend geval de in artikel 9, § 1 bedoelde exploitant, stelt een lijst op van de dieren die zijn gevaccineerd, met vermelding van de vaccinatiegegevens en de uitgevoerde vaccinatiefase. Deze lijst wordt aan het beslagregister toegevoegd.

Art.11. § 1. De in artikel 8, § 1 bedoelde dierenarts registreert een vaccinatieverslag in Sanitel binnen 15 dagen na het uitvoeren van elke vaccinatie binnen het beslag.
  Het vaccinatieverslag bevat het beslagnummer, de vaccinatiedatum, het aantal gevaccineerde dieren en de naam van het vaccin.
  § 2. Wanneer hij de vaccinatie delegeert aan de exploitant overeenkomstig artikel 9, § 1, registreert de dierenarts een vaccinatieverslag in Sanitel binnen 15 dagen na de levering van de vaccins.
  Dit vaccinatieverslag bevat ten minste het beslagnummer, de datum van levering, het aantal geleverde vaccindoses en de naam van het vaccin.

HOOFDSTUK IV. - Ambtshalve toe te passen maatregelen
Art.12. Indien, ofwel de exploitant, ofwel de bedrijfsdierenarts op om het even welke wijze het uitvoeren van de bij dit besluit bedoelde vaccinatie verwaarloost, verhindert of ondoelmatig maakt, moet de andere betrokken partij dit onmiddellijk aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen melden.

Art.13. Elke vaccinatie die niet conform de bepalingen van dit besluit wordt uitgevoerd, wordt beschouwd als ongeldig voor de toepassing van dit besluit.

HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen
Art.14. § 1. In artikel 23/2, 1°, van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong worden de woorden "inclusief btw" ingevoegd tussen de woorden "23,50 euro" en de woorden "per rund".
  § 2. In artikel 23/2, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden "inclusief btw" ingevoegd tussen de woorden "7 euro" en de woorden "per schaap".
  § 3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 23/4 ingevoegd, luidende:
  Art. 23/4. De volgende feiten vormen de aanleiding voor de subsidiabiliteit van de tegemoetkoming ten laste van deze begrotingspost, zoals bedoeld in:
  1° Artikel 23/2, 1° en 2°, de brief die door de verenigingen aan de verantwoordelijke van het beslag wordt gestuurd om hem uit te nodigen contact op te nemen met een dierenarts om de dieren van zijn beslag vóór 1 juni 2025 te vaccineren;
  2° Artikel 23/2, 3°, de naar behoren ingevulde vaccinatieverslagen zoals bedoeld in artikel 11, § 1 van het koninklijk besluit 26 januari 2025 betreffende de vaccinatie tegen de epizoötische hemorragische ziekte en tegen blauwtong en tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong en in artikel 8 van de wet van 20 december 2024 betreffende de verplichte vaccinatie tegen blauwtong en EHD;
  3° Artikel 23/2, 4°, het naar behoren ingevulde vaccinatieverslag zoals bedoeld in artikel 11, § 1 van het koninklijk besluit 26 januari 2025 betreffende de vaccinatie tegen de epizoötische hemorragische ziekte en tegen blauwtong en tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong.

Art.15. In het ministerieel besluit van 29 augustus 2024 houdende noodmaatregelen tegen de introductie van epizoötische hemorragische ziekte worden de volgende artikelen opgeheven:
  1° artikel 9 ;
  2° artikel 9bis, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 21 november 2024 tot wijziging van het ministerieel besluit van 29 augustus 2024 houdende noodmaatregelen tegen de introductie van epizoötische hemorragische ziekte.

Art.16. De artikelen 13 tot 18 en 23/1 van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong worden opgeheven.

Art.17. Het ministerieel besluit van 9 maart 2018 betreffende de vaccinatie tegen blauwtong wordt opgeheven.

HOOFDSTUK VI. - Uitvoeringsbepaling
Art.18. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art.19. De minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen is belast met de uitvoering van dit besluit.


BIJLAGE.
Art. N.
  Redenen waarvoor een derogatie zoals bedoeld in de artikelen 4, § 2, en 7, § 2, kan worden verleend
  1° het dier moet worden geslacht vóór 15 juli 2025;
  2° het dier is onderworpen aan officiële beperkingsmaatregelen die in strijd zijn met de uitvoering van dit besluit;
  3° de exploitant kan aantonen, op basis van een verslag van een laboratorium dat is erkend volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012 betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen, waarin specifiek de identificatie van het dier wordt vermeld en dat is gedateerd ten vroegste op 1 juni 2024, dat het dier besmet is met het serotype waarvoor de afwijking is verleend;
  4° de vaccinatie van het dier kan redelijkerwijs niet worden uitgevoerd zonder de persoon die het uitvoert in gevaar te brengen;
  5° elke andere reden die, in overeenstemming met artikel 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 november 2009 betreffende de erkenning van dierenartsen, in lijn is met de instructies die op de website van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zijn gepubliceerd.