Details





Titel:

16 JANUARI 2025. - Koninklijk besluit betreffende de oprichting van het Centrum voor Risicoanalyse van Klimaatverandering



Inhoudstafel:

TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Oprichting
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Doelstellingen en opdrachten
Art. 4-5
TITEL II. - SAMENSTELLING
HOOFDSTUK 1. - Samenstelling van het Centrum
Art. 6
HOOFDSTUK 2. - De directeur en de adjunct-directeur
Art. 7-10
HOOFDSTUK 3. - De interne experten
Art. 11
HOOFDSTUK 4. - Het administratief personeel
Art. 12
HOOFDSTUK 5. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 13
TITEL III. - HET STUURCOMITE
HOOFDSTUK 1. - Oprichting en opdrachten
Art. 14
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling
Art. 15-16
HOOFDSTUK 3. - Werking van het Stuurcomité
Art. 17
HOOFDSTUK 4. - Discretieplicht
Art. 18
TITEL IV. - WERKING VAN HET CENTRUM
Art. 19-23
TITEL V. - SLOTBEPALINGEN EN WIJZIGINGSBEPALINGEN
Art. 24



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor het huidig besluit verstaat men onder:
  1° Minister: de minister die het milieu en de minister die het klimaat onder zijn bevoegdheden heeft;
  2° FOD: de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
  3° Risico: de mogelijkheid van nefaste gevolgen voor menselijke of ecologische systemen, rekening houdend met de diversiteit van waarden en doelstellingen die met dergelijke systemen samenhangen. In de context van klimaatverandering, en bij uitbreiding alle planetaire grenzen, kunnen risico's voortvloeien uit zowel de mogelijke gevolgen van klimaatverandering of de andere planetaire grenzen, als de menselijke reacties hierop. Relevante negatieve gevolgen zijn onder meer die op levens, bestaansmiddelen, gezondheid en welzijn, economische, sociale en culturele activa en investeringen, infrastructuur, diensten (inclusief ecosysteemdiensten), ecosystemen en soorten. De risico's vloeien voort uit dynamische interacties tussen gevaren en de blootstelling en kwetsbaarheid van het getroffen menselijke of ecologische systeem voor de gevaren. Gevaren, blootstelling en kwetsbaarheid kunnen elk onderhevig zijn aan onzekerheid in termen van omvang en waarschijnlijkheid van optreden, en elk van hen kan in de loop van de tijd en in de ruimte veranderen als gevolg van sociaaleconomische veranderingen en menselijke besluitvorming. Uit reacties vloeien risico's voort uit de mogelijkheid dat dergelijke reacties de beoogde doelstelling(en) niet bereiken, of uit mogelijke wisselwerkingen met, of negatieve neveneffecten op, andere maatschappelijke doelstellingen, zoals de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG's). Risico's kunnen bijvoorbeeld ontstaan door onzekerheid over de uitvoering, doeltreffendheid of resultaten van het beleid of investeringen, de ontwikkeling of toepassing van technologie en systeemovergangen;
  4° Aanbevelingen: Geheel van aanbevelingen verstrekt door het Centrum;
  5° Stuurcomité: het Comité bedoeld in het artikel 14;

HOOFDSTUK 2. - Oprichting
Art.2. Er wordt, binnen de FOD, een Centrum voor Risicoanalyse van Klimaatverandering opgericht, hierna genaamd " het Centrum ".

Art.3. Het Centrum voert zijn opdrachten uit op onafhankelijke wijze ten opzichte van de FOD.
  De kosten van het Centrum worden opgenomen binnen de begroting van de FOD voorziene kredieten.

HOOFDSTUK 3. - Doelstellingen en opdrachten
Art.4. Het Centrum heeft als doel om bij te dragen tot de verbetering van de weerbaarheid van de Belgische samenleving door complexe risicoanalyses op de middellange en lange termijn ter beschikking te stellen met betrekking tot de klimaatverandering, en bij uitbreiding alle planetaire grenzen. Op basis hiervan publiceert het Centrum ook aanbevelingen.
  De complexe analyses van het Centrum doen geen afbreuk aan de algemene risicobeoordeling die wordt uitgevoerd door het Nationaal Crisiscentrum overeenkomstig artikel 6, lid 1 van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming.

Art.5. § 1. Het Centrum analyseert en beoordeelt alle determinanten van risico: schok, kwetsbaarheid, blootstelling.
  § 2. Het Centrum koppelt die analyse aan alle aspecten van het beleid;
  § 3 Het Centrum formuleert op basis hiervan aanbevelingen om de weerbaarheid van ons land en onze samenleving te vergroten tegen problemen in verband met klimaatverandering en bij uitbreiding alle planetaire grenzen.

TITEL II. - SAMENSTELLING
HOOFDSTUK 1. - Samenstelling van het Centrum
Art.6. Het Centrum is samengesteld uit een directeur, een adjunct-directeur, interne experten en administratief personeel. Deze personen vormen het personeel van het Centrum.
  Zij worden bijgestaan in hun taken door het Stuurcomité.

HOOFDSTUK 2. - De directeur en de adjunct-directeur
Art.7. De directeur van het Centrum is onder meer belast met:
  1° Het superviseren van het wetenschappelijk werk en de communicatie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van het door de Minister gevalideerde werkprogramma en het verzekeren van de aflevering van adviezen en activiteitenverslagen;
  2° Het ontwikkelen van de strategische visie van het Centrum, in overleg met zijn medewerkers en het Stuurcomité;
  3° Het verzekeren van het operationeel en dagelijks beheer van het Centrum;
  4° Het uitwerken van het budget van het Centrum, binnen de limieten van de begroting, om de goede werking en doeltreffende uitvoering van de door het huidig besluit gedefinieerde opdrachten te verzekeren;
  5° Het gezag uitoefenen op het personeel;
  6° De vertegenwoordiging van het Centrum tijdens de vergaderingen van het Stuurcomité;
  7° De vertegenwoordiging van het Centrum bij de organen en instellingen die een link hebben met de analyse en het beheer van de risico's op Belgisch en internationaal niveau;
  8° De ontwikkeling en het onderhoud van een netwerk van relevante organisaties en experten in verband met de activiteiten en opdrachten van het Centrum.

Art.8. De adjunct-directeur van het Centrum is onder meer belast met:
  1° Het ondersteunen en bijstaan van de directeur van het Centrum in zijn taken;
  2° Het verzekeren van het operationeel en dagelijks beheer van het Centrum, in samenwerking met de directeur;
  3° Het ten uitvoer leggen van de verschillende prioriteiten en het coördineren van de verdeling van de door de directeur besliste taken, in samenwerking met zijn medewerkers;
  4° In overleg met de directeur en de medewerkers, de reflectie over de werking van het Centrum leiden;
  5° Het verstrekken van informatie en bijdragen tot de interne en externe aanvragen om de transparantie en doeltreffende communicatie van het Centrum te verzekeren.

Art.9. De directeur en adjunct-directeur worden aangesteld binnen de FOD. Zij behoren tot een verschillende taalrol.

Art.10. De directeur en adjunct-directeur garanderen de onpartijdigheid van de door het Centrum uitgebrachte adviezen.

HOOFDSTUK 3. - De interne experten
Art.11. De directeur en de adjunct directeur worden bijgestaan door interne experten. De interne experten zijn aangesteld wegens hun competentie in de materies die verband houden met de opdrachten van het Centrum.

HOOFDSTUK 4. - Het administratief personeel
Art.12. Het Centrum beschikt over administratief personeel belast met de bijstand van de directeur, adjunct-directeur en interne experten bij de uitvoering van hun opdrachten.

HOOFDSTUK 5. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.13. Het personeel van het Centrum, alsook de personen die voordien deze functies hebben uitgeoefend, zijn door een discretieplicht gebonden voor wat betreft de vertrouwelijke gegevens waarvan zij, omwille van hun functie, kennis hebben gekregen.

TITEL III. - HET STUURCOMITE
HOOFDSTUK 1. - Oprichting en opdrachten
Art.14. Er wordt bij het Centrum een Stuurcomité opgericht. Het heeft als opdracht:
  1° De overdracht van informatie van de verschillende organisaties die opgenoemd zijn in artikel 15 § 1.1 naar het Centrum te vergemakkelijken;
  2° Adviezen op te stellen met betrekking tot de ontwerp werkprogramma's van het Centrum;
  3° Het Centrum ondersteunen door aanpassingen voor te stellen om de uitvoering van zijn taken te verbeteren;
  4° In te gaan op elk verzoek van het Centrum bij de uitoefening van zijn opdrachten;

HOOFDSTUK 2. - Samenstelling
Art.15. § 1. Het Stuurcomité is samengesteld uit elf leden met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1° Het bestaat uit een vertegenwoordiger en een vervanger, voor elk van de volgende organisaties:
  a) Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen,
  b) het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling
  c) het Federaal Planbureau;
  d) de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling;
  e) het Nationaal Crisiscentrum;
  f) het Directoraat-generaal Leefmilieu van de FOD;
  g) het Directoraat-generaal voorbereiding en Beheer van de Gezondheidscrisis van de FOD;
  h) de Nationale Bank van België;
  i) de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;
  j) het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting;
  k) het Belgian Climate Center.
  2° Het Stuurcomité streeft naar een aanwezigheid van evenveel Franstalige als Nederlandstalige leden. Geen enkele aanstelling kan als gevolg hebben dat meer dan drie vijfde van de functies wordt bekleed door leden die tot dezelfde taalrol behoren.
  Onverminderd de eventuele taalrol van een ambtenaar die zetelt in de hoedanigheid van lid, wordt de taalrol bepaald door de taal van het diploma krachtens hetwelk het lid is aangesteld.
  3° Geen enkele aanstelling kan als gevolg hebben dat meer dan twee derde van de functies wordt bekleed door leden die tot hetzelfde geslacht behoren.
  § 2. Elke organisatie bedoeld in paragraaf 1, 1°, draagt twee vertegenwoordigers voor aan de minister, waarvan de één als vast lid, en de andere als vervanger zullen zetelen.
  Zij waakt erover dat de twee kandidaten niet tot dezelfde taalrol behoren noch tot hetzelfde geslacht.
  § 3. De minister legt de lijst van de leden van het Stuurcomité vast, met inachtneming van voornoemde critéria.
  § 4. Een vertegenwoordiger van elk gewest wordt permanent uitgenodigd tot het Stuurcomité.

Art.16. § 1. De duur van het mandaat van de leden van het Stuurcomité is vastgelegd op vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.
  § 2. Het mandaat neemt vervroegd een einde, wanneer:
  1° het lid de hoedanigheid verliest krachtens dewelke hij werd aangesteld;
  2° het lid in de onmogelijkheid verkeert zijn mandaat voort te zetten.
  § 4. Wanneer het mandaat vroegtijdig een einde neemt, wordt het lid vervangen voor de resterende duur van het mandaat.
  De Minister duidt de door de betrokken organisatie voorgestelde vertegenwoordiger aan, voor zover hij beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in het artikel 15, § 1.

HOOFDSTUK 3. - Werking van het Stuurcomité
Art.17. § 1. Binnen zes maanden na zijn oprichting, stelt het Stuurcomité een huishoudelijk reglement op en verkiest het bij meerderheid van stemmen een voorzitter onder zijn leden.
  Het huishoudelijk reglement beschrijft de modaliteiten van de interne organisatie en de werkprocedures van het Stuurcomité.
  Het bepaalt, minstens, de frequentie van de vergaderingen, de manier waarop over adviezen wordt gestemd, evenals de maximumtermijn voor het reageren op verzoeken om advies.
  Het Stuurcomité deelt zijn adviezen mee aan de directeur van het Centrum.
  § 2. Onverminderd paragraaf 1, tweede en derde lid, wordt overeengekomen dat :
  - het Stuurcomité ten minste tweemaal per jaar bijeenkomt;
  - het secretariaat van het Stuurcomité wordt verzorgd door het Centrum;

HOOFDSTUK 4. - Discretieplicht
Art.18. Onverminderd hun plicht om verantwoording af te leggen over de uitvoering van hun mandaat, zijn de leden van het Stuurcomité door een discretieplicht gebonden wat betreft de vertrouwelijke gegevens waarvan zij kennis hebben gekregen.

TITEL IV. - WERKING VAN HET CENTRUM
Art.19. § 1. Het Centrum werkt een werkprogramma uit dat de algemene thema's opneemt waarvoor het in het kader van zijn opdrachten voorziene risicoanalyses uitwerkt en aanbevelingen formuleert.
  Het werkprogramma heeft een duur van drie jaar.
  Het wordt voor advies voorgelegd aan het Stuurcomité en het Coördinatiecomité Inlichtingen en Veiligheid (CCIV).
  § 2. De Minister legt het door het Centrum voorgestelde werkprogramma vast, na ontvangst van een gemotiveerd voorstel, met inbegrip van het advies van het Stuurcomité, en van het Coördinatiecomité Inlichtingen en Veiligheid (CCIV).
  Hij kan, bij gemotiveerd verzoek, het Centrum verzoeken om een nieuw voorstel te formuleren. Dergelijke beslissing kan slechts door volgende overwegingen worden gemotiveerd:
  1° het negatief advies van het Stuurcomité en/of het Coördinatiecomité Inlichtingen en Veiligheid (CCIV);
  2° de strijdigheid met de belangen bedoeld in het artikel 3 van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen.
  De Minister neemt de met redenen omklede beslissing binnen de dertig dagen vanaf de ontvangst van het voorstel van werkprogramma. Deze termijn kan eenmaal met een gelijke duur worden verlengd. Bij het verstrijken van die termijn is de Minister geacht het werkprogramma te hebben goedgekeurd.

Art.20. § 1. Bovenop de verwezenlijking van het werkprogramma bedoeld in het artikel 19, kan het Centrum worden gevorderd om analyses uit te voeren en aanbevelingen te formuleren die verband houden met zijn opdrachten, op het verzoek van:
  1° de Nationale Veiligheidsraad, het Coördinatiecomité voor inlichting en veiligheid en het Strategisch Comité voor inlichting en veiligheid;
  2° de Minister.
  Het Centrum beoordeelt de samenhang van deze verzoeken met betrekking tot de verwezenlijking van zijn werkprogramma. Het licht de verzoeker in over zijn beslissing om geen gevolg te geven aan het verzoek. Deze weigering kan slechts om de volgende redenen worden gemotiveerd:
  1° de onverenigbaarheid met het lopende werkprogramma;
  2° de ontoereikendheid van de middelen om het verzoek in te willigen;
  3° de redundantie van het verzoek.
  § 2. Het Stuurcomité kan het Centrum suggereren om analyses uit te voeren en aanbevelingen te formuleren die verband houden met zijn opdrachten.
  Het Centrum kan die suggestie volgen, voor zover dit de verwezenlijking van andere opdrachten niet in het gevaar brengt. Het kan eveneens de mogelijkheid evalueren om de suggestie op te nemen in een lopende of geplande analyse of aanbeveling.

Art.21. De door het Centrum geformuleerde aanbevelingen worden meegedeeld aan de minister en de Nationale Veiligheidsraad.
  Zij maken het voorwerp uit van een bekendmaking middels de website van het Centrum.

Art.22. In het kader van de verwezenlijking van zijn opdrachten kan het Centrum een beroep doen op de medewerking van specifieke externe experten waaraan het specifieke opdrachten toevertrouwt.
  De kosten gemaakt door de deelname van externe experten worden door de FOD gedragen.

Art.23. Het Centrum legt jaarlijks aan de Minister en de Nationale Veiligheidsraad een activiteitenverslag voor waarin het, voorstellen tot verbetering van zijn werking kan formuleren.
  Het verslag vermeldt de lijst van de aanbevelingen gedaan tijdens het gerapporteerde jaar.
  Dit verslag wordt bekendgemaakt op de website van het Centrum en via elk ander kanaal dat het nuttig acht. Het wordt meegedeeld aan de Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

TITEL V. - SLOTBEPALINGEN EN WIJZIGINGSBEPALINGEN
Art. 24. De minister die het milieu en de minister die het klimaat onder zijn bevoegdheden heeft zijn belast met de uitvoering van dit besluit, elkeen voor wat zijn bevoegdheden betreft.