15 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 24, § 1, tweede lid, 25, § 3, 31 en 37, vijfde lid van de programmawet van 26 december 2022
HOOFDSTUK I. - Uitvoering van artikel 24, § 1, tweede lid, van de programmawet van 26 december 2022: gelijkwaardige minimumwaarborgen waaraan de in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°, van dezelfde wet bedoelde andere registratiewijze moet voldoen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Uitvoering van artikel 25, § 3, van de programmawet van 26 december 2022
Afdeling 1. - De eigenschappen van het registratiesysteem en de verschillende registratiemiddelen en hun technische specificaties die toegelaten zijn om zich te registreren
Art. 3-5
Afdeling 2. - De regels betreffende het bijhouden van het systeem en de nadere regels voor het doorsturen van de gegevens, inzonderheid het tijdstip van doorsturen
Art. 6-8
Afdeling 3. - De inlichtingen die het systeem moet bevatten betreffende de op te nemen gegevens en de gegevens die niet moeten worden geregistreerd als ze voor de overheid al elders elektronisch beschikbaar zijn en die kunnen worden gebruikt in het kader van de programmawet van 26 december 2022
Art. 9-10
HOOFDSTUK III. - Uitvoering van artikel 31 van de programmawet van 26 december 2022
Art. 11
HOOFDSTUK IV. - Uitvoering van artikel 37, vijfde lid, van de programmawet van 26 december 2022
Art. 12
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 13-14
HOOFDSTUK I. - Uitvoering van artikel 24, § 1, tweede lid, van de programmawet van 26 december 2022: gelijkwaardige minimumwaarborgen waaraan de in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°, van dezelfde wet bedoelde andere registratiewijze moet voldoen
Artikel 1. De registratie via een andere automatische registratiewijze moet gebruik maken van een door Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ter beschikking gestelde elektronische interface die het mogelijk maakt het begin en het einde van de activiteiten op de arbeidsplaats evenals de rustpauzes voor elke natuurlijke persoon bedoeld in artikel 23, 1° van de programma wet van 26 december 2022 evenals de aankomst op en het vertrek van de arbeidsplaats voor elke natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 23, 2° en 3°, van dezelfde wet onmiddellijk te registreren onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker ervan, en dit via apparaten extern aan de arbeidsplaats mits die voldoen aan dezelfde functionele, technische en veiligheidsvereisten als het in de artikelen 4 en 5 bedoelde apparaat en middel, die op de arbeidsplaats worden gebruikt.
Art.2. De registraties uitgevoerd via een andere automatische registratiewijze vertonen volgende kenmerken en garanderen de gelijkwaardigheid met de registraties uitgevoerd met een registratieapparaat op de arbeidsplaats:
1° ze worden uitgevoerd via beveiligde applicaties die de voorafgaande identificatie vereisen op basis van de identificatieprocedures van de RSZ of van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning;
2° ze behelzen identieke gegevens als die beschreven in de artikelen 9 en 10;
3° ze worden uitgevoerd op het ogenblik dat:
- de natuurlijke persoon bedoeld in artikel 23, 1° van de programmawet van 26 december 2022 zijn activiteiten evenals zijn rustpauzes begint en eindigt;
- de natuurlijke persoon bedoeld in artikel 23, 2° en 3° van dezelfde programmawet aankomt op de arbeidsplaats en vertrekt van de arbeidsplaats.
Ze dienen het voorwerp te hebben uitgemaakt van een positief ontvangstbewijs;
4° ze worden onmiddellijk geregistreerd in de gegevensbank bedoeld in artikel 1;
5° ze vullen de in artikel 9, eerste lid, 4°, beschreven tijdstempel aan met de effectieve aanwezigheidsdag(en);
6° ze zijn onderworpen aan dezelfde controles inzake vorm en samenhang;
7° ze worden gelinkt aan de identiteit van een geauthentificeerde verzender, dit wil zeggen een verzender die de procedure van authenticatie gevolgd heeft, bepaald in het kader van het gebruik van applicaties die ter beschikking worden gesteld op de portaalsite van de sociale zekerheid, opdat hij zich daarna kan authentifieren wanneer hij meldingen doet via de ter beschikking gestelde beveiligde kanalen.
HOOFDSTUK II. - Uitvoering van artikel 25, § 3, van de programmawet van 26 december 2022
Afdeling 1. - De eigenschappen van het registratiesysteem en de verschillende registratiemiddelen en hun technische specificaties die toegelaten zijn om zich te registreren
Art.3. De gegevensbank maakt het mogelijk de geregistreerde gegevens te traceren.
Ze heeft bewijskracht wat betreft de gegevens die zijn geregistreerd met het in artikel 24, § 2, eerste lid, 2° en 3°, van de programmawet van 26 december 2022 bedoelde registratieapparaat en registratiemiddel of met een andere automatische registratiewijze bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid, 2°, van dezelfde wet.
Art.4. Het registratieapparaat maakt het mogelijk de gegevens online elektronisch door te sturen, hetzij via informaticatechnieken, hetzij via mobiele telefonietechnieken die online overzending van de gegevens bedoeld in artikelen 9 en 10 mogelijk maken. Het apparaat in kwestie kan verbonden zijn met een systeem van geolokalisatie. Wanneer het registratieapparaat gebruik maakt van mobiele telefonietechnieken, mogen het registratieapparaat en het registratiemiddel één geheel vormen.
Het apparaat communiceert uitsluitend via een toegangskanaal dat is beveiligd door de identificatie- en authenticatieprocedures van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning.
De gegevens met betrekking tot het tijdstip van de elektronische registraties kunnen worden uitgevoerd via meerdere interactieve elektronische applicaties die door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ter beschikking worden gesteld.
Het registratieapparaat moet de niet-falsificatie van de gegevens en de veiligheid van de via het registratiemiddel ingezamelde informatie garanderen.
De gegevens die tijdelijk in het apparaat kunnen worden opgeslagen vormen geen bewijs van de correcte registratie van het begin en het einde van de activiteiten op de arbeidsplaats evenals de rustpauzes van een bepaalde persoon.
Art.5. Het op de arbeidsplaats gebruikte registratiemiddel maakt de identificatie van de houder ervan mogelijk. Het moet ook de identificatie van de arbeidsplaats mogelijk maken. Het vergemakkelijkt de volledige of gedeeltelijke verkrijging van de andere te registreren gegevens.
Het betreft:
1° de door de Belgische overheid uitgereikte elektronische identiteitskaart;
2° de door de Belgische overheid uitgereikte elektronische verblijfskaart;
3° een ander middel vastgesteld door de kruispuntbank van de sociale zekerheid;
4° een ontvangstbewijs L1 dat wordt uitgereikt met toepassing van de artikelen 139 en 153 van de programmawet (I) van 27 december 2006.
5° enig ander document met een QR-code mits het is uitgegeven door een openbare instelling van sociale zekerheid of een Federale overheidsdienst en aanvaard door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid om de aanwezigheidsregistratie mogelijk te maken.
Voornoemde registratiemiddelen moeten de identificatie van hun houder verzekeren.
Ze moeten voldoende beveiligd zijn tegen vervalsing.
Afdeling 2. - De regels betreffende het bijhouden van het systeem en de nadere regels voor het doorsturen van de gegevens, inzonderheid het tijdstip van doorsturen
Art.6. De gegevensbank maakt een onmiddellijke registratie mogelijk.
De registratiegegevens moeten zijn overgezonden en het voorwerp hebben uitgemaakt van een positief ontvangstbewijs op het ogenblik dat de betrokkene de arbeidsplaats betreedt.
Art.7. Bij ontvangst van de in de artikelen 9 en 10 bedoelde gegevens en de registratie ervan in de gegevensbank vindt een automatische controle plaats zowel wat de vorm als de samenhang betreft.
Na registratie van de gegevens in de gegevensbank stuurt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid een ontvangstbewijs naar het registratieapparaat indien dit apparaat in die mogelijkheid voorziet.
Art.8. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bewaart de gegevens gedurende minstens 3 jaar en hoogstens 11 jaar in geval van fraude en staat garant voor de stabiliteit ervan.
Afdeling 3. - De inlichtingen die het systeem moet bevatten betreffende de op te nemen gegevens en de gegevens die niet moeten worden geregistreerd als ze voor de overheid al elders elektronisch beschikbaar zijn en die kunnen worden gebruikt in het kader van de programmawet van 26 december 2022
Art.9. Bij elke registratie dienen de volgende gegevens te worden meegedeeld:
1° één van de identificatienummers bedoeld in artikel 8, § 1, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Voor buitenlandse werknemers die in België werkzaam zijn, kunnen die gegevens worden vervangen door het nummer van het ontvangstbewijs L1 wanneer de betrokken werknemer het voorwerp moet zijn van de in artikel 139 van de programmawet (I) van 27 december 2006 bedoelde voorafgaande melding voor gedetacheerde werknemers.
Voor buitenlandse zelfstandigen die in België werkzaam zijn, kunnen die gegevens worden vervangen door het nummer van het ontvangstbewijs L1 wanneer de betrokken zelfstandige, actieve vennoot, zaakvoerder, meewerkende echtgenoot of helper het voorwerp moet zijn van de in artikel 153 van de programmawet (I) van 27 december 2006 bedoelde voorafgaande melding voor gedetacheerde zelfstandigen;
2° het ondernemingsnummer van de onderneming waarvoor de werknemer prestaties verricht of, in het geval van een zelfstandige, een actieve vennoot, een zaakvoerder, een meewerkende echtgenoot of een helper, het ondernemingsnummer van diens onderneming of van de onderneming die hij helpt;
3° het identificatienummer van de melding van werken bedoeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 27 december 2007 tot uitvoering van het artikel 53 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en van de artikelen 12, 30bis en 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en van artikel 6ter van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
4° het tijdstip van de registratie. Dat tijdstip komt overeen met de tijdstempel die door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wordt geplaatst bij ontvangst van een formeel geldige registratie van:
- het begin en het einde van de activiteiten op de arbeidsplaats evenals de rustpauzes voor elke natuurlijke persoon bedoeld in artikel 23, 1° van de programma wet van 26 december 2022;
- de aankomst op en het vertrek van de arbeidsplaats voor elke natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 23, 2° en 3°, van dezelfde wet.
De vergelijking van voornoemde gegevens met diverse authentieke bronnen laat toe de krachtens dit besluit vereiste gegevens eruit af te leiden.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid behoudt zich het recht voor andere beschikbare gegevens te raadplegen of te combineren mits dit het mogelijk maakt er rechtstreeks of onrechtstreeks krachtens dit besluit vereiste gegevens uit af te leiden.
Art.10. De inlichtingen voortvloeiend uit de in artikel 9 vermelde unieke identificatienummers zijn:
1° voor de identificatiegegevens van de natuurlijke persoon: naam, voornamen, nationaliteit en geboortedatum;
2° voor de arbeidsplaats: naargelang van het geval, het postadres, de geografische omschrijving van de ligging van de werkplaats of de coördinaten van de ligging van de arbeidsplaats bepaald met behulp van een geolokalisatiesysteem;
3° de hoedanigheid waarin een natuurlijke persoon prestaties verricht op de werkplaats.
Volgende hoedanigheden worden in aanmerking genomen: werknemer, zelfstandige, werkgever, vertegenwoordiger van de opdrachtgever of gelijkgesteld;
4° voor de identificatiegegevens van de werkgever wanneer de natuurlijke persoon een werknemer is: het ondernemingsnummer, de naam, het adres en de rechtsvorm;
5° indien de natuurlijke persoon een zelfstandige is, de identificatiegegevens van de natuurlijke of rechtspersoon in wiens opdracht een werk wordt uitgevoerd, namelijk het ondernemingsnummer van de medecontractant of één van de nummers bedoeld in artikel 8, § 1 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid indien het een natuurlijke persoon betreft;
6° het tijdstip waarop de verzonden gegevens in de gegevensbank worden geregistreerd. Hiertoe plaatst de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid een tijdstempel bij ontvangst van die gegevens.
HOOFDSTUK III. - Uitvoering van artikel 31 van de programmawet van 26 december 2022
Art.11. Er wordt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid een beveiligde elektronische applicatie ter beschikking gesteld op de portaalsite van de sociale zekerheid om:
1° de in artikel 23, 2°, van de programmawet van 26 december 2022 bedoelde personen in staat te stellen de sociale persoonsgegevens van hun eigen werknemers te raadplegen;
2° de in artikel 23 van de programmawet van 26 december 2022 bedoelde natuurlijke personen in staat te stellen de hen betreffende sociale persoonsgegevens te raadplegen;
De in artikel 23 van de programmawet van 26 december 2022 bedoelde personen die vaststellen dat de sociale persoonsgegevens niet op nauwkeurige, volledige of juiste wijze zijn opgeslagen, kunnen een aanvraag tot rechtzetting indienen bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
De in artikel 23 van de programmawet van 26 december 2022 bedoelde personen die hun recht tot rechtzetting uitoefenen, zullen, ter ondersteuning van hun aanvraag, alle bewijsstukken die in aanmerking kunnen worden genomen, moeten indienen.
Het gebruik van die applicatie gebeurt met naleving hetzij van het gebruikersreglement voor de toegang tot en het gebruik van het informaticasysteem van de federale overheid en de openbare instellingen van sociale zekerheid door ondernemingen en hun lasthebbers, hetzij van het gebruikers reglement voor de toegang tot en het gebruik van het informaticasysteem van de federale overheid en de openbare instellingen van sociale zekerheid door burgers en hun lasthebbers.
HOOFDSTUK IV. - Uitvoering van artikel 37, vijfde lid, van de programmawet van 26 december 2022
Art.12. Elke in artikel 23, 1°, g), 2° en 3°, van de programmawet van 26 december 2022 bedoelde persoon dient zijn medecontractant contractueel te informeren over de soorten registratiemiddelen bedoeld in artikel 5, die op de arbeidsplaats kunnen worden gebruikt. Het op de arbeidsplaats gebruikte registratieapparaat dient het mogelijk te maken te registreren via een van de in artikel 5, 1°, 2°, 4° en 5° bedoelde middelen. Het mag ook de registratie mogelijk maken via het in artikel 5, 3° bedoelde middel.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art.13. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2024.
Art. 14. De minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Sociale zaken, de minister bevoegd voor Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad
Programmawet van 26 december 2022, Belgisch Staatsblad 30 december 2022