13 DECEMBER 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de VLAREME van 28 oktober 2016, wat betreft een aantal procedurele aspecten
Art. 1-4
Artikel 1. In de VLAREME van 28 oktober 2016, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2024, worden een artikel 3.2.6 en 3.2.7 ingevoegd, die luiden als volgt:
"Art. 3.2.6. § 1. De Mestbank duidt in zijn databank de percelen landbouwgrond aan waarop de verruimde of versnelde invoering van de bemestingsverboden, vermeld in artikel 41bis en 41ter van het Mestdecreet van 22 december 2006, door het decreet van 26 januari 2024 over de programmatische aanpak stikstof, van toepassing is.
Voor de percelen, vermeld in het eerste lid:
1° bepaalt de Mestbank de landbouwer tot wiens bedrijf het perceel in kwestie, overeenkomstig de gegevens van de verzamelaanvraag, in 2023 behoorde. In afwijking daarvan worden, voor percelen die aangeduid worden op basis van ruimtelijke uitvoeringsplannen die definitief zijn vastgesteld na 1 januari 2025 maar vóór 1 januari 2028, de gegevens gebruikt van de verzamelaanvraag van het jaar vóór het jaar van definitieve vaststelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan in kwestie;
2° duidt de Mestbank in zijn databank aan of de percelen in kwestie een huiskavel vormen.
De Mestbank brengt de landbouwer, vermeld in het tweede lid, 1°, via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, op de hoogte van het feit dat op het perceel in kwestie de verruimde of versnelde invoering van de bemestingsverboden, vermeld in het eerste lid, van toepassing is, en of het perceel in kwestie een huiskavel vormt.
§ 2. Een landbouwer, als vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, die meent dat de gegevens, vermeld in de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, derde lid, incorrect zijn, kan, binnen negentig dagen nadat die landbouwer die kennisgeving heeft ontvangen, via beveiligde zending een aanvraag tot correctie indienen bij de Mestbank.
Het afdelingshoofd van de Mestbank onderzoekt de ingediende aanvragen tot correctie, vermeld in het eerste lid, en brengt de landbouwer die een aanvraag tot correctie heeft ingediend, via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, op de hoogte van zijn beslissing binnen zes maanden nadat de Mestbank de aanvraag tot correctie heeft ontvangen. Het afdelingshoofd van de Mestbank kan die termijn één keer verlengen met een periode van zes maanden.
Art. 3.2.7. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder compensatievergoeding: een compensatievergoeding als vermeld in artikel 41bis, § 10, tweede lid, 1°, van het Mestdecreet van 22 december 2006.
§ 2. De landbouwer, vermeld in artikel 3.2.6, § 1, tweede lid, 1°, kan, voor de percelen in kwestie, een compensatievergoeding aanvragen met een beveiligde zending bij de Vlaamse Landmaatschappij.
§ 3. Een landbouwer als vermeld in artikel 3.2.6, § 1, tweede lid, 1°, van dit besluit, kan, voor het gedeelte van het perceel dat gelegen is in groen Habitatrichtlijngebied, een compensatievergoeding verkrijgen, als op het moment van de aanvraag al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° de landbouwer is geen overheidsinstelling, erkende terreinbeherende natuurvereniging, universiteit of hogeschool;
2° het perceel of de percelen waarvoor een compensatievergoeding gevraagd wordt, behoren sinds 2023 ononderbroken tot het bedrijf van de landbouwer in kwestie;
3° op het perceel of de percelen waarvoor een compensatievergoeding gevraagd wordt, waren in 2023 de stikstofbemestingsnormen, vermeld in artikel 13, § 2, van het Mestdecreet van 22 december 2006, van toepassing;
4° op het perceel of de percelen waarvoor een compensatievergoeding gevraagd wordt, is op het moment van de aanvraag van de compensatievergoeding de bemesting nog niet beperkt tot een bemesting met 2 GVE per hectare via rechtstreekse uitscheiding bij begrazing, eventueel verhoogd met een supplementaire bemesting van maximaal 100 kg stikstof uit kunstmest per ha, conform artikel 41bis, § 1, tweede lid, van het Mestdecreet van 22 december 2006;
5° het perceel of de percelen waarvoor een compensatievergoeding gevraagd wordt, zijn geen huiskavel.
In afwijking van het eerste lid, 2° en 3°, wordt, voor percelen die aangeduid zijn op basis van ruimtelijke uitvoeringsplannen die definitief zijn vastgesteld na 1 januari 2025 maar vóór 1 januari 2028, als vermeld in artikel 3.2.6, § 1, tweede lid, 1°, het jaar 2023 vervangen door het jaar vóór het jaar van de definitieve vaststelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan in kwestie.
De landbouwer voegt bij de aanvraag van een compensatievergoeding al de volgende informatie of de volgende stukken:
1° de identificatiegegevens van de landbouwer, vermeld in artikel 3.2.6, § 1, tweede lid, 1°, als vermeld in het GBCS, namelijk de naam, het adres, het landbouwernummer, het ondernemingsnummer en in voorkomend geval het rijksregisternummer;
2° het perceelsnummer of de perceelsnummers van de percelen die onder het toepassingsgebied van artikel 3.2.6, § 1, vallen en waarvoor een compensatievergoeding gevraagd wordt;
3° als in het GBCS voor de landbouwer, vermeld in artikel 3.2.6, § 1, tweede lid, 1°, geen rekeningnummer opgenomen is of de compensatievergoeding op een ander rekeningnummer uitbetaald moet worden, het rekeningnummer waarop de compensatievergoeding uitbetaald mag worden.
De aanvraag om een compensatievergoeding te verkrijgen, wordt uiterlijk op 30 september van een bepaald kalenderjaar ingediend, waarna het bemestingsverbod ingaat vanaf het volgende kalenderjaar.
In afwijking van het vierde lid kan:
1° voor aanvragen voor een compensatievergoeding die uiterlijk op 15 maart 2025 ingediend worden, de landbouwer in kwestie het bemestingsverbod al laten ingaan vanaf 1 januari 2024;
2° als de landbouwer in kwestie na 1 augustus van een bepaald kalenderjaar door de Mestbank op de hoogte is gebracht van het feit dat op het perceel in kwestie de verruimde of versnelde invoering van de bemestingsverboden van toepassing is, als vermeld in art. 3.2.6, paragraaf 1, derde lid, en de landbouwer in kwestie het bemestingsverbod al wil laten ingaan vanaf 1 januari van het volgende kalenderjaar, dan kunnen aanvragen voor een compensatievergoeding uiterlijk op 30 september van het volgende kalenderjaar ingediend worden.
§ 4. Via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, informeert de Mestbank de landbouwer die de compensatievergoeding heeft aangevraagd, over het feit of al dan niet is voldaan aan de voorwaarden om recht te hebben op een compensatievergoeding en, in het positieve geval, over de berekening van de vergoeding in kwestie.
Voor de aanvragen voor een compensatievergoeding die zijn ingediend vóór 30 september van een bepaald kalenderjaar, wordt de beslissing van de Mestbank over die aanvraag uiterlijk op 31 december van het betreffende kalenderjaar geplaatst op het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt.
De landbouwer kan tegen de beslissing, vermeld in het tweede lid, via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, bezwaar indienen uiterlijk op 1 maart van het volgende kalenderjaar.
Voor de aanvragen voor een compensatievergoeding die zijn ingediend vóór 15 maart 2025 en betrekking hebben op het ingaan van het bemestingsverbod vanaf 1 januari 2024, wordt de beslissing van de Mestbank over die aanvraag uiterlijk op 15 juni 2025 van het betreffende kalenderjaar geplaatst op het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt.
De landbouwer kan tegen de beslissing, vermeld in het vierde lid, via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, bezwaar indienen uiterlijk op 15 september 2025.
Het afdelingshoofd van de Mestbank brengt de indiener van het bezwaar, vermeld in het derde of vijfde lid, via het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt, op de hoogte van zijn beslissing over dat bezwaar binnen negentig dagen nadat de Mestbank het bezwaar heeft ontvangen.
Het afdelingshoofd van de Mestbank kan de termijn, vermeld in het zesde lid, één keer verlengen met een periode van negentig dagen. Het afdelingshoofd brengt de indiener van het bezwaar op de hoogte van die verlenging met een melding op het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt.
§ 5. Als de Mestbank een compensatievergoeding toekent, wordt de toegekende vergoeding betaald binnen zestig dagen na de dag waarop de aanvrager op de hoogte is gebracht van de beslissing, vermeld in paragraaf 4, zesde lid, of, als er geen bezwaar is ingediend, binnen zestig dagen nadat de termijn, vermeld in paragraaf 4, derde of vijfde lid, is verstreken.".
Art.2. Artikel 7.4.2.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 7.4.2.2. Voor de toepassing van artikel 34 van het Mestdecreet van 22 december 2006 en van dit besluit, wordt:
1° begrepen onder een personenvennootschap als vermeld in artikel 34 van het Mestdecreet van 22 december 2006: een van de volgende types van vennootschappen:
a) de vennootschap onder firma;
b) de commanditaire vennootschap;
c) een besloten vennootschap waarvan alle aandelen op naam van natuurlijke personen zijn;
d) een naamloze vennootschap waarvan alle aandelen op naam van natuurlijke personen zijn;
2° een maatschap waarvan alle leden van de maatschap natuurlijke personen zijn, beschouwd als een groepering als vermeld in artikel 34, § 1, van het Mestdecreet van 22 december 2006, met dien verstande dat elke wijziging van de leden van de maatschap, beschouwd wordt als een overname van nutriëntenemissierechten, waarbij 25% van de nutriëntenemissierechten van de landbouwer geannuleerd wordt als vermeld in artikel 34, § 1, eerste lid, 1°, van het Mestdecreet van 22 december 2006, tenzij elk lid van de maatschap na de wijziging hetzij al een lid was van de maatschap voor de wijziging, hetzij de echtgenoot, echtgenote, of een bloed- of aanverwant in de rechte lijn is van een lid van de maatschap voor de wijziging. De wijziging van de leden van de maatschap wordt met een beveiligde zending aan de Mestbank gemeld binnen negentig dagen na de wijziging.".
Art.3. Aan artikel 7.4.3.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 5. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, is, voor overdrachten waarvoor de kalenderjaren 2020, 2021 of 2022, het derde, het tweede of het eerste kalenderjaar zijn die voorafgaan aan de datum waarop de overname van de nutriëntenemissierechten ingaat, het element T, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 3°, het laagste van de volgende twee getallen:
1° het aantal nutriëntenemissierechten dat toegekend is aan de landbouwer in kwestie, in het kalenderjaar in kwestie;
2° het aantal nutriëntenemissierechten waarover de landbouwer in kwestie beschikt op 1 januari 2024.".
Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving en landbouw, is belast met de uitvoering van dit besluit.