17 DECEMBER 2024. - Koninklijk besluit genomen met het oog op het integreren van de inningsregels in het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en het bepalen van de werking van de Provisierekening btw
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 20 december 2019 tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Art. 1-2
Afdeling 1. - Betalingen in toepassing van artikel 15 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Art. 2-3
Afdeling 2. - Betalingen in toepassing van artikel 15/1 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Onderafdeling 1. - Betalingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde Onderonderafdeling 1. - Betalingen op de financiële rekening van het "Inningscentrum - Centrale rekening btw"
Art. 3/1, 3/2, 3/3
Onderafdeling 2. - Betalingen inzake de inkomstenbelastingen en de in de artikelen 1 en 249 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde voorheffingen
Art. 3/4, 3/5
Onderafdeling 3. - Betalingen inzake de voorafbetalingen
Art. 3/6, 3/7
Onderafdeling 4. - Betalingen inzake de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen bedoeld in artikel 1 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
Art. 3/8, 3/9
Onderafdeling 5. - Betalingen inzake de diverse taksen bedoeld in Boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen
Art. 3/10
Afdeling 3. - Betalingen via domiciliëring en uitwerkingsdatum van de betalingen via domiciliëring beoogd door artikel 15/1, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Onderafdeling 1. - Betalingen via domiciliëring
Art. 3/11
Onderafdeling 2. - Uitwerkingsdatum van de betalingen via domiciliëring beoogd door artikel 15/1, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Art. 3/12, 3/13
Afdeling 4. - Werking van de Provisierekening btw
Onderafdeling 1. - Definitie
Art. 3/14
Onderafdeling 2. - Voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke de bedragen ingeschreven op de Provisierekening btw worden toegerekend tot betaling van de schulden inzake de belasting over de toegevoegde waarde
Art. 3/15, 3/16
Onderafdeling 3. - Voorwaarden en modaliteiten van teruggave, met inbegrip van de overdracht op een financiële rekening toebehorende aan de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, van de bedragen ingeschreven op de Provisierekening btw
Art. 3/17
Onderafdeling 4. - Gevallen waarin de bedragen ingeschreven op de Provisierekening btw er niet langer worden ingeschreven
Art. 3/18, 3/19
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen
Art. 3-21
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992
Art. 22-27
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
Art. 28-29
HOOFDSTUK 5. - Minimumbedrag van de in artikel 85, § 1, eerste lid van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde belastingschuld die aanleiding kan geven tot de invordering
Art. 30
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 31-33
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 20 december 2019 tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Artikel 1. Het opschrift van het koninklijk besluit van 20 december 2019 tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen wordt vervangen als volgt:
"Koninklijk besluit van 20 december 2019 tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en betreffende de werking van de Provisierekening btw".
Art.2. Hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"HOOFDSTUK 2. - Betalingen
Art.2. De financiële rekening "Inning en Invordering" bedoeld in artikel 15 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen is de financiële rekening van de dienst van de algemene administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, die instaat voor de centralisatie van de betalingen bedoeld in artikel 18, §§ 1 en 2, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
Afdeling 1. - Betalingen in toepassing van artikel 15 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Art.3. De dienst waarop de persoon die wenst aan te geven welke som hij wil aanzuiveren, zich voorafgaand moet richten overeenkomstig artikel 18, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, is de dienst van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, belast met het verzorgen van de rechtstreekse en onrechtstreekse contacten met de natuurlijke personen en de rechtspersonen over inningsmateries.
Art.3. In artikel 216, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, wordt de bepaling onder 7° vervangen als volgt:
"7° het bedrag dat wordt betaald op de financiële rekening van de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering.".
Afdeling 2. - Betalingen in toepassing van artikel 15/1 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Onderafdeling 1. - Betalingen inzake de belasting over de toegevoegde waarde Onderonderafdeling 1. - Betalingen op de financiële rekening van het "Inningscentrum - Centrale rekening btw"
Art. 3/1. Alvorens hun opname in een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister als bedoeld in artikel 85 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt de betaling uitgevoerd, volgens de wijzen voorzien in artikel 15/1, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen op de financiële rekening BE41 6792 0036 4210 van het "Inningscentrum - Centrale rekening btw" voor de volgende sommen:
1° de belasting over de toegevoegde waarde waarvan de opeisbaarheid voortvloeit uit de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde periodieke aangifte of de in artikel 53, § 1ter, zesde lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde definitieve vervangende aangifte;
2° de nalatigheidsinteresten verschuldigd overeenkomstig artikel 91, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, voor laattijdige betaling van de belasting waarvan de opeisbaarheid uit de in de bepaling onder 1° bedoelde aangiftes voortvloeit, alsook de fiscale geldboeten voor laattijdige betaling van de belasting waarvan de opeisbaarheid voortvloeit uit de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2° van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde periodieke aangifte.
Art. 3/2. Iedere betaling uitgevoerd door of voor rekening van een belastingplichtige op de in artikel 3/1 bedoelde financiële rekening, wordt, niettegenstaande elke strijdige aangifte, geacht te zijn gedaan om te worden ingeschreven op de in artikel 83bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde Provisierekening btw, van die belastingplichtige.
Onderonderafdeling 2. - Betalingen op de financiële rekening van "Inning NETP"
Art. 3/3. De betaling van de in de artikelen 58ter, § 6, vierde lid, 58quater, § 6, vierde lid en 58quinquies, § 6, vierde lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde belastingen, waarvan de opeisbaarheid voortvloeit uit de in de artikelen 58ter, § 6, 58quater, § 6 en 58quinquies, § 6, van hetzelfde Wetboek, bedoelde aangifte, wordt uitgevoerd op de financiële rekening BE32 6792 0036 3402 van "Inning NETP", volgens de wijzen voorzien in artikel 15/1, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
Onderafdeling 2. - Betalingen inzake de inkomstenbelastingen en de in de artikelen 1 en 249 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde voorheffingen
Art. 3/4. De betaling van inkomstenbelastingen en voorheffingen kan slechts gevraagd worden indien ze verschuldigd zijn in toepassing van een aangifte of in toepassing van een uitvoerbaar verklaard kohier.
Art. 3/5. § 1. De niet-ingekohierde voorheffingen worden betaald volgens de wijzen voorzien in artikel 15/1, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen op de financiële rekening BE79 6792 0022 1033, wat de roerende voorheffing betreft en de financiële rekening BE85 6792 0036 3806, wat de bedrijfsvoorheffing betreft.
§ 2. Iedere niet in artikel 270, eerste lid, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde schuldenaar van bedrijfsvoorheffing ontvangt bij het verzenden van de aangifte bedrijfsvoorheffing een gestructureerde mededeling, die hij bij betaling van de bedrijfsvoorheffing dient te vermelden.
De betalingen uitgevoerd op de financiële rekening BE85 6792 0036 3806 met vermelding van de in het eerste lid bedoelde gestructureerde mededeling, worden geacht gedaan te zijn voor rekening van de schuldenaar die door deze mededeling wordt geïdentificeerd.
§ 3. Bij het verzenden van de aangifte roerende voorheffing ontvangt de schuldenaar van de roerende voorheffing een gestructureerde mededeling, die hij bij betaling van de roerende voorheffing dient te vermelden.
De betalingen uitgevoerd op de financiële rekening BE79 6792 0022 1033 met vermelding van de in het eerste lid bedoelde gestructureerde mededeling, worden geacht gedaan te zijn voor rekening van de schuldenaar die door deze mededeling wordt geïdentificeerd.
Onderafdeling 3. - Betalingen inzake de voorafbetalingen
Art. 3/6. Voorafbetalingen als vermeld in de artikelen 157 tot en met 166 en 175 tot en met 177 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 kunnen uitsluitend worden gedaan op de financiële rekening BE61 6792 0022 9117 van het 'Inningscentrum - Dienst Voorafbetalingen' op de wijzen bepaald in artikel 15/1, § 1, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
De administratie stelt daarvoor een specifieke module op het beveiligd elektronisch platform van de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking, die de belastingplichtigen toestaat om de bij elke betaling van voorafbetalingen verplicht te gebruiken gestructureerde mededeling te bekomen, ongeacht de wijze waarop ze gebeurt. Wanneer hij niet in staat is om de gestructureerde mededeling te bekomen via de specifieke module, richt hij zich tot de dienst van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen belast met het verzorgen van de rechtstreekse en onrechtstreekse contacten met de natuurlijke personen en de rechtspersonen over de inning van de voorafbetalingen om deze gestructureerde mededeling te bekomen.
Betalingen op de in het eerste lid vermelde rekening met vermelding van een als in het tweede lid bedoelde gestructureerde mededeling worden geacht gedaan te zijn voor rekening van de belastingplichtige die bij de dienst van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen belast met het verzorgen van de inning van de voorafbetalingen door deze gestructureerde mededeling is geïdentificeerd.
Art. 3/7. Voorafbetalingen zoals bedoeld in de artikelen 30, § 3 en 34, § 2, van de wet van 19 december 2023 houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen, kunnen uitsluitend worden gedaan op de wijzen bepaald door het koninklijk besluit van 7 juli 2024 tot uitvoering van de artikelen 30, § 3 en 34, § 2, van de wet van 19 december 2023 houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen.
Onderafdeling 4. - Betalingen inzake de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen bedoeld in artikel 1 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
Art. 3/8. De niet-ingekohierde belasting op de werknemersparticipatie in het kapitaal van de vennootschap en op de winstpremie voor de werknemers wordt betaald, volgens de wijzen voorzien in artikel 15/1, § 1, eerste lid, van Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen op de financiële rekening BE79 6792 0022 1033 van het "Inningscentrum - Dienst roerende voorheffing" met vermelding van een gestructureerde mededeling. Deze gestructureerde mededeling wordt bekomen via een specifieke module ter beschikking gesteld door de administratie op het beveiligd elektronisch platform van de Federale Overheidsdienst Financiën. Wanneer de belastingplichtige niet in staat is om de gestructureerde mededeling te bekomen via de specifieke module, richt hij zich tot de dienst van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen belast met het verzorgen van de rechtstreekse en onrechtstreekse contacten met natuurlijke en rechtspersonen over de inning van deze belasting om deze gestructureerde mededeling te bekomen.
Art. 3/9. De niet-ingekohierde belasting op de spelen en weddenschappen en de belasting op automatische ontspanningstoestellen, waarvoor de dienst van de belasting nog wordt verzekerd door de Federale Overheidsdienst Financiën, wordt betaald volgens de wijzen voorzien in artikel 15/1, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen op de financiële rekening BE90 6792 0023 0632 van het Team Inning van het Regionaal Invorderingscentrum Brussel 2 met vermelding van een gestructureerde mededeling. Die gestructureerde mededeling wordt bekomen via een specifieke module ter beschikking gesteld door de administratie op het beveiligd elektronisch platform van de Federale Overheidsdienst Financiën. Wanneer de belastingplichtige niet in staat is om de gestructureerde mededeling te bekomen via de specifieke module, richt hij zich tot de dienst van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen belast met het verzorgen van de rechtstreekse en onrechtstreekse contacten met de natuurlijke personen en de rechtspersonen over inningsmateries voor het Brusselse Gewest om deze gestructureerde mededeling te bekomen.
Onderafdeling 5. - Betalingen inzake de diverse taksen bedoeld in Boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen
Art. 3/10. Alvorens hun opname in een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister als bedoeld in artikel 20139 van het Wetboek diverse rechten en taksen, wordt de betaling van de diverse taksen bedoeld in boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen gedaan volgens de wijzen voorzien in artikel 15/1, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen op de volgende financiële rekeningen van het "Inningscentrum - Dienst Diverse taksen" :
- de financiële rekening BE39 6792 0022 9319 voor de taks op de beursverrichtingen;
- de financiële rekening BE15 6792 0023 0430 voor de taks op de inscheping van een luchtvaartuig;
- de financiële rekening BE17 6792 0022 9521 voor de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen;
- de financiële rekening BE70 6792 0022 9925 voor de jaarlijkse taks op de winstdeelnemingen;
- de financiële rekening BE06 6792 0022 9622 voor de taks op het lange termijnsparen;
- de financiële rekening BE48 6792 0023 0127 voor de taks op aanplakking;
- de financiële rekening BE50 6792 0022 9218 voor de jaarlijkse taks op de effectenrekeningen;
- de financiële rekening BE92 6792 0022 9723 voor de jaarlijkse taks op de kredietinstellingen;
- de financiële rekening BE81 6792 0022 9824 voor de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen;
- de financiële rekening BE37 6792 0023 0228 voor de jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen.
Wanneer een aangifte voor de in het eerste lid bedoelde diverse taksen elektronisch wordt verzonden, ontvangt de belastingplichtige van de taks een gestructureerd mededeling die hij bij de betaling van de taks moet vermelden.
Wanneer de aangifte onder gesloten omslag wordt verzonden, vermeldt de belastingplichtige van de taks bij het betalen van de taks de betalingsreferenties vastgesteld door de dienst van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen belast met het verzorgen van de rechtstreekse en onrechtstreekse contacten met natuurlijke personen en rechtspersonen over de inningsmateries.
Betalingen op de in het eerste lid vermelde rekeningen met vermelding van een als in het tweede lid bedoelde gestructureerde mededeling worden geacht gedaan te zijn voor rekening van de schuldenaar die door deze gestructureerde mededeling bij het "Inningscentrum - Dienst Diverse taksen" is geïdentificeerd.
Afdeling 3. - Betalingen via domiciliëring en uitwerkingsdatum van de betalingen via domiciliëring beoogd door artikel 15/1, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Onderafdeling 1. - Betalingen via domiciliëring
Art. 3/11. § 1. De in de artikelen 15, § 1, eerste lid, 4° en 15/1, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen bedoelde betalingen via domiciliëring kunnen enkel worden uitgevoerd op de overeenkomstig de afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk 2 van dit besluit bepaalde financiële rekeningen en zijn enkel mogelijk voor de verschuldigde sommen als fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarvoor de betalingswijze door de Algemene administratie van de inning en de invordering werd toegelaten.
§ 2. De administratie stelt een specifieke module op het beveiligd elektronisch platform van de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking, die de schuldenaren toestaat om het domiciliëringsmandaat dat aan de Federale Overheidsdienst Financiën gegeven wordt, te activeren voor de verschuldigde sommen als fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarvoor de betalingswijze door de Algemene administratie van de inning en de invordering werd toegelaten. Deze fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen worden opgelijst in de specifieke module; de lijst van deze fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen wordt eveneens gepubliceerd op de website van de Federale Overheidsdienst van Financiën.
Wanneer de schuldenaar niet in de mogelijkheid is om toegang te krijgen tot de specifieke module, richt hij zich tot de dienst van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen belast met het verzorgen van de rechtstreekse en onrechtstreekse contacten met natuurlijke personen en rechtspersonen over inningsmateries, met het oog op het geven van een in het eerste lid bedoeld domiciliëringsmandaat, aan de Federale Overheidsdienst Financiën.
§ 3. De niet-verplichte voorafgaande kennisgeving in de zin van artikel 15/2 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die naar de schuldenaar wordt verzonden door middel van het beveiligd elektronisch platform van de FOD Financiën, informeert hem over het exacte bedrag dat zal worden gedebiteerd, de rekening die zal worden gedebiteerd en de datum van de debitering.
In het geval bedoeld in artikel 15/2, a) van hetzelfde Wetboek, wordt berekend na aanrekening, overeenkomstig artikel 3/15 van dit besluit, het exacte bedrag dat zal gedebiteerd worden, de bedragen die zijn ingeschreven op de Provisierekening btw van de belasting die verschuldigd is op basis van de aangifte, evenals van eventuele nalatigheidsinteresten voor laattijdige betaling van deze belasting.
Onderafdeling 2. - Uitwerkingsdatum van de betalingen via domiciliëring beoogd door artikel 15/1, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
Art. 3/12. Voor de in artikel 15/1, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen bedoelde domiciliëringen heeft de betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen uitwerking op de datum van de debitering op voorwaarde dat de financiële rekening van de schuldenaar voldoende gecrediteerd is op het moment van debitering.
Art. 3/13. In afwijking van artikel 3/12, heeft de in artikel 15/1, § 1, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen bedoelde betaling via domiciliëring uitwerking op:
1° voor de belasting over de toegevoegde waarde waarvan de opeisbaarheid voortvloeit uit de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde periodieke aangifte: op de vervaldag van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek bepaalde betaaltermijn op voorwaarde dat de aangifte binnen de termijn vastgesteld in uitvoering van artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, of artikel 53octies, § 1, van hetzelfde Wetboek werd verzonden, en dat de financiële rekening van de schuldenaar voldoende gecrediteerd is op het moment van debitering;
2° voor de roerende voorheffing waarvoor de opeisbaarheid voortvloeit uit artikel 267 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992: op de vervaldag van de betaaltermijn vastgesteld in artikel 412, eerste lid, van hetzelfde Wetboek op voorwaarde dat de aangifte werd verzonden binnen de termijn vastgesteld in uitvoering van artikel 312 van hetzelfde Wetboek en dat de financiële rekening van de schuldenaar voldoende gecrediteerd is op het moment van debitering;
3° voor de bedrijfsvoorheffing waarvan de opeisbaarheid voortvloeit uit artikel 273, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992: op de vervaldag van de betaaltermijn vastgesteld in artikel 412, tweede of derde lid, van hetzelfde Wetboek op voorwaarde dat de aangifte werd verzonden binnen de termijn vastgesteld in uitvoering van artikel 312 van hetzelfde Wetboek en dat de financiële rekening van de schuldenaar voldoende gecrediteerd is op het moment van debitering.
Afdeling 4. - Werking van de Provisierekening btw
Onderafdeling 1. - Definitie
Art. 3/14. Voor de toepassing van deze afdeling verstaat men onder "fiscale en niet-fiscale schulden" alle sommen verschuldigd als fiscale schuldvorderingen, in de zin van artikel 2, § 1, 7°, van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, en alle sommen verschuldigd als niet-fiscale schuldvorderingen, in de zin van artikel 2, § 1, 8°, van hetzelfde Wetboek, waarvan de invordering wordt verzekerd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
Onderafdeling 2. - Voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke de bedragen ingeschreven op de Provisierekening btw worden toegerekend tot betaling van de schulden inzake de belasting over de toegevoegde waarde
Art. 3/15. De bedragen ingeschreven op de in artikel 83bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde Provisierekening btw van een belastingplichtige, worden automatisch, zonder formaliteiten, toegerekend op de sommen waarvan de betaling moet worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 3/1.
De in het eerste lid bedoelde toerekening, heeft plaats, niettegenstaande elke strijdige verklaring van de belastingplichtige, in de volgende volgorde: op de nalatigheidsinteresten, op de fiscale boeten en op de overblijvende verschuldigde belasting.
De in het eerste lid bedoelde toerekening gebeurt:
1° voor de betalingen, op de datum waarop ze uitwerking hebben;
2° voor de in artikel 83bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde overschotten van de maand of van het trimester:
a) op de uiterste datum bepaald voor de indiening van de aangiften die aanleiding hebben gegeven tot deze overschotten, wanneer deze aangiften ten laatste op die datum zijn ingediend;
b) op de indieningsdatum van de aangiften die aanleiding hebben gegeven tot deze overschotten, wanneer deze aangiften na de uiterste verzendingsdatum van deze aangiften zijn ingediend.
Art. 3/16. Voor zover zij nog niet werden toegerekend overeenkomstig artikel 3/15, worden de bedragen ingeschreven op de in artikel 83bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde Provisierekening btw van een belastingplichtige, toegewezen zonder formaliteiten op de laatste werkdag van elk kalenderkwartaal tot betaling van de schulden inzake de belasting over de toegevoegde waarde omvattende de belasting, boetes, nalatigheidsinteresten en kosten, waarvan de belastingplichtige op wiens naam de Provisierekening wordt gehouden, de hoofdschuldenaar of medeschuldenaar is, en waarvan de betaling moet worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 15 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
De in het eerste lid bedoelde toewijzing wordt beperkt tot het niet-betwiste deel van de schulden en heeft uitwerking op de valutadatum van de creditering op de financiële rekening "Inning en Invordering" bedoeld in artikel 15 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
Onderafdeling 3. - Voorwaarden en modaliteiten van teruggave, met inbegrip van de overdracht op een financiële rekening toebehorende aan de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, van de bedragen ingeschreven op de Provisierekening btw
Art. 3/17. Voor zover ze nog niet werden toegewezen tot betaling van schulden inzake de belasting over de toegevoegde waarde, bestaande uit belasting, boetes, nalatigheidsinteresten en kosten, waarvoor de belastingplichtige op wiens naam de Provisierekening btw wordt gehouden, de hoofdschuldenaar of medeschuldenaar is, worden de bedragen ingeschreven op de Provisierekening btw van die belastingplichtige, wanneer deze ervoor een verzoek doet via het beveiligd elektronisch platform van de Federale Overheidsdienst Financiën of, wanneer het verzoek niet kan plaatsvinden via het beveiligd elektronisch platform van de Federale Overheidsdienst Financiën omwille van overmacht of voor de belastingplichtige bedoeld in artikel 18, § 2, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, bij de bevoegde dienst van de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen belast met het verzorgen van de rechtstreekse en onrechtstreekse contacten met natuurlijke personen en rechtspersonen over inningsmateries:
1° terugbetaald aan de belastingplichtige, onverminderd de toepassing van artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004, binnen een termijn van 30 dagen vanaf zijn verzoek, onder de volgende voorwaarden:
a) het terug te betalen bedrag bedraagt minimum 50 euro, en;
b) de belastingplichtige heeft, ten laatste op de dag van zijn verzoek tot terugbetaling overeenkomstig artikel 81, § 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, aan de administratie een geldig bankrekeningnummer meegedeeld;
2° overgemaakt op een van de financiële rekeningen toebehorende aan de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, met het oog op de toewijzing ervan tot betaling van de fiscale en niet-fiscale schulden waarvoor de belastingplichtige de hoofdschuldenaar of de medeschuldenaar is, ofwel tot toewijzing als voorafbetaling bedoeld in de artikelen 157 tot en met 166 en 175 tot en met 177 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, of in de artikelen 30 en 34 van de wet van 19 december 2023 houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen, op voorwaarde dat het over te dragen bedrag minimum 50 euro bedraagt. De overdracht heeft uitwerking op de valutadatum van de creditering van de betreffende financiële rekening.
De terugbetaling of de overdracht van een in artikel 76, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoeld overschot, ingeschreven op de Provisierekening btw van de belastingplichtige overeenkomstig artikel 83bis, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, kan evenwel niet worden verkregen vóór het verstrijken van de in artikel 81, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde bedoelde termijn van ordonnancering van dit overschot.
Onderafdeling 4. - Gevallen waarin de bedragen ingeschreven op de Provisierekening btw er niet langer worden ingeschreven
Art. 3/18. Wanneer de Provisierekening btw van een belastingplichtige niet langer wordt gehouden in toepassing van artikel 83bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, worden de bedragen ingeschreven op de Provisierekening btw er niet langer ingeschreven en worden ze, onverminderd de toepassing van artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004, terugbetaald aan de belastingplichtige of de rechthebbende ten laatste binnen de zes maanden die volgen op de maand waarin de oorzaak van de stopzetting van het houden van de Provisierekening btw van de belastingplichtige plaatsvond.
Worden niet terugbetaald, sommen lager dan 2,50 euro.
Art. 3/19. Wanneer de rechten van de Schatkist in gevaar zijn, kan worden beslist door de bevoegde ambtenaar van de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen dat de bedragen ingeschreven op de Provisierekening btw van een belastingplichtige er niet langer ingeschreven worden voor het bedrag van de fiscale en niet-fiscale schulden waarvoor deze belastingplichtige hoofdschuldenaar of medeschuldenaar is, met het oog op het toewijzen van deze bedragen tot de betaling van deze schulden.".
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen
Art.4. In artikel 2171 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de dienst vermeld in artikel 2407octiesdecies" telkens vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.5. In artikel 2171/1 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de dienst vermeld in artikel 2407octiesdecies" en de woorden "het kantoor" telkens respectievelijk vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering" en de woorden "de dienst".
Art.6. In artikel 2171/2 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de dienst vermeld in artikel 2407octiesdecies" vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.7. In artikel 2171/3 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de dienst vermeld in artikel 2407octiesdecies" vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.8. In artikel 2171/4, tweede lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de dienst vermeld in artikel 2407octiesdecies" vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.9. Artikel 2241, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, wordt vervangen als volgt:
"Art. 2241. De verbintenis van de aansprakelijke vertegenwoordiger waarvan sprake is in artikel 178, eerste lid, van het Wetboek wordt gericht aan de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering.".
Art.10. Artikel 231 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, wordt vervangen als volgt:
"Art. 231. De reclame op muren, de lichtaankondigingen en de plakbrieven bepaald in artikel 191 van het Wetboek mogen niet aangeplakt of aangebracht worden alvorens een aangifte is ingediend bij de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering en de belasting betaald is, dit alles ingevolge de voorschriften van het koninklijk besluit van 20 december 2019 tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.".
Art.11. In artikel 238, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de in artikel 2407octiesdecies bedoelde dienst" vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.12. In artikel 2407bis, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2022, worden de woorden "het kantoor bedoeld in artikel 2407octiesdecies" vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.13. In artikel 2407ter van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de in artikel 2407octiesdecies bedoelde dienst" telkens vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.14. In artikel 2407quater van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de in artikel 2407octiesdecies bedoelde dienst" telkens vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.15. In artikel 2407quinquies, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de in artikel 2407octiesdecies bedoelde dienst" vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.16. In artikel 2407sexies van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de in artikel 2407octiesdecies bedoelde dienst" vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.17. In artikel 2407sexies1, derde lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022, worden de woorden "de in artikel 2407octiesdecies bedoelde dienst" vervangen door de woorden "de dienst diverse taksen van het inningscentrum van de Algemene administratie van de inning en invordering".
Art.18. Artikel 2407octiesdecies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2022, wordt opgeheven.
Art.19. In artikel 2407noniesdecies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2022 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2022, worden de woorden "de dienst bedoeld in artikel 2407octiesdecies, eerste lid" telkens vervangen door de woorden "de dienst vermeld op het formulier".
Art.20. Artikel 240/12 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 december 2019, wordt opgeheven.
Art.21. Artikel 240/13 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 december 2019, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992
Art.22. Artikel 67 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 november 2018, wordt opgeheven.
Art.23. Artikel 68 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, wordt opgeheven.
Art.24. In artikel 70 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 november 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, inleidende zin, worden de woorden "door de in artikel 67 genoemde dienst" opgeheven en worden de woorden "die dienst" vervangen door de woorden "de dienst van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen belast met het verzorgen van de inning van de voorafbetalingen";
2° in het eerste lid, in de bepaling onder 2°, worden de woorden "in overeenstemming met de reglementaire bepalingen die zijn genomen in uitvoering van artikel 15/1 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen" ingevoegd tussen de woorden "overgeschreven bedragen," en de woorden ", terugbetalen, overschrijven naar";
3° in het tweede lid worden de woorden "het "Inningscentrum - Dienst Voorafbetalingen"" vervangen door de woorden "de dienst van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen belast met het verzorgen van de inning van de voorafbetalingen".
Art.25. Artikel 84 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2019, wordt opgeheven.
Art.26. In artikel 90 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 maart 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid worden de woorden "hoofdstuk III, afdeling III" vervangen door de woorden "het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en zijn uitvoeringsbesluit";
2° paragraaf 2 wordt opgeheven;
3° in paragraaf 4 worden de woorden "hoofdstuk III, afdeling III" vervangen door de woorden "het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en zijn uitvoeringsbesluit".
Art.27. In hoofdstuk III van hetzelfde besluit, wordt afdeling III, die de artikelen 137 tot en met 141 omvat, opgeheven.
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
Art.28. Artikel 8 van het koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 december 2019, wordt aangevuld met de woorden "en hun uitvoeringsbesluiten".
Art.29. In artikel 35bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 mei 1978 en gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 20 juli 2000 en 17 februari 2019 worden de woorden "op de financiële rekening van het kantoor aangeduid door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde" opgeheven.
HOOFDSTUK 5. - Minimumbedrag van de in artikel 85, § 1, eerste lid van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde belastingschuld die aanleiding kan geven tot de invordering
Art.30. Het minimumbedrag van de in artikel 85, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde belastingschuld die aanleiding kan geven tot invordering bedraagt 2,50 euro.
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.31. Het koninklijk besluit nr. 24 van 29 december 1992 met betrekking tot de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde wordt opgeheven.
Art.32. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2025.
Art. 33. De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.