Details





Titel:

15 NOVEMBER 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot verlening van een opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Bredene aan S&R Bredene nv



Inhoudstafel:


Art. 1-8
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder vergunninghouder: S&R Bredene nv.

Art.2. De vergunninghouder wordt een opsporingsvergunning voor aardwarmte verleend.

Art.3. De vergunning geldt voor een volumegebied in de diepe ondergrond, waarvan de verticale projectie op het aardoppervlak een veelhoek beschrijft met de hieronder opgesomde coördinaten gegeven in de Belgische lambertprojectie van 1972:


hoekpunt X (m) Y (m)
1 52 358 215 959
2 52 521 215 959
3 52 521 215 796
4 52 358 215 796
De begrenzing in de diepte (z-coördinaat) wordt gevormd door twee horizontale vlakken, i.e. het bovenvlak op -500 mTAW en het ondervlak op -1750 mTAW.
  De verticale projectie van het volumegebied op het aardoppervlak bevindt zich volledig in de gemeente Bredene, en wordt aangeduid op de kaart, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Art.4. § 1. De vergunning geldt voor een duur van vijf jaar.
  § 2. De vergunninghouder wordt verwacht uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van de opsporingsvergunning de boring aan te vangen.
  § 3. De vergunninghouder bezorgt aan de minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, alle eventueel nog ontbrekende bewijsstukken dat hij over de nodige technische en financiële middelen en relevante professionele ervaring beschikt, eventueel door samenwerking met een derde partij, om de activiteiten te verrichten waarvoor de vergunning is verleend. De vergunninghouder mag de boring slechts aanleggen na ontvangst van de instemming van de minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, met de nodige bewijsstukken in verband met technische en financiële capaciteit, en op voorwaarde dat hij voldoet aan alle toepasselijke regelgeving en vergunningsplichten.
  § 4. Tijdens de boorfase rapporteert de vergunninghouder nauwgezet aan de afdeling bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen van het Departement Omgeving, vermeld in artikel 29, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, over de vooruitgang van de boorwerkzaamheden en de resultaten van de boorgatmetingen, specifiek met betrekking tot de finale einddiepte van de boring en de integriteit van de onderste, open sectie van de boring. Vóór de installatie van de verbuizing in de 2de sectie van het boorgat en het NotusPid-systeem bezorgt de aanvrager telkens een korte nota aan de afdeling bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen van het Departement Omgeving. In de nota voorafgaand aan de installatie van de verbuizing in de 2de sectie wordt de kwaliteit van de conductor-pipe en cementatie in de 1ste sectie bevestigd en wordt aangetoond dat de verbuizing voldoende diep ingebouwd zal worden, nl. 25 m onder de gesteentelagen met gespleten karakter in de top van het Brabantmassief, zoals ook aangegeven in de aanvraag. In de nota voorafgaand aan de installatie van het NotusPiD-systeem wordt de kwaliteit van de verbuizing en cementatie van de 2de sectie bevestigd en wordt er aangetoond dat er zich geen bijkomende opgebroken of gespleten gesteente-intervallen bevinden in de onderste, open sectie van het boorgat. Indien zones met opgebroken of gespleten gesteente met watervoerende eigenschappen aangeboord worden in de onderste sectie van de boring, moet een bijkomende verbuizing deze intervallen afsluiten van het boorgat. De verbuizing en het NotusPid-systeem mogen slechts geïnstalleerd worden na onderling overleg met de afdeling bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen van het Departement Omgeving.

Art.5. De vergunninghouder dient een jaarlijks rapport in bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten. Als er in het voorbije jaar geen activiteiten verricht zijn, of in het eerstvolgende jaar geen activiteiten gepland zijn, is de vergunninghouder niet ontslagen van zijn verplichting om dat in een jaarlijks rapport aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, te melden.
  Het jaarlijkse rapport wordt ingediend uiterlijk voor het einde van de derde maand nadat een jaarlijkse periode verstreken is, vanaf de datum van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij de vergunning verleend is.
  Het jaarlijkse rapport, waartoe de vergunninghouder gehouden is overeenkomstig artikel 16/13 van het DDO, vermeldt in elk geval ook in detail de planning van het testprogramma voor het komende jaar, op basis van de inzichten verkregen uit de boorgatmetingen en voorgaande testen.

Art.6. De vergunninghouder stelt een financiële zekerheid ten bedrage van 60.000 euro bij het Fonds voor Landinrichting en Natuurlijke rijkdommen van het Vlaamse Gewest voor het veilig afsluiten van de boorgaten na het beëindigen of stopzetten van de opsporingsactiviteiten waarvoor deze opsporingsvergunning verleend is, in toepassing van artikel 63/15, derde lid, van het DDO. De vergunninghouder stelt deze financiële zekerheid vóór de aanvang van de booractiviteiten.

Art.7. De vergunning treedt in werking op de datum van ondertekening.
  Een afschrift van de vergunning wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, per beveiligde zending verstuurd aan de aanvrager.

Art.8. De Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 november 2024
  tot verlening van een opsporingsvergunning voor aardwarmte in de regio Bredene aan S&R Bredene nv
  Kaart zoals vermeld in artikel 3 van voormeld besluit, met aanduiding van de verticale projectie van het aangevraagde vergunningsgebied


BIJLAGE.
Art. N.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-12-2024, p. 133789)