3 OKTOBER 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 31 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
Art. 1-3
Artikel 1. In artikel 31, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2024, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° In II. VERGOEDINGSVOORWAARDEN, worden de laatste 2 leden in de bepalingen onder 2.1.2. Uitzonderingen, vervangen als volgt:
"Indien spraakaudiometrie kan uitgevoerd worden bij rechthebbende wordt naast het nomenclatuurnummer van de verstrekking uit 1.1. pseudocode 706495-706506 geattesteerd. Indien spraakaudiometrie om medische redenen onmogelijk uit te voeren is bij rechthebbende wordt naast het nomenclatuurnummer van de verstrekking uit 1.1. pseudocode 716494-716505 geattesteerd.
Bij een stereo aanpassing, wanneer minstens voor één oor een van bovenstaande uitzonderingen van toepassing is, dient de pseudocode voor uitzonderingsregels gebruikt te worden bij de aanvraag.";
2° In II. VERGOEDINGSVOORWAARDEN, worden in de Nederlandse tekst in de bepalingen onder 2.2.2. Uitzonderingen, b), de woorden "STR (Speech Reception Threshold)." vervangen door de woorden "SRT (Speech Reception Threshold).";
3° In de bepalingen onder II. VERGOEDINGSVOORWAARDEN, worden onder 2.3.1. Algemeen, 1, de woorden "volgens de condities opgenomen in 2.2.b." vervangen door de woorden "volgens de condities opgenomen in 2.2.1.b.";
4° In II. VERGOEDINGSVOORWAARDEN, worden de bepalingen onder 2.3.2. Uitzonderingen vervangen als volgt:
"2.3.2. Uitzonderingen
1. Het is mogelijk dat de rechthebbende, tijdens een overgangsperiode tussen enerzijds een aanpassing met een cochleair implantaat en anderzijds een aanpassing met een klassiek hoortoestel, eerst kiest voor de aflevering van een monofonische toerusting met een hoortoestel, maar uiteindelijk niet opteert voor een aanpassing met een cochleair implantaat. Dan moet het mogelijk zijn dat de rechthebbende, wel kan kiezen voor een aanpassing van een contralateraal hoortoestel aan het nog niet-toegeruste oor.
In dit geval kan de rechthebbende, die beantwoordt aan de voorwaarden betreffende de verzekeringstegemoetkoming voor een cochleair implantaat, na de aflevering van een monofonische toerusting steeds overstappen op een stereofonische toerusting. Aan het voorschrift wordt het verslag van het behandelend multidisciplinair team toegevoegd waaruit blijkt dat de rechthebbende in aanmerking komt voor een cochleair implantaat.
2. Indien een rechthebbende met een stereofonische toerusting beslist om, op het moment van een voortijdige hernieuwing (zie paragraaf 5.3), slechts één hoorapparaat te hernieuwen en er dus een monofonische toerusting wordt vergoed, dan is een hernieuwing van het andere hoorapparaat mogelijk tot ten laatste 4 jaar na de aflevering van de nieuwe monofonische toerusting.
Ook in deze twee situaties dient de audicien een contralaterale toerusting te attesteren.";
5° In V. HERNIEUWINGSTERMIJNEN, worden de bepalingen onder 5.3. Voortijdige hernieuwing vervangen als volgt:
"5.3. Voortijdige hernieuwing
Een verzekeringstegemoetkoming voor een monofonische of stereofonische toerusting mag voor het verstrijken van de hernieuwingstermijn worden hernieuwd als:
- bij de rechthebbende aan minstens één van de toegeruste oren, waarvoor een verzekeringstegemoetkoming werd toegekend, een verergering wordt vastgesteld van ten minste 20 dB op het gemiddelde van drie van de vijf volgende frequentiezones : 250/500/1 000/2 000/4 000 Hertz ten opzichte van het gehoorverlies op het tijdstip van de vorige aflevering. Een omstandige motivering wordt ten behoeve van de adviserend arts bij de gebruikelijke aanvraagprocedure gevoegd.
- de rechthebbende om medische redenen moet overschakelen van een toerusting met luchtgeleiding naar een toerusting met beengeleiding of omgekeerd. Een attest van een arts-specialist voor otorhinolaryngologie wordt ten behoeve van de adviserend arts bij de aanvraagprocedure, zoals opgenomen in 3. en 4., gevoegd.
- de rechthebbende een cochleair implantaat krijgt op één van beide oren, dan mag het bestaande hoortoestel aan het andere oor vernieuwd worden om de bimodale aanpassing optimaal te laten functioneren.".
Art.2. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 3. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.