29 NOVEMBER 2024. - Koninklijk besluit houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit
BOEK 1. - ALGEMENE BEPALINGEN
TITEL 1. - Definities
Art. 1
TITEL 2. - Toepassingsgebied
Art. 2
TITEL 3. - Taken, opdrachten en algemene verplichtingen van de transmissienetbeheerder
Art. 3-5
TITEL 4. - Bevoegdheden van de minister
Art. 6
TITEL 5. - Tussenkomst van de CREG
Art. 7
TITEL 6. - Tussenkomst van de Algemene Directie Energie
Art. 8
TITEL 7. - Formaliteiten, kennisgevingen, geheimhouding en openbaarheid, mededelingen en termijnen
Art. 9-10
BOEK 2. - VOORSCHRIFTEN INZAKE ONDERSTEUNENDE DIENSTEN IN TE RICHTEN DOOR DE TRANSMISSIENETBEHEERDER
TITEL 1. - Lijst van ondersteunende diensten
Art. 11
TITEL 2. - Herstelplan
Art. 12-14
TITEL 3. - Systeembeschermingsplan
Art. 15-17
BOEK 3. - VOORSCHRIFTEN EN MAATREGELEN INZAKE VEILIGHEID EN TOEGANG TOT INSTALLATIES
TITEL 1. - Voorschriften betreffende de veiligheid van personen
Art. 18
TITEL 2. - Toegang tot de transmissienetinfrastructuur en de aansluitingsinstallaties beheerd door de transmissienetbeheerder
Art. 19
TITEL 3. - Toegang tot de installaties van de transmissienetgebruiker, en de systeemgebruiker
Art. 20
TITEL 4. - Handelingen van de transmissienetbeheerder in geval van een gevaar voor personen of voor materiële schade of wanneer zijn net zich bevindt in de alarmtoestand, noodtoestand, in black-outtoestand of hersteltoestand
Art. 21
BOEK 4. - OPSTELLEN VAN ELEKTRISCHE SCHEMA'S
Art. 22-23
BOEK 5. - VOORSCHRIFTEN INZAKE BEHEER EN EXPLOITATIE VAN HET TRANSMISSIENET
TITEL 1. - Algemene bepalingen
Art. 24-28
TITEL 2. - Systeembeschermingsplan, herstelplan en testplan
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 29-30
HOOFDSTUK 2. - Systeembeschermingsplan
Art. 31
HOOFDSTUK 3. - Herstelplan
Art. 32
TITEL 3. - Simulatie en periodieke test
Art. 33
TITEL 4. - Warmtekrachtkoppelings-eenheden en elektriciteitsproductie-eenheden die hernieuwbare energiebronnen gebruiken.
Art. 34
BOEK 6. - TYPOLOGIE VAN INSTALLATIES, TECHNISCHE VEILIGHEIDSCRITERIA EN VOORSCHRIFTEN MET MINIMUMEISEN
TITEL 1. - Typologie van installaties
Art. 35
TITEL 2. - Criteria om installaties te beschouwen als bestaand of nieuw
Art. 36
TITEL 3. - Normen, technische veiligheidscriteria en voorschriften met minimumeisen voor alle installaties aangesloten op het transmissienet
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 37-38
HOOFDSTUK 2. - Normen
Art. 39-42
HOOFDSTUK 3. - Algemene technische minimumeisen
Art. 43-49
HOOFDSTUK 4. - Specifieke bepalingen met betrekking tot de aansluitingsinstallaties opgesteld op een terrein waarvan de transmissienetbeheerder het landbeheer krachtens een zakelijk recht niet heeft
Art. 50
HOOFDSTUK 5. - Identificatie van de uitrustingen
Art. 51-53
HOOFDSTUK 6. - Bijkomende technische eisen voor de compensatie van reactieve energie voor een verbruiksinstallatie bedoeld in artikel 35, § 3, 1°
Art. 54
TITEL 4. - Aanvullende technische eisen voor de aansluiting op het transmissienet van bestaande elektriciteitsproductie-eenheden en asynchrone energieopslagfaciliteiten
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art. 55
HOOFDSTUK 2. - Werkingsvoorwaarden
Art. 56-59
HOOFDSTUK 3. - Beveiligingen
Art. 60-61
HOOFDSTUK 4. - Specificaties voor productie van reactieve energie
Art. 62-68
HOOFDSTUK 5. - Andere bepalingen
Art. 69
BOEK 7. - EISEN VOOR ALGEMENE TOEPASSING OP NIEUWE INSTALLATIES AANGESLOTEN OP HET TRANSMISSIENET EN MINIMUMEISEN VAN TOEPASSING OP NIEUWE ASYNCHRONE ENERGIEOPSLAGFACILITEITEN
TITEL 1. - Algemene bepalingen
Art. 70-71
TITEL 2. - Bijkomende technische eisen voor nieuwe installaties
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art. 72
Afdeling 1. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de frequentie
Art. 73
Afdeling 2. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot het behoud van de spanning
Art. 74
Afdeling 3. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot kortsluiting
Art. 75
Afdeling 4. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot het reactief vermogen
Art. 76
Afdeling 5. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de uitwisseling van informatie
Art. 77
Afdeling 6. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot ontkoppeling en herinschakeling
Art. 78
HOOFDSTUK 2. - Bijkomende technische eisen voor nieuwe verbruikseenheden die worden gebruikt door een verbruiksinstallatie of door een gesloten industrieel net om diensten van vraagbeheer te leveren
Art. 79-80
TITEL 3. - Bijkomende technische eisen voor elektriciteitsproductie-eenheden beschouwd als nieuw overeenkomstig artikel 36
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 81
HOOFDSTUK 2. - Algemene bijkomende technische eisen met betrekking tot de elektriciteitsproductie-eenheden van het type A, B, C en D beschouwd als nieuwe overeenkomstig artikel 36
Afdeling 1. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot beveiligingen
Art. 82
Afdeling 2. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de frequentie
Art. 83
Afdeling 3. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot het algemeen beheer van het net, met inbegrip van de bepalingen voor operationele informatie-uitwisseling
Art. 84
Afdeling 4. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de spanningsstabiliteit
Art. 85
Afdeling 5. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot het herstel van het net
Art. 86
Afdeling 6. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot het algemeen beheer van het net
Art. 87
HOOFDSTUK 2. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot synchrone elektriciteitsproductie-eenheden van het type A, B, C en D beschouwd als nieuw overeenkomstig artikel 36
Afdeling 1. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de frequentie
Art. 88
Afdeling 2. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de spanningsstabiliteit en de capaciteit van reactief vermogen
Art. 89
Afdeling 3. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de fault-ride-through-capaciteit
Art. 90
Afdeling 4. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de robuustheid
Art. 91
HOOFDSTUK 3. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot nieuwe power park modules van het type A, B, C en D
Afdeling 1. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de frequentie
Art. 92
Afdeling 2. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de spanningsstabiliteit en de capaciteit aan reactief vermogen
Art. 93
Afdeling 3. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de fault-ride-through-capaciteit
Art. 94
Afdeling 4. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de robuustheid
Art. 95
TITEL 4. - Technische eisen voor nieuwe asynchrone energieopslagfaciliteiten
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 96
HOOFDSTUK 2. - Technische eisen met betrekking tot de frequentie voor asynchrone energieopslagfaciliteiten
Art. 97
HOOFDSTUK 3. - Technische eisen met betrekking tot de robuustheid en de fault-ride-through-capaciteit voor de asynchrone energieopslagfaciliteiten
Art. 98
HOOFDSTUK 4. - Technische eisen met betrekking tot de spanningsstabiliteit en de capaciteit aan reactief vermogen van asynchrone energieopslagfaciliteiten
Art. 99
HOOFDSTUK 5. - Technische eisen met betrekking tot het herstel van het net van asynchrone energieopslagfaciliteiten
Art. 100
TITEL 5. - Bijkomende technische eisen voor nieuwe HVDC systemen en nieuwe op gelijkstroom aangesloten power park modules
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 101
HOOFDSTUK 2. - Bijkomende technische eisen betreffende de regeling van het actief vermogen en het behoud van de frequentie
Afdeling 1. - Bijkomende technische eisen betreffende de regeling van het actief vermogen en het behoud van de frequentie van de aansluitingen in HVDC
Art. 102
Afdeling 2. - Bijkomende technische eisen betreffende de frequentie, van toepassing op de op gelijkstroom aangesloten power park modules
Art. 103
HOOFDSTUK 3. - Bijkomende technische eisen betreffende de regeling van het reactief vermogen en de spanningsondersteuning en betreffende de fault-ride-through-capaciteit
Afdeling 1. - Bijkomende technische eisen betreffende de regeling van het reactief vermogen en de spanningsondersteuning van de HVDC aansluitingen
Art. 104
Afdeling 2. - Bijkomende technische eisen inzake fault-ride-through-capaciteit van de HVDC aansluitingen
Art. 105
Afdeling 3. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot reactief vermogen en spanning die toepasselijk zijn voor de op gelijkstroom aangesloten power park modules
Art. 106
Afdeling 4. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot reactief vermogen en spanning toepasselijk voor de remote-end HVDC convertorstations
Art. 107
HOOFDSTUK 4. - Bijkomende technische eisen toepasselijk op de beveiligingsinrichtingen en de overeenstemmende instellingen
Art. 108-109
TITEL 6. - Bijkomende technische eisen voor offshore eenheden, aangesloten op wisselspanning
HOOFDSTUK 1. - Bijkomende technische eisen voor de offshore synchrone elektriciteitsproductie-eenheden
Art. 110
HOOFDSTUK 2. - Technische eisen voor offshore power park modules waarvan het (de) aansluitingspunt(en) niet op zee liggen
Art. 111
Afdeling 1. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot het werkspanningsbereik
Art. 112
Afdeling 2. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot het werkfrequentiebereik
Art. 113
Afdeling 3. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot het gedrag bij hoge windsnelheden
Art. 114-115
Afdeling 4. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de reductie van het actief vermogen
Art. 116
Afdeling 5. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot LFSM-O en LFSM-U
Art. 117
Afdeling 6. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de levering van reactief vermogen
Art. 118
Afdeling 7. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de spanningsstabiliteit en/of de regeling van reactief vermogen
Art. 119
Afdeling 8. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de afschakeling van het net
Art. 120
Afdeling 9. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de fault-ride-through-capaciteit
Art. 121
Afdeling 10. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de reactieve stroominjectie in geval van symmetrische kortsluiting
Art. 122
Afdeling 11. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot het herstel van actief vermogen na een storing
Art. 123
HOOFDSTUK 3. - Aanvullende technische eisen voor offshore power park modules waarvan het of de aansluitingspunt(en) zich op zee bevinden
Art. 124
Afdeling 1. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot het werkspanningsbereik
Art. 125
Afdeling 2. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot het werkfrequentiebereik
Art. 126
Afdeling 3. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot het gedrag gedurende hoge windsnelheden
Art. 127
Afdeling 4. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de reductie van het actief vermogen
Art. 128
Afdeling 5. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot LFSM-O en LFSM-U
Art. 129
Afdeling 6. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de levering van reactief vermogen
Art. 130
Afdeling 7. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de spanningsstabiliteit en regeling reactief vermogen
Art. 131
Afdeling 8. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de ontkoppeling van het net
Art. 132
Afdeling 9. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de fault-ride-through-capaciteit
Art. 133
Afdeling 10. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot de injectie van reactief vermogen in geval van symmetrische kortsluiting
Art. 134
Afdeling 11. - Aanvullende technische eisen met betrekking tot het herstel van actief vermogen na een storing
Art. 135
TITEL 7. - Vrijstellingen
Art. 136
BOEK 8. - SPECIFIEKE MODALITEITEN TUSSEN DE TRANSMISSIENETBEHEERDER EN DE BEHEERDER VAN EEN PUBLIEK DISTRIBUTIENET OF EEN LOKAAL TRANSMISSIENET
TITEL 1. - Verhouding van dit boek tot andere boeken van dit besluit
Art. 137
TITEL 2. - Aanvullende technische eisen
HOOFDSTUK 1.-. - Aanvullende technische eisen voor de uitrusting voor de gegevensuitwisseling
Art. 138
HOOFDSTUK 2.-. - Technische eisen op het vlak van spanning
Art. 139
HOOFDSTUK 3. - Aanvullende technische eisen voor nieuwe installaties bedoeld in artikel 35, § 3, 2° en 3°
Art. 140
Afdeling 1. - Aanvullende technische eisen op het vlak van reactief vermogen
Art. 141-142
Afdeling 2. - Aanvullende technische eisen op het vlak van frequentie
Art. 143
Afdeling 3. - Aanvullende technische eisen betreffende de spanning op het verbindingspunt
Art. 144
Afdeling 4. - Aanvullende technische eisen op het vlak van kortsluiting
Art. 145
Afdeling 5. - Aanvullende technische eisen bij automatische ontkoppeling bij lage spanning
Art. 146
Afdeling 6. - Aanvullende technische eisen bij blokkering van trappenschakelaars voor transformatoren
Art. 147
Afdeling 7. - Aanvullende technische eisen bij herinschakeling van publieke distributienetten
Art. 148
TITEL 3. - Betrekkingen in het kader van het beheer van de energiemarkt en de facturatie
Art. 149
BOEK 9. - METEROPNAMES EN METINGEN
Art. 150-156
BOEK 10. - SLOTBEPALINGEN
Art. 157-159
BIJLAGEN.
Art. N
BOEK 1. - ALGEMENE BEPALINGEN
TITEL 1. - Definities
Artikel 1. § 1. De definities vervat in artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en in de Europese netcodes en richtsnoeren zoals gedefinieerd in paragraaf 2, 2°, zijn van toepassing op dit besluit.
§ 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° IEC: Internationale Elektrotechnische Commissie;
2° Europese netcodes en richtsnoeren: de volgende Europese verordeningen:
a) Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net, hierna "Europese netcode RfG genoemd";
b) Verordening (EU) 2016/1388 van de Commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode voor aansluiting van verbruikers, hierna "Europese netcode DCC" genoemd;
c) Verordening (EU) 2016/1447 van de Commissie van 26 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting op het net van hoogspanningsgelijkstroomsystemen en op gelijkstroom aangesloten power park modules, hierna "Europese netcode HVDC" genoemd;
d) Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen, hierna "Europese richtsnoeren SOGL" genoemd;
e) Verordening (EU) 2017/2196 van de Commissie van 24 november 2017 tot vaststelling van een netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet, hierna "Europese netcode E&R" genoemd;
3° CDS: het gesloten distributiesysteem bedoeld in artikel 2, tweede alinea, punt 5, van de Europese netcode DCC;
4° meteropname: de opname met een meter van de hoeveelheid actieve of reactieve energie die gedurende een tijdsperiode wordt geïnjecteerd of wordt afgenomen;
5° meter: een meetuitrusting die toestaat om een meteropname uit te voeren;
6° Elektriciteitswet van 29 april 1999: de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
7° transmissienetbeheerder: de netbeheerder bedoeld in artikel 2, 8°, van de Elektriciteitswet van 29 april 1999;
8° herstelplan: het herstelplan bedoeld in artikel 3, tweede alinea, 5), van de Europese netcode E&R;
9° systeembeschermingsplan: het systeembeschermingsplan bedoeld in artikel 3, lid 2, punt 63, van de Europese richtsnoeren SOGL;
10° noodtoestand: de systeemtoestand bedoeld in artikel 3, lid 2, punt 37, van de Europese richtsnoeren SOGL;
11° black-outtoestand: de systeemtoestand bedoeld in artikel 3, lid 2, punt 22, van de Europese richtsnoeren SOGL;
12° hersteltoestand: de systeemtoestand bedoeld in artikel 3, lid 2, punt 38, van de Europese richtsnoeren SOGL;
13° alarmtoestand: de systeemtoestand bedoeld in artikel 3, lid 2, punt 17, van de Europese richtsnoeren SOGL;
14° relevant juridisch kader: een overeenkomst tussen de transmissienetbeheerder en de betreffende systeemgebruiker waarin de op de desbetreffende installatie of aansluitingspunt van toepassing zijnde eisen overeenkomstig dit besluit worden aangeduid en waarin de toepassingsmodaliteiten van voornoemde eisen nader worden uitgewerkt;
15° gedragscode: de gedragscode bedoeld in artikel 11, § 2, van de Elektriciteitswet van 29 april 1999;
16° meetgegeven: een gegeven bekomen door een meteropname of meting met een meetuitrusting;
17° actieve energie: de integraal van het actief vermogen over een bepaald tijdsinterval;
18° reactieve energie: de integraal van het reactief vermogen over een bepaald tijdsinterval;
19° meetuitrusting: elke uitrusting voor het uitvoeren van meteropname en/of metingen, zoals meters, apparaten met als voornaamste functie het uitvoeren van metingen, meettransformatoren of bijhorende telecommunicatie-uitrustingen;
20° installatie: elke aansluiting op het transmissienet of gesloten industrieel net, elke in artikel 35 aangehaalde installatie van respectievelijk een systeemgebruiker, transmissienetgebruiker, een beheerder van een publiek distributienet, of een beheerder van een lokaal transmissienet, of directe lijn;
21° installatie van de systeemgebruiker: elke in artikel 35 aangehaalde uitrusting van een systeemgebruiker die door een aansluiting op een net is aangesloten;
22° installatie van de transmissienetgebruiker: elke in artikel 35 bedoelde uitrusting van een transmissienetgebruiker die door een aansluiting op het transmissienet is aangesloten;
23° aansluitingsinstallatie: elke uitrusting die nodig is om de installatie van de transmissienetgebruiker te verbinden met het transmissienet;
24° railstel: het driefasig geheel van drie metalen rails of geleiders die voor elke fase de identieke en gemeenschappelijk spanningspunten vormen en via dewelke de verschillende aangesloten toestellen (apparatuur, lijnen en kabels) onderling verbonden zijn;
25° werkdag: elke dag van de week, met uitzondering van zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen;
26° meting: de opname op een bepaald tijdstip van een fysieke grootheid met een meetuitrusting;
27° CREG: Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas;
28° actieve verliezen: het verbruik van actief vermogen in het net dat veroorzaakt wordt door het gebruik van dat net;
29° toegangspunt of toegangspunt op het transmissienet: een punt dat gekarakteriseerd wordt door een fysieke plaats en een spanningsniveau waarvoor een toegang tot het transmissienet wordt toegewezen aan de toegangshouder met het oog op de injectie of afname van vermogen vanuit een elektriciteitsproductie-eenheid, een verbruiksinstallatie, een energieopslagfaciliteit, een gesloten industrieel net of een gesloten distributienet dat is aangesloten op het transmissienet; het toegangspunt is verbonden met één of meerdere aansluitingspunten van de betrokken transmissienetgebruiker die zich op hetzelfde spanningsniveau situeert en op hetzelfde onderstation;
30° verbindingspunt: een punt waarop het transmissienet met buitenlandse transmissienetten, de lokale transmissienetten en de publieke distributienetten verbonden zijn;
31° interfacepunt: de fysieke plaats en het spanningsniveau van het punt waar de installaties van een transmissienetgebruiker verbonden zijn met de aansluitingsinstallaties. Dit punt bevindt zich op de site van de transmissienetgebruiker en in ieder geval na het eerste aansluitingsveld vanaf het net aan de zijde van de transmissienetgebruiker;
32° injectiepunt: een toegangspunt vanaf waar het vermogen in het transmissienet wordt geïnjecteerd;
33° minister: de federale minister bevoegd voor Energie;
34° afnamepunt: een toegangspunt vanaf waar het vermogen vanuit het transmissienet wordt afgenomen;
35° lokale elektriciteitsproductie-eenheid: een elektriciteitsproductie-eenheid waarvan het injectiepunt identiek is aan het afnamepunt van één of meerdere in artikel 35, § 3, eerste lid, 1° bedoelde verbruiksinstallaties van een transmissienetgebruiker of, in het geval van een CDS, een CDS gebruiker, en die zich op dezelfde geografische site bevindt als deze verbruiksinstallaties;
36° ter beschikking gesteld vermogen: het schijnbaar vermogen in injectie en/of afname dat door de transmissienetbeheerder is vastgelegd voor een toegangspunt van een transmissienetgebruiker en die het recht geeft aan deze transmissienetgebruiker om vermogen te injecteren en/of af te nemen naar/van het transmissienet ten belope van dit ter beschikking gesteld vermogen;
37° kwaliteit: het geheel van de karakteristieken van de elektriciteit die een invloed kunnen hebben op de aansluitingsinstallaties, installaties van één of meerdere transmissienetgebruikers, het publiek distributienet en/of het lokaal transmissienet en die, onder meer, de continuïteit van de spanning en de elektrische karakteristieken van deze spanning en stroom, zoals de frequentie, de amplitude, de golfvorm en de symmetrie, omvatten;
38° aansluiting: elke uitrusting die nodig is om de installatie van de systeemgebruiker, beheerder van het publiek distributienet en beheerder van het lokaal transmissienet te verbinden met een net.
De aansluiting op het transmissienet van de transmissienetgebruiker bestaat uit de aansluitingsinstallaties tussen het aansluitingspunt en het interfacepunt, welke tenminste het eerste aansluitingsveld vanaf het transmissienet inhouden.
De aansluiting van publieke distributienetten of van lokale transmissienetten op het transmissienet bestaat uit het verbindingspunt dat zich situeert aan de secundaire van de transformator die deel uitmaakt van het transmissienet die de elektriciteitsspanning omzet naar de spanning van de publieke distributienetten of lokale transmissienetten.
De aansluiting van de gebruiker van een gesloten industrieel net wordt bepaald in de aansluitingsmodaliteiten afgesloten door de beheerder van het gesloten industrieel net met deze gebruiker van dat gesloten industrieel net;
39° register der meetuitrustingen: het register bijgehouden door de transmissienetbeheerder, overeenkomstig dit besluit;
40° Verordening 2019/941: Verordening (EU) nr. 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG;
41° Verordening 543/2013: Verordening (EU) nr. 543/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 betreffende de toezending en publicatie van gegevens inzake de elektriciteitsmarkten en houdende wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad;
42° lokaal transmissienet: het gewestelijk transmissienet zoals bedoeld in de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit zoals bedoeld in het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid, het plaatselijk transmissienet, zoals bedoeld in het decreet van het Waalse Gewest van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt;
43° gesloten distributienet: het gesloten distributiesysteem bedoeld in artikel 2, tweede alinea, punt 5, van de Europese netcode DCC, voor zover het betrekking heeft op het gesloten distributienet, zoals bedoeld in het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid, het gesloten beroepsnet, zoals bedoeld in het decreet van het Waalse Gewest van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt en het privénet, zoals bedoeld in de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
44° gesloten industrieel net: het gesloten distributiesysteem bedoeld in artikel 2, tweede alinea, punt 5, van de Europese netcode DCC, voor zover het betrekking heeft op het in de Elektriciteitswet van 29 april 1999 bedoelde gesloten industrieel net; voor de doeleinden van dit besluit en behoudens andersluidende bepalingen wordt het tractienet spoor gelijkgesteld met het gesloten industrieel net, zoals gedefinieerd in dit besluit;
45° publiek distributienet: geheel van onderling verbonden elektrische leidingen met een nominale spanning die gelijk is aan of minder is dan 70 kilovolt, en de bijbehorende installaties, die noodzakelijk zijn voor de distributie van elektriciteit aan afnemers, dat geen CDS of directe lijn is met uitzondering van het lokaal transmissienet;
46° AREI: het koninklijk besluit van 8 september 2019 tot vaststelling van Boek 1 betreffende de elektrische installaties op laagspanning en op zeer lage spanning, Boek 2 betreffende de elektrische installaties op hoogspanning en Boek 3 betreffende de installaties voor transmissie en distributie van elektrische energie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juli 2022 en 5 maart 2023;
47° ARAB: Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, rekening houdend met de opname ervan in de Codex over het welzijn op het werk;
48° hersteldienst: elke dienst zoals gedefinieerd door de transmissienetbeheerder overeenkomstig de betreffende bepalingen van de Europese netcode RfG en de Europese netcode E&R die bijdraagt tot één of meerdere maatregelen van het herstelplan;
49° : black-startdienst: de dienst voorzien door elektriciteitsproductie-eenheden die over black-startmogelijkheden beschikken bedoeld in artikel 2, tweede alinea, punt 45, van de Europese netcode RfG, die één van de mogelijke hersteldiensten vormt;
50° elektrisch systeem: het geheel van de uitrustingen dat alle gekoppelde netten, alle aansluitingen en alle installaties van de op deze netten aangesloten systeemgebruikers omvat en tot de regelzone van de relevante transmissienetbeheerder behoort;
51° aansluitingsveld: het geheel van componenten van een aansluitingsinstallatie die in het bijzonder volgende functies waarborgen:
a) het onder spanning brengen van de installaties van de transmissienetgebruiker vanuit het transmissienet;
b) het uitschakelen en/of inschakelen van deze installaties;
c) het fysiek scheiden van deze installaties van het transmissienet;
52° systeemgebruiker: elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit injecteert op of afneemt van een transmissienet, een lokaal transmissienet of een publiek distributienet, naargelang het geval als eigenaar van, een elektriciteitsproductie-installatie, van een verbruiksinstallatie, van een energieopslagfaciliteit, van een CDS of van een HVDC systeem, met dien verstande dat louter voor de toepassing van dit besluit en de Europese netcodes en richtsnoeren als eigenaar wordt beschouwd: de persoon die beschikt over het eigendomsrecht of, indien een derde met dewelke deze persoon een contractuele relatie heeft, over het eigendomsrecht beschikt, over het gebruiksrecht op deze installatie, dit net of dit systeem;
53° CDS-gebruiker: natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit injecteert op of afneemt van het/een CDS;
54° transmissienetgebruiker: een systeemgebruiker wiens elektriciteitsproductie-eenheid, verbruiksinstallatie, energieopslagfaciliteit, gesloten industrieel net, gesloten distributienet, of HVDC-systeem, op het transmissienet is aangesloten;
55° regelzone: de controlezone bedoeld in artikel 2, eerste alinea, punt 6, van Verordening 543/2013;
56° FCR: de frequentiebegrenzingsreserves bedoeld in artikel 3, lid 2, punt 6, van de Europese richtsnoeren SOGL;
57° FRR: de frequentieherstelreserves bedoeld in artikel 3, lid 2, punt 7, van Europese richtsnoeren SOGL;
58° referentiewaarde: de referentiewaarde bedoeld in artikel 2, tweede alinea, punt 25, van de Europese netcode RfG;
59° elektriciteitsproductie-eenheid: een synchrone elektriciteitsproductie-eenheid of een power park module bedoeld in artikel 2, tweede alinea, punt 5, van de Europese netcode RfG;
60° substantiële modernisering: de modernisering van een installatie of vervanging van apparatuur die van zulke omvang is dat het bestaande aansluitingscontract dient te worden herzien, dan wel een nieuw aansluitingscontract vereist is zoals bedoeld in artikel 4 van de Europese netcode RfG, artikel 4 van de Europese netcode DCC en artikel 4 van de Europese netcode HVDC;
61° asynchrone energieopslagfaciliteit : een energieopslagfaciliteit, zoals gedefinieerd in de Elektriciteitswet van 29 april 1999, met uitsluiting van een eenheid of een verzameling van eenheden die elektriciteit opwekt, en voor zover die energieopslagfaciliteit ofwel niet-synchroon ofwel via vermogenselektronica met het systeem verbonden is en één aansluitpunt heeft met een transmissienet, inclusief een gesloten industrieel net, of een HVDC-systeem.
TITEL 2. - Toepassingsgebied
Art.2. Dit besluit is niet van toepassing op:
1° systeemgebruikers aangesloten op het publiek distributienet of het lokaal transmissienet behoudens voor wat betreft de gevallen vermeld in artikel 4, § 5, tweede lid en systeemgebruikers aangesloten op een CDS behoudens voor wat betreft de gevallen vermeld in artikel 4, § 6;
2° elektrische voertuigen;
3° elektriciteitsproductie-eenheden die geïnstalleerd zijn met het oog op het leveren van een noodvoeding, minder dan vijf minuten per maand parallel functioneren met het transmissienet wanneer deze in een normale toestand verkeert en geen ondersteunende dienst leveren;
4° asynchrone energieopslagfaciliteiten die enkel dienen voor de noodvoeding van de transmissienetgebruiker, met name deze die geen enkele ondersteunende dienst leveren en, in ontladingsmodus, minder dan vijf minuten per maand parallel functioneren met het transmissienet wanneer dat in een normale toestand verkeert.
Het parallel functioneren met het transmissienet van onder 3° en 4° bedoelde elektriciteitsproductie-eenheden en de energieopslagfaciliteiten tijdens de onderhoudswerkzaamheden of testen voor indienstname wordt niet meegerekend in de berekening van de vijf minuten.
TITEL 3. - Taken, opdrachten en algemene verplichtingen van de transmissienetbeheerder
Art.3. De transmissienetbeheerder voert de hem door dit besluit toevertrouwde taken uit in het kader van zijn wettelijke opdrachten, zoals bepaald in de Elektriciteitswet van 29 april 1999.
Art.4. § 1. De transmissienetbeheerder waakt, na gezamenlijk overleg met de transmissienetgebruikers, over de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de bevoorrading met passende middelen en maatregelen en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en/of de toepasselijke wetgeving. Dit maakt het mogelijk om ten minste volgende kwaliteitsaanduidingen te bepalen:
1° de frequentie van de onderbrekingen;
2° de gemiddelde duur van de onderbrekingen;
3° de jaarlijkse duur van de onderbrekingen.
§ 2. De transmissienetbeheerder stelt tenminste eenmaal per jaar een verslag op en maakt dit openbaar op zijn website.
Dit verslag betreft:
1° de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de bevoorrading in het transmissienet en de regelzone;
2° de evaluatie van de resultaten van de periodieke testen bedoeld in artikel 33.
§ 3. De transmissienetbeheerder neemt de vereiste maatregelen overeenkomstig artikel 20 van Europese richtsnoeren SOGL en bedoeld in artikel 21, wanneer het transmissienet zich bevindt in een alarmtoestand, noodtoestand, black-outtoestand of hersteltoestand of in één van de voormelde toestanden dreigt terecht te komen.
§ 4. De transmissienetbeheerder houdt het register der meetuitrustingen bij.
Indien het register der meetuitrustingen op een geïnformatiseerde drager gehouden wordt, neemt de transmissienetbeheerder de nodige maatregelen opdat ten minste één ongewijzigde kopie veilig op een identieke drager bewaard wordt met inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake bescherming van persoonsgegevens.
De transmissienetbeheerder waarborgt de publicatie van het register der meetuitrustingen.
§ 5. Onverminderd artikel 140, neemt de transmissienetbeheerder op geen enkele manier deel aan het operationeel beheer van het publiek distributienet, en draagt geen enkele verantwoordelijkheid in dat opzicht.
De transmissienetbeheerder heeft evenmin enige contractuele en/of operationele relatie met de systeemgebruikers aangesloten op de publieke distributienetten behoudens wat betreft relaties die hij zou hebben met de systeemgebruiker aangesloten op het publiek distributienet in de hiernavolgende gevallen, en na overleg met de publieke distributienetbeheerders desgevallend overeenkomstig de gedragscode:
1° indien zij hem ondersteunende diensten, diensten inzake vraagbeheer of diensten voor coördinatie en congestiebeheer verstrekken of een volume aan productiecapaciteit en/of een volume aan vraagbeheer ter beschikking stellen in het kader van de strategische reserve of optreden als capaciteitsleverancier in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme overeenkomstig de Elektriciteitswet van 29 april 1999; en/of
2° in toepassing van bepaalde operationele verplichtingen of verplichtingen in verband met informatieverstrekking die voortvloeien uit de Europese netcodes en richtsnoeren; en/of
3° iedere andere contractuele relatie met deze systeemgebruikers aangesloten op het publiek distributienet middels en na akkoord van de beheerders van het betrokken publiek distributienet.
§ 6. De transmissienetbeheerder heeft geen enkele contractuele en/of operationele relatie met de CDS gebruikers, behalve eventueel:
1° indien zij hem ondersteunende diensten, diensten inzake vraagbeheer, diensten voor coördinatie en congestiebeheer, diensten inzake deelname aan het capaciteitsvergoedingsmechanisme of diensten inzake de deelname aan de strategische reserve leveren overeenkomstig de Elektriciteitswet van 29 april 1999; en/of
2° in toepassing van bepaalde operationele verplichtingen of verplichtingen in verband met informatieverstrekking die voortvloeien uit de Europese netcodes en richtsnoeren; en/of
3° overeenkomstig andere contractuele afspraken met de betrokken CDS beheerder;
4° of overeenkomstig andere afspraken voortvloeiend uit de toepasselijke wetgeving.
Art.5. De transmissienetbeheerder organiseert een overlegplatform ten behoeve van een permanente dialoog met de verschillende categorieën systeemgebruikers en marktspelers die op de Belgische elektriciteitsmarkt actief zijn, of hun vertegenwoordigers, aangaande specifieke problemen verbonden met de invoering van dit besluit.
Te dien einde ziet hij er onder meer op toe dat specifieke werkgroepen worden opgericht, dat de betrokken systeemgebruikers, marktspelers of hun vertegenwoordigers worden uitgenodigd en dat de bevindingen en formele aanbevelingen die uit deze werkgroepen voortvloeien aan de minister worden meegedeeld.
Deze aanbevelingen alsook het geheel van de werkzaamheden van het overlegplatform worden openbaar gemaakt op de website van de transmissienetbeheerder.
Deze aanbevelingen kunnen onder geen beding één of meerdere bepalingen van dit besluit wijzigen of vervangen.
Het overlegplatform legt zijn werkagenda en de werkingsregels van zijn werkgroepen en zijn algemene vergadering vast en maakt deze bekend op de website van de transmissienetbeheerder.
TITEL 4. - Bevoegdheden van de minister
Art.6. De minister duidt een vertegenwoordiger van de Algemene Directie Energie aan om deel te nemen aan de werkgroepen bedoeld in artikel 5, tweede lid. De CREG wordt door de transmissienetbeheerder uitgenodigd als waarnemer aan de vergaderingen van deze werkgroepen. De minister kan de transmissienetbeheerder verzoeken, in samenspraak met de transmissienetbeheerder en/of de CREG, om één of meer punten aan het overlegplatform ter bespreking voor te leggen.
De minister keurt het systeembeschermingsplan, het herstelplan en het testplan goed overeenkomstig de artikelen 29 tot 32 en oefent de andere daarin opgenomen bevoegdheden uit.
De minister vervolledigt, op voorstel van de transmissienetbeheerder en na raadpleging van de transmissienetgebruikers overeenkomstig de bepalingen in artikel 5, de lijst van de algemene technische minimumeisen en de regelparameters bedoeld in artikel 46, § 1.
De minister wordt aangewezen als de bevoegde instantie inzake zekerheid van de elektriciteitsvoorziening overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 2019/941 en artikel 11, § 1, vierde lid, van de Elektriciteitswet van 29 april 1999. Om een nationale elektriciteitscrisis te voorkomen, te beperken en te remediëren, geeft de minister uitvoering aan de opdrachten die aan de bevoegde instantie worden toegewezen in Verordening (EU) nr. 2019/941. De minister kan aan de Algemene Directie Energie operationele taken delegeren die betrekking hebben op het risicoparaatheidsplan en de risicobeheersing als bepaald in de Verordening (EU) 2019/941.
TITEL 5. - Tussenkomst van de CREG
Art.7. De eisen en toepassingsmodaliteiten bedoeld in boeken 3 tot en met 9 van dit besluit worden voor elke installatie of aansluitingspunt aangeduid of nader uitgewerkt in het relevant juridisch kader, rekening houdend met de desbetreffende in de gedragscode voorziene voorschriften.
De CREG ziet toe op de conformiteit van de betreffende bepalingen, vervat in het in het eerste lid bedoelde relevant juridisch kader, met de voorschriften van dit besluit en van de gedragscode, in overeenstemming met de procedure desgevallend daarvoor vastgelegd in de gedragscode, en met de Europese netcodes en richtsnoeren.
In het kader van de beoordeling door de CREG van de afwijkingsaanvragen zoals bedoeld in artikel 60 van de Europese netcode RfG, artikel 50 van de Europese netcode DCC en artikel 80 van de Europese HVDC, verstuurt de CREG een kopie van elke afwijkingsaanvraag naar de Algemene Directie Energie binnen vijf werkdagen na de ontvangst ervan. De CREG maakt haar ook een kopie over van de eventuele bijkomende informatie die ze gevraagd of ontvangen zou hebben binnen vijf werkdagen na ontvangst van deze informatie. De Algemene Directie Energie kan een advies aan de CREG overmaken binnen drie maanden na ontvangst van de kopie van de afwijkingsaanvraag. Als de bijkomende informatie door de Algemene Directie Energie wordt ontvangen voor het verstrijken van de termijn van drie maanden, wordt de termijn om advies te verlenen aan de CREG verlengd met een maand. Als de bijkomende informatie door de Algemene Directie Energie wordt ontvangen na het verstrijken van de termijn van drie maanden, beschikt ze over een nieuwe termijn van een maand vanaf de ontvangst van deze informatie om haar advies over te maken.
De CREG wordt om advies verzocht en ontvangt de kennisgevingen zoals voorzien in en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en van de Europese netcodes en richtsnoeren.
TITEL 6. - Tussenkomst van de Algemene Directie Energie
Art.8. § 1. De Algemene Directie Energie ontvangt van de transmissienetbeheerder of de CREG de formulieren, verslagen, mededelingen, kennisgevingen en informatie overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en van de Europese netcodes en richtsnoeren.
§ 2. Wanneer de transmissienetbeheerder een kennisgeving aan de CREG doet overeenkomstig de gedragscode, maakt de CREG een kopie voor advies over aan de Algemene Directie Energie van de criteria die, overeenkomstig de gedragscode, ter goedkeuring aan de CREG worden voorgelegd en op basis waarvan de transmissienetbeheerder de te compenseren actieve verliezen op het transmissienet bepaalt. De Algemene Directie Energie stuurt haar advies binnen een maand naar de CREG en naar de transmissienetbeheerder.
Bij gebrek aan een advies binnen de vooropgestelde termijn wordt de Algemene Directie Energie geacht een gunstig advies te hebben gegeven.
De CREG maakt een kopie ter informatie over aan de Algemene Directie Energie van het jaarlijks verslag door de transmissienetbeheerder opgemaakt overeenkomstig de gedragscode met betrekking tot de actieve verliezen in het transmissienet.
§ 3. De Algemene Directie Energie verleent tevens ambtshalve of op verzoek van de CREG of de transmissienetbeheerder de adviezen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en van de Europese netcodes en richtsnoeren.
TITEL 7. - Formaliteiten, kennisgevingen, geheimhouding en openbaarheid, mededelingen en termijnen
Art.9. § 1. Behoudens andersluidende bepalingen in dit besluit, gebeurt elke kennisgeving, neerlegging of mededeling bedoeld in dit besluit schriftelijk op het door de geadresseerde opgegeven laatste adres. Ingeval er een contactpersoon is aangeduid, worden die neerleggingen, mededelingen of kennisgevingen aan die persoon gericht.
Bij wijziging van adres of contactpersoon stelt de ontvanger van wie het adres of de contactpersoon is gewijzigd zijn correspondenten zo snel mogelijk van deze wijziging van adres of contactpersoon in kennis en zorgt hij ervoor dat dit adres of de contactpersoon wordt gewijzigd in de documenten waarin het voormalige adres of de voormalige contactpersoon vermeld staat.
§ 2. Behoudens andersluidende bepalingen in dit besluit, wordt elke indiening, mededeling of kennisgeving van informatie met betrekking tot de uitwisseling van elektriciteit en het beheer van het transmissienet in het kader van dit besluit, uitgevoerd via de door de transmissienetbeheerder bepaalde elektronische middelen voor de uitwisseling van gegevens.
Elke neerlegging, mededeling of kennisgeving aan de CREG in het kader van de goedkeuringsbevoegdheid van die laatste, gebeurt overeenkomstig de toepasselijke wetgeving, uitgezonderd de gedragscode, of dit besluit, per aangetekende zending met ontvangstbewijs of door persoonlijke afgifte met ontvangstbewijs, geadresseerd aan het directiecomité of op een andere wijze zoals uitdrukkelijk schriftelijk overeengekomen met de CREG. Een kopie wordt op dezelfde manier verstuurd aan de Algemene Directie Energie wanneer zij beschikt over een adviesbevoegdheid overeenkomstig de toepasselijke wetgeving of dit besluit.
§ 3. De datum van kennisgeving wordt bepaald overeenkomstig artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek.
Onverminderd andersluidende bepalingen in de toepasselijke wetgeving of dit besluit lopen de termijnen vermeld in dit besluit van middernacht tot middernacht. Zij beginnen te lopen op de eerste werkdag volgend op de dag van de handeling of van de gebeurtenis die daartoe aanleiding geeft. De vervaldag is in de termijn inbegrepen. Is die dag echter een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag uitgesteld naar de volgende werkdag.
Bij gebreke aan een wettelijke termijn, zetten de transmissienetbeheerder en alle andere personen voor wie een verplichting van communicatie van informatie of gegevens geldt in dit besluit of de toepasselijke wetgeving, uitgezonderd de gedragscode, zich in om zo spoedig mogelijk deze informatie en/of gegevens met inachtneming van hun vertrouwelijkheidsverplichtingen mee te delen.
Art.10. § 1. Wanneer de transmissienetnetbeheerder verantwoordelijk is voor de openbaarheid, met inbegrip van de bekendmaking van bepaalde informatie en/of gegevens, waarborgt hij deze openbaarheid met inachtneming van de in dit besluit of de toepasselijke wetgeving vastgestelde voorwaarden, modaliteiten en formaliteiten.
§ 2. Onverminderd de bepalingen van dit besluit inzake niet-openbaarmaking van vertrouwelijke of commercieel gevoelige informatie en gegevens waarvan hij kennis heeft krachtens dit besluit en/of de toepasselijke wetgeving en zonder daarbij afbreuk te doen aan de door de Elektriciteitswet van 29 april 1999 of de Europese netcodes en richtsnoeren aan de CREG toegekende opdrachten en reguleringsbevoegdheid, verricht de transmissienetbeheerder de bekendmakingen met betrekking tot de onderwerpen vastgelegd in dit besluit overeenkomstig artikel 11, § 1, tweede lid, 7°, van de Elektriciteitswet van 29 april 1999, op een via internet toegankelijke server of iedere andere in dit besluit en/of de toepasselijke wetgeving bepaalde drager.
§ 3. De transmissienetbeheerder en alle andere personen voor wie een verplichting van communicatie van informatie en /of gegevens geldt in dit besluit en/of de toepasselijke wetgeving, treffen de nodige maatregelen om een passende beschikbaarheid en betrouwbaarheid van deze informatie en/of gegevens, te garanderen, met name, in voorkomend geval, door deze te actualiseren.
§ 4. Indien er krachtens de toepasselijke wetgeving of in dit besluit geen regels, eisen, modaliteiten en beginselen zijn bepaald met betrekking tot de communicatie en/of de uitwisseling van informaties en/of gegevens zoals bedoeld in dit besluit en/of de toepasselijke wetgeving, bepaalt de transmissienetbeheerder deze regels, vereisten, modaliteiten en beginselen. De transmissienetbeheerder zal ter zake op geregelde basis binnen het overeenkomstig artikel 5 georganiseerde overleg, afstemmen met de betrokken partijen.
De transmissienetbeheerder treft de nodige technische, ICT, fysieke en organisatorische maatregelen, in voorkomend geval bij toepassing van de toepasselijke wetgeving, om de veiligheid van de informatienetwerken en -systemen waarvan hij gebruikmaakt in het kader van zijn activiteiten bedoeld in dit besluit, met name ter voorkoming en beheersing van de risico's en incidenten die dergelijke netwerken en systemen bedreigen, te waarborgen.
BOEK 2. - VOORSCHRIFTEN INZAKE ONDERSTEUNENDE DIENSTEN IN TE RICHTEN DOOR DE TRANSMISSIENETBEHEERDER
TITEL 1. - Lijst van ondersteunende diensten
Art.11. De transmissienetbeheerder richt volgende ondersteunende diensten in:
1° balanceringsdiensten:
a) FCR;
b) FRR;
2° de regeling van de spanning en van het reactief vermogen zoals gedefinieerd in artikel 3, paragraaf 2, punt 21, van de Europese richtsnoeren SOGL;
3° de black-startdienst;
4° elke eventuele andere ondersteunende dienst al dan niet behorend tot een van de categorieën van 1° tot 3°, zoals beschermingsdiensten, die door de transmissienetbeheerder kan worden ontwikkeld volgens de bepalingen ter zake van de Europese netcodes en richtsnoeren, dit besluit en/of de gedragscode, hetzij in het kader van een harmonisering van de ondersteunende diensten op Europees of nationaal niveau, hetzij in het kader van een behoefte die de transmissienetbeheerder vaststelt om de veiligheid, betrouwbaarheid en efficiëntie van het net te verzekeren.
TITEL 2. - Herstelplan
Art.12. Zonder afbreuk te doen aan het herstelplan bedoeld in artikel 23 van de Europese netcode E&R, bepaalt de transmissienetbeheerder de verschillende middelen bestemd om een dienst van herstel van het net te leveren na een spanningsinstorting ervan.
Art.13. Onverminderd artikel 32, § 1, zesde lid, staat de eventuele coördinatie die nodig is met de betrokken distributienetbeheerder of de CDS-beheerder, overeenkomstig artikel 25, lid 1, van de Europese netcode E&R, beschreven in het herstelplan.
Art.14. Onverminderd artikel 23 van de Europese netcode E&R, bevat het herstelplan de methodologie voor het bepalen van de behoefte aan hersteldiensten, van de keuze van de benodigde types hersteldiensten en van het benodigde volume van iedere hersteldienst. Het potentieel van energiebronnen met eilandbedrijfgeschiktheid en het potentieel van energiebronnen voor noodstroomvoorziening worden hierbij in rekening gebracht.
TITEL 3. - Systeembeschermingsplan
Art.15. Onverminderd het systeembeschermingsplan bedoeld in artikel 11 van de Europese netcode E&R, bepaalt de transmissienetbeheerder de noodzaak en, indien toepasselijk, de verschillende middelen bestemd om een dienst van bescherming van het net te leveren.
Art.16. De eventuele coördinatie die nodig is met de betrokken distributienetbeheerder, CDS-beheerder, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de Europese netcode E&R, staat beschreven in het systeembeschermingsplan.
Art.17. Onverminderd artikel 11 van de Europese netcode E&R, bevat het systeembeschermingsplan, de methodologie voor het bepalen van de behoefte aan beschermingsdiensten, van de keuze van de benodigde types beschermingsdiensten en van het benodigde volume van iedere beschermingsdienst.
BOEK 3. - VOORSCHRIFTEN EN MAATREGELEN INZAKE VEILIGHEID EN TOEGANG TOT INSTALLATIES
TITEL 1. - Voorschriften betreffende de veiligheid van personen
Art.18. De Belgische wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de veiligheid van personen en goederen, en met name het ARAB en het AREI, de Code over het welzijn op het werk alsook de normen NBN-EN 50110-1 en NBN-EN 50110-2 en de op die gebieden rechtstreeks toepasselijke Europese en/of geharmoniseerde normen en standaarden en de eventuele latere wijzigingen, zijn van toepassing op iedere persoon die tussenkomt op het transmissienet, op de bijbehorende infrastructuur en/of installaties, met inbegrip van de transmissienetbeheerder, de transmissienetgebruiker en hun respectievelijke personeel, met inbegrip van hun aannemers, onderaannemers en leveranciers.
TITEL 2. - Toegang tot de transmissienetinfrastructuur en de aansluitingsinstallaties beheerd door de transmissienetbeheerder
Art.19. Behoudens andersluidende bepaling in dit besluit en/of de toepasselijke wetgeving gebeurt de toegang tot elk roerend of onroerend goed beheerd door de transmissienetbeheerder te allen tijde overeenkomstig de toegangs- en veiligheidsprocedures van de transmissienetbeheerder en met zijn voorafgaandelijk uitdrukkelijk akkoord.
Wanneer de door de transmissienetbeheerder beheerde transmissienetinfrastructuur en aansluitingsinstallaties zich op de site van de transmissienetgebruiker bevinden, passen de transmissienetbeheerder, zijn aannemers, zijn onderaannemers en zijn leveranciers eveneens de toegangs- en veiligheidsprocedures toe van de transmissienetgebruiker voor de toegang tot deze site voor zover deze toegangsprocedures geen afbreuk doen aan de uitvoering van dit besluit.
TITEL 3. - Toegang tot de installaties van de transmissienetgebruiker, en de systeemgebruiker
Art.20. § 1. Behoudens andere in de Europese netcodes en richtsnoeren vastgestelde regels en/of modaliteiten heeft de transmissienetbeheerder, in zijn hoedanigheid van relevante netbeheerder of, in voorkomend geval, in zijn hoedanigheid van relevante transmissienetbeheerder, zonder onnodige risico's of beperkingen binnen een redelijke termijn, toegang tot de installaties van de transmissienetgebruiker of, in voorkomend geval van elk andere systeemgebruiker, om er, in voorkomend geval in coördinatie met de relevante netbeheerder, inspecties en testen uit te voeren of te laten uitvoeren en/of testen te organiseren en/of laten organiseren, of andere maatregelen en/of formaliteiten in te stellen of te laten instellen met het oog op het controleren van de conformiteit met dit besluit en/of de toepasselijke wetgeving.
Deze toegang wordt verleend in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de betrokken transmissienetgebruiker of de systeemgebruiker. De transmissienetgebruiker of, in voorkomend geval, de systeemgebruiker mag de transmissienetbeheerder de toegang niet ontzeggen op grond van contractuele afspraken met derden met betrekking tot de installaties.
Voorts stellen de transmissienetbeheerder, de betrokken transmissienetgebruiker of, in voorkomend geval, de systeemgebruiker zich ter beschikking van elkaar, om elkaar in kennis te stellen van risico's die eventueel gepaard gaan met hun aanwezigheid of die van hun vertegenwoordiger wanneer er testen, metingen en/of formaliteiten worden uitgevoerd.
§ 2. In de omstandigheden bedoeld in paragraaf 1 en tenzij anders aangegeven in dit besluit en/of de toepasselijke wetgeving, leeft de transmissienetbeheerder de voorschriften betreffende de veiligheid van personen en goederen na die worden toegepast door de transmissienetgebruiker of, in voorkomend geval, van elk andere systeemgebruiker. Te dien einde voorafgaand aan de uitvoering van de inspecties, testen of andere formaliteiten en/of maatregelen is de transmissienetgebruiker en/of, in voorkomend geval, de systeemgebruiker ertoe gehouden de transmissienetbeheerder schriftelijk te informeren over de toepasselijke voorschriften, met inbegrip van de procedures, en een kopie ervan te verstrekken.
De transmissienetgebruiker of, in voorkomend geval, de systeemgebruiker mag ten aanzien van de transmissienetbeheerder geen strengere vereisten opleggen inzake veiligheid dan aan zijn eigen personeel, behalve indien het niet naleven van deze vereisten een direct gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van het personeel van de transmissienetbeheerder, zijn aannemers, onderaannemers of leveranciers inhoudt.
Indien de transmissienetgebruiker of, in voorkomend geval, de systeemgebruiker oordeelt dat het personeel van de transmissienetbeheerder, zijn aannemers, onderaannemers of leveranciers persoonlijke beschermingsuitrusting dienen te gebruiken tijdens de uitvoering van hun missie, die zijn oorsprong vindt in de activiteiten van de transmissienetgebruiker of de systeemgebruiker, dan stelt laatstgenoemde deze ter beschikking aan het interveniërende personeel van de transmissienetbeheerder, zijn aannemers, onderaannemers of leveranciers en geeft de nodige instructies voor het correct gebruik ervan. Deze terbeschikkingstelling kan aanleiding geven tot een redelijke financiële tussenkomst van de transmissienetbeheerder, of van zijn aannemers, onderaannemers en leveranciers, aan de transmissienetgebruiker of, in voorkomend geval, de systeemgebruiker.
§ 3. Bij gebrek aan de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde informatie past de transmissienetbeheerder bij de uitvoering van inspecties, testen of andere formaliteiten en/of maatregelen met betrekking tot de installaties van een transmissienetgebruiker of, in voorkomend geval, een systeemgebruiker, zijn eigen voorschriften toe, inzake de veiligheid van personen en goederen.
§ 4. Wanneer de veiligheid of de technische betrouwbaarheid van het transmissienet het vereist, heeft de transmissienetbeheerder het recht de transmissienetgebruiker of, in voorkomend geval, de systeemgebruiker die hem krachtens dit besluit en/of de toepasselijke wetgeving dergelijke toegang waarborgen, in gebreke te stellen om binnen de in de geschreven ingebrekestelling vastgestelde termijn de noodzakelijke werken welke in de ingebrekestelling zijn gepreciseerd, uit te voeren. Bij niet-uitvoering van deze werken binnen de in de ingebrekestelling vastgestelde termijn, na een allerlaatste ingebrekestelling met kopie voor de CREG, heeft de transmissienetbeheerder het recht de beschreven werken uit te voeren die nodig zijn voor het verzekeren van de veiligheid en de betrouwbaarheid van het net. De kosten van de werken vallen ten laste van de transmissienetgebruiker, tenzij hij bewijst dat ze te wijten zijn aan tekortkomingen van de transmissienetbeheerder of, in voorkomend geval, van een andere systeemgebruiker. In dit geval zijn inzake veiligheid van personen en goederen de bepalingen in de paragrafen 2 en 3 van toepassing.
TITEL 4. - Handelingen van de transmissienetbeheerder in geval van een gevaar voor personen of voor materiële schade of wanneer zijn net zich bevindt in de alarmtoestand, noodtoestand, in black-outtoestand of hersteltoestand
Art.21. Onverminderd de toestand in welke het transmissienet wordt geclassificeerd overeenkomstig artikel 18 van de Europese richtsnoeren SOGL en, in voorkomend geval, de activatie van remediërende maatregelen zoals bedoeld in artikel 20 van de Europese richtsnoeren SOGL, van maatregelen uit het systeembeschermingsplan of van maatregelen uit het herstelplan of van maatregelen uit het risicoparaatheidsplan, neemt de transmissienetbeheerder alle handelingen die hij geschikt oordeelt om een gevaar voor de fysieke integriteit van personen of materiële schade afkomstig van een situatie waarvan hij kennis heeft, of die aan zijn kennis wordt gebracht door een andere netbeheerder, een systeemgebruiker, elke andere actor van de betrokken markt of een betrokken derde, te voorkomen of op te lossen.
Wanneer de transmissienetbeheerder overgaat tot de activatie van remediërende maatregelen in alarmtoestand, een systeembeschermingsplan of een herstelplan, geeft hij aan de CREG zo spoedig mogelijk kennis van alle handelingen die hij neemt en stelt een verslag op met een gedetailleerde uitleg van de redenen, de uitvoering en de gevolgen van deze handelingen. Dit verslag wordt binnen dertig dagen verstuurd aan de CREG, ter informatie aan de minister en de Algemene Directie Energie evenals, in voorkomend geval, aan de verschillende betrokkene partijen onverminderd de bepalingen van de artikelen 14, 18, 20 en 22 van de Europese netcode E&R. De CREG verstuurt een evaluatieverslag, met inbegrip van eventuele aanbevelingen ter verbetering van het systeembeschermingsplan of herstelplan over de door de transmissienetbeheerder genomen handelingen met toepassing van dit artikel, naar de minister en de transmissienetbeheerder.
BOEK 4. - OPSTELLEN VAN ELEKTRISCHE SCHEMA'S
Art.22. Onverminderd de toepasselijke voorschriften van het AREI voldoen de op te maken elektrische schema's aan de volgende exploitatie eisen.
De elektrische schema's zijn van het eendraadstype op een A4 formaat of A3 formaat.
Alle uitrustingen en hoogspanningsinstallaties zijn aangeduid op de elektrische schema's via het gebruik van de symboliek IEC serie 617 of volgens elke andere symboliek meegedeeld door de transmissienetbeheerder.
Een schema geeft de normale exploitatiesituatie van een site weer. In het normale exploitatieschema wordt de stand van de schakelapparatuur aangeduid.
Art.23. § 1. De volgende uitrustingen dienen in het normale exploitatieschema opgenomen te zijn:
1° de railstellen;
2° de vermogensschakelaars;
3° de rail-, lijn-, kabel- en aardscheiders;
4° de toestellen voor het openen onder belasting;
5° de generatoren;
6° de vermogenstransformatoren, met inbegrip van hun eventuele aardingswijze, en de aansluiting van de hulpwikkelingen;
7° de condensatorbatterijen;
8° de inductiespoelen;
9° de statische compensatoren (SVC);
10° de stroomtransformatoren (TI);
11° de spanningstransformatoren (TP); en
12° de overspanningsbegrenzers.
§ 2. In de mate van het mogelijke, wordt bij de opstelling van de eendraadsschema's rekening gehouden met de geografische situatie van de toestellen. Toch wordt hun werkelijke schikking in de velden gerespecteerd.
§ 3. Het patroon omvat onder meer een gereserveerde plaats voor de nummers van het schema, voor de index van herziening en voor de datum.
BOEK 5. - VOORSCHRIFTEN INZAKE BEHEER EN EXPLOITATIE VAN HET TRANSMISSIENET
TITEL 1. - Algemene bepalingen
Art.24. De tussenkomsten en schakelingen van de transmissienetgebruiker die de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het net beïnvloeden, kunnen enkel uitgevoerd worden mits het voorafgaandelijk akkoord van de transmissienetbeheerder.
In geval de transmissienetbeheerder weigert zijn akkoord te geven, geeft hij kennis van zijn gemotiveerde weigering aan de transmissienetgebruiker.
Art.25. Een uitwisseling in realtime van gegevens met betrekking tot de standen van de schakelaars en de metingen van het actief en het reactief vermogen heeft continu plaats tussen de transmissienetbeheerder en de transmissienetgebruiker volgens de modaliteiten vastgelegd in het relevant juridisch kader.
Art.26. De transmissienetgebruiker deelt aan de transmissienetbeheerder onverwijld alle informatie mee betreffende de abnormale werking van zijn installaties die onmiddellijk of op termijn de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het net kan beïnvloeden. Hij verstrekt onverwijld iedere door de transmissienetbeheerder gevraagde bijkomende informatie, onverminderd de bepalingen van artikel 40 van de Europese netcode E&R.
Art.27. De transmissienetbeheerder deelt onverwijld en onder voorbehoud van vertrouwelijkheid overeenkomstig artikel 9, zesde lid en artikel 10, aan de betrokken transmissienetgebruikers de relevante informatie mee waarover hij beschikt met betrekking tot een abnormale werking van het net, rekening houdend met de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het net, onverminderd de bepalingen van artikel 40 van de Europese netcode E&R.
Art.28. De transmissienetbeheerder kan afwijken van de regels die zijn vastgesteld in of krachtens dit besluit bij het nemen van maatregelen om de uitbreiding van een storing, om een abnormale werking of om een kritische situatie met betrekking tot de installaties van de transmissienetgebruiker te vermijden voor zover de genomen maatregelen evenredig en noodzakelijk zijn.
TITEL 2. - Systeembeschermingsplan, herstelplan en testplan
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art.29. § 1. Op voorstel van de transmissienetbeheerder en na advies van de CREG, keurt de minister de voorstellen goed die bedoeld zijn in artikel 4, lid 2, c) en g), van de Europese netcode E&R.
§ 2. Overeenkomstig artikel 4, lid 2, d), van de Europese netcode E&R, legt de transmissienetbeheerder aan de minister jaarlijks voor 1 november een voorstel ter goedkeuring voor met een lijst van significante systeemgebruikers met hoge prioriteit. De minister spreekt zich over de voorgelegde lijst uit binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de dag van ontvangst van die lijst.
Voor de samenstelling van de lijst bedoeld in het eerste lid, levert de Algemene Directie Energie de noodzakelijke gegevens die verder aangevuld worden door de transmissienetbeheerder. Daarvoor raadpleegt de Algemene Directie minstens:
1° de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken ;
2° de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
3° de distributienetbeheerders.
De entiteiten bedoeld in het tweede lid, 1° en 2°, verlenen hun medewerking aan de Algemene Directie Energie bij de identificatie van de onder hun toezicht vallende significante systeemgebruikers met hoge prioriteit bedoeld in het eerste lid.
De entiteiten bedoeld in het tweede lid, 3°, verlenen hun medewerking aan de Algemene Directie Energie, bij de identificatie van de op hun distributienet aangesloten significante systeemgebruikers met hoge prioriteit bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de Europese netcode E&R en overeenkomstig de toepasselijke regelgeving van de betreffende gewestelijke regulerende instantie.
Art.30. In het kader van het overleg en de goedkeuringen bedoeld in de artikelen 29, 31 en 32, maakt de transmissienetbeheerder alle informatie over opgevraagd door de minister, door de Algemene Directie Energie of door de CREG.
HOOFDSTUK 2. - Systeembeschermingsplan
Art.31. § 1. Onverminderd artikel 11, lid 1, van de Europese netcode E&R, maakt de transmissienetbeheerder, rekening houdend met de termijnen bedoeld in artikel 50 van de Europese netcode E&R en met de geldigheidsduur van de meeste recente goedkeuring, na raadpleging van de CREG en de Algemene Directie Energie, een voorstel van systeembeschermingsplan over aan de minister.
Na advies van de CREG en in overleg met de minister bevoegd voor Economie, keurt de minister het voorstel van systeembeschermingsplan bedoeld in het eerste lid en de wijzigingen ervan goed of verzoekt de minister aan de transmissienetbeheerder om een nieuw en aangepast voorstel ter goedkeuring voor te leggen. In afwijking hiervan, wordt het voorstel bedoeld in artikel 4, lid 2, d), van de Europese netcode E&R goedgekeurd door de minister volgens de in artikel 29, § 2, bepaalde procedure.
§ 2. Onverminderd de verplichtingen die van toepassing zijn op nieuwe elektriciteitsproductie-eenheden overeenkomstig de Europese netcode RfG zijn de bestaande elektriciteitsproductie-eenheden, bedoeld in artikel 36, met een maximaal actief vermogen groter dan of gelijk aan 25 MW technisch in staat om op het eerste verzoek van de transmissienetbeheerder de levering van actief en reactief vermogen met het net in te stellen volgens een referentiewaarde bepaald door de transmissienetbeheerder.
§ 3. De verwijzingen die in andere wetgevende en reglementaire teksten worden gemaakt naar de "reddingscode" worden beschouwd als verwijzend naar het systeembeschermingsplan.
§ 4. Op voorstel van de transmissienetbeheerder, en na advies van de CREG en in overleg met de minister bevoegd voor Economie, bepaalt de minister het afschakelplan.
Met uitsluiting van de elementen die overeenkomstig van de Europese netcode E&R in het systeembeschermingsplan en in het herstelplan worden geregeld, waaronder de automatische en handmatige procedures voor verbruiksontkoppeling, mogen de maatregelen vastgesteld in het kader van het afschakelplan het volgende omvatten zolang geen risicoparaatheidsplan bedoeld in Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG, inclusief expliciete handmatige procedures voor verbruiksontkoppeling, is in werking getreden:
1° de verplichting voor de transmissienetbeheerder:
a) de aansluitingen geheel of gedeeltelijk te onderbreken;
b) de verbindingen met andere netten in de regelzone te onderbreken of te wijzigen;
2° de verplichting voor de verbruikers of bepaalde categorieën van verbruikers, in het gehele land of bepaalde delen ervan, de elektriciteit die zij afnemen van het net te verminderen binnen de vooropgestelde limieten;
3° het verbod elektriciteit te gebruiken voor bepaalde doeleinden.
De maatregelen tot onderbreking van de koppelingen kunnen hetzij door tussenkomst van de netbeheerder worden geactiveerd, hetzij door automatische installaties die onder meer werken op basis van de frequentie gemeten in de regelzone of van een andere fysische grootheid.
De modaliteiten van de communicatie van en tussen de transmissienetbeheerder en de betrokken ministers voor de toepassing van het afschakelplan worden bij ministerieel besluit vastgelegd.
§ 5. De maatregelen bedoeld in paragraaf 4 worden toegepast, hetzij in het gehele land, hetzij in een deel ervan overeenkomstig volgende criteria:
1° het niveau van beïnvloeding van de getroffen maatregelen;
2° de lokalisering van het probleem;
3° de graad van preventie en bescherming;
4° in de mate van het mogelijke, het behoud van de integriteit van het net.
§ 6. De modaliteiten voor de uitvoering van het afschakelplan bedoeld in paragraaf 4 worden in samenwerking met de beheerders van de publieke distributienetten, van de lokale transmissienetten en van het CDS uitgevoerd en houden, voor wat betreft de primordiale behoeften van de natie die elektrische energie vereist, zo veel mogelijk rekening met de volgende prioritaire aansluitingen, geklasseerd in aflopende volgorde van prioriteit:
1° de technische hulpsystemen nodig voor de vitale werking van de netten van de transmissienetbeheerder, de netten van de lokale transmissienetbeheerders, de publieke distributienetbeheerders en de beheerders van CDS;
2° de ziekenhuizen bedoeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorginrichtingen;
3° de beheerscentrales van noodoproepen 100, 101 en 112 op basis van artikel 2, eerste lid, 61°, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering bedoeld door het koninklijk besluit van 18 april 1988 tot oprichting van het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering en de coördinatiecomités van de gouverneurs bedoeld in artikel 32, § 3, van het koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen.
In geval van gehele of gedeeltelijke onderbreking van de prioritaire aansluitingen volgens het afschakelplan zorgen de transmissienetbeheerder en de beheerders van de ermee verbonden lokale transmissie- en publieke distributienetten, voor zover als mogelijk, voor een hervoeding van de prioritaire aansluitingen.
Onverminderd 1°, 2° en 3° van het eerste lid en op voorstel van de in het koninklijk besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen bedoelde beheerscel, kunnen de ministers bevoegd voor Economie en Energie, in overleg met de transmissienetbeheerder en de betrokken publieke distributienetbeheerders, bijkomende koppelingen bepalen, die om economische redenen, redenen van veiligheid en openbare orde, redenen van volksgezondheid, of redenen van netbeheer en netherstel worden hervoed.
§ 7. De minister legt de modaliteiten met betrekking tot de aankondiging van de beperkende maatregelen bedoeld in paragraaf 4 aanbevolen door de transmissienetbeheerder vast, zonder dat de termijnen vereist voor deze publicatie echter de toepassing van de maatregelen kunnen opschorten of vertragen.
HOOFDSTUK 3. - Herstelplan
Art.32. § 1. Onverminderd artikel 23, lid 1, van de Europese netcode E&R, maakt de transmissienetbeheerder, rekening houdend met de termijnen bedoeld in artikel 51 van de Europese netcode E&R en met de geldigheidsduur van de meeste recente goedkeuring, na raadpleging van de CREG en de Algemene Directie Energie, een voorstel van herstelplan over aan de minister.
Na advies van de CREG en van de Algemene Directie Crisiscentrum van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en in overleg met de ministers bevoegd voor Economie en Binnenlandse Zaken, keurt de minister het voorstel van herstelplan bedoeld in het eerste lid en de wijzigingen ervan geheel of gedeeltelijk goed of verzoekt de minister in het geval van een gedeeltelijke goedkeuring of een afkeuring aan de transmissienetbeheerder om een nieuw en aangepast voorstel ter goedkeuring voor te leggen. In afwijking hiervan, wordt het voorstel bedoeld in artikel 4, lid 2, d), van de Europese netcode E&R goedgekeurd door de minister volgens de in artikel 29, § 2, bepaalde procedure.
Onverminderd de verplichtingen die van toepassing zijn op nieuwe eenheden overeenkomstig de Europese netcode RfG, de Europese netcode DCC en de Europese netcode HVDC, zijn de bestaande elektriciteitsproductie-eenheden met een maximaal actief vermogen groter dan of gelijk aan 25 MW, de bestaande publieke distributienetten, de bestaande lokale transmissienetten en de bestaande HVDC-systemen die op het transmissienet zijn aangesloten, die allen als bestaand worden beschouwd overeenkomstig artikel 36, technisch in staat om op het eerste verzoek van de transmissienetbeheerder de uitwisseling van actief en reactief vermogen met het net in te stellen volgens een referentiewaarde bepaald door de transmissienetbeheerder.
De beheerders van bestaande op het transmissienet aangesloten verbruiksinstallaties, bedoeld in artikel 36, stellen een contactpersoon aan die beschikbaar is tijdens de hersteltoestand zoals gedefinieerd in artikel 18, lid 5, van de Europese richtsnoeren SOGL. Deze contactpersoon voert volgende maatregelen uit:
1° op verzoek van de transmissienetbeheerder, deze informeren over de toestand van zijn installaties en de mogelijkheden om het verbruik te hervatten;
2° hiermee rekening houdend, het verbruik stapsgewijs te verhogen volgens de door de transmissienetbeheerder gegeven instructies.
De beheerders van bestaande gesloten industriële netten en gesloten distributienetten aangesloten op het transmissienet bedoeld in artikel 36, stellen een contactpersoon aan die beschikbaar is tijdens de hersteltoestand zoals gedefinieerd in artikel 18, lid 5, van de Europese richtsnoeren SOGL. Deze contactpersoon voert volgende maatregelen uit:
1° de transmissienetbeheerder informerenover mettname de toestand van zijn CDS, de mogelijkheden om de spanning op de onderstations van zijn CDS voor specifieke CDS gebruikers te herstellen en desgevallend de toestand/beschikbaarheid van hersteldiensten en de eventuele beschikbaarheid van overige middelen in functie van het herstel;
2° gevolg te geven aan de door de regionale controlecentra van de transmissienetbeheerder verstrekte aanwijzingen in verband met de hoeveelheid actief en reactief vermogen die via het aansluitingspunt wordt uitgewisseld met het transmissienet.
Als een aanbieder van hersteldiensten die is aangesloten op een CDS zijn hersteldiensten uitvoert, verzorgt de op het transmissienet aangesloten CDS-beheerder de coördinatie met de aanbieder van hersteldiensten en de transmissienetbeheerder in real time.
§ 2. De verwijzingen die in andere wetgevende of reglementaire teksten worden gemaakt naar de heropbouwcode worden beschouwd als verwijzingen naar het herstelplan.
TITEL 3. - Simulatie en periodieke test
Art.33. De evaluatie van het systeembeschermingsplan en het herstelplan bedoeld in de artikelen 50 en 51 van de Europese netcode E&R wordt verricht door de transmissienetbeheerder in overleg met de betrokken partijen en op kosten van de transmissienetbeheerder.
TITEL 4. - Warmtekrachtkoppelings-eenheden en elektriciteitsproductie-eenheden die hernieuwbare energiebronnen gebruiken.
Art.34. Tenzij anders bepaald in de van toepassing zijnde wetgeving geeft de transmissienetbeheerder, overeenkomstig artikel 11, § 1, tweede lid, 3°, van de Elektriciteitswet van 29 april 1999 voorrang aan elektriciteitsproductie-eenheden die hernieuwbare energiebronnen gebruiken en aan warmtekrachtkoppelingseenheden, rekening houdend met de bevoorradingszekerheid.
BOEK 6. - TYPOLOGIE VAN INSTALLATIES, TECHNISCHE VEILIGHEIDSCRITERIA EN VOORSCHRIFTEN MET MINIMUMEISEN
TITEL 1. - Typologie van installaties
Art.35. § 1. Dit boek legt de technische veiligheidscriteria en voorschriften met minimumeisen voor technisch ontwerp en bedrijfsvoering en de eisen voor algemene toepassing vast voor alle transmissienetgebruikers.
De in het eerste lid bedoelde eisen worden op dergelijke manier vastgesteld en toegepast dat zij bijdragen aan:
1° de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het transmissienet of van de installaties van een andere transmissienetgebruiker; of
2° de spanningskwaliteit van het transmissienet; of
3° de kwalitatieve levering van diensten van vraagsturing, ondersteunende diensten, diensten voor coördinatie en congestiebeheer, strategische reserves en de kwalitatieve terbeschikkingstelling van capaciteit in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme aan de transmissienetbeheerder en aan de distributienetbeheerder.
§ 2. De toepasselijke technische veiligheidscriteria en voorschriften met minimumeisen en eisen voor algemene toepassing van toepassing op elektriciteitsproductie-eenheden worden vastgesteld in functie van de volgende categorieën:
1° elektriciteitsproductie-eenheden in het algemeen;
2° synchrone elektriciteitsproductie-eenheden;
3° power park modules;
4° offshore power park modules;
5° de op gelijkstroom aangesloten power park modules.
Iedere power park module wordt, voor de toepassing van de regels van dit besluit, steeds beschouwd als een overkoepelend geheel van generatoren verbonden met het transmissienet via een uniek aansluitingspunt.
Overeenkomstig het artikel 5, leden 2 en 3, van de Europese netcode RfG, worden de elektriciteitsproductie-eenheden bedoeld in het eerste lid geklasseerd in de types A, B, C en D, op basis van de volgende drempelcriteria:
1° voor elektriciteitsproductie-eenheden van type A:
a) het aansluitingspunt is gesitueerd onder 110 kV; en
b) het maximaal vermogen is tussen 0,8 kW inbegrepen en 1 MW niet inbegrepen;
2° voor elektriciteitsproductie-eenheden van het type B:
a) het aansluitingspunt is gesitueerd onder 110 kV; en
b) het maximaal vermogen is tussen 1 MW inbegrepen en 25 MW niet inbegrepen;
3° voor elektriciteitsproductie-eenheden van type C:
a) het aansluitingspunt is gesitueerd onder 110 kV; en
b) het maximaal vermogen is tussen 25 MW inbegrepen en 75 MW niet inbegrepen;
4° voor elektriciteitsproductie-eenheden van type D:
a) het aansluitingspunt is gesitueerd onder 110 kV wanneer hun maximaal vermogen groter is dan of gelijk aan 75 MW; of
b) het aansluitingspunt is gesitueerd op of boven 110 kV, ongeacht het maximaal vermogen.
§ 3. De toepasselijke technische veiligheidscriteria en voorschriften met minimumeisen en eisen voor algemene toepassing van toepassing op installaties, andere dan de elektriciteitsproductie-eenheden zoals bedoeld in paragraaf 2 en dan de asynchrone energieopslagfaciliteiten zoals bedoeld in paragraaf 4, worden in de onderstaande categorieën ingedeeld, meer bepaald op basis van artikel 3, lid 1, van de Europese netcode DCC:
1° de verbruiksinstallaties aangesloten op het transmissienet;
2° de installaties van een publiek distributienet, die zijn aangesloten op het transmissienet;
3° de publieke distributienetten;
4° de gesloten industriële netten en gesloten distributienetten aangesloten op het transmissienet;
5° de verbruikseenheden die worden gebruikt door een verbruiksinstallatie of door een CDS om diensten van vraagsturing te leveren aan de relevante netbeheerders en aan de transmissienetbeheerder;
6° het lokaal transmissienet.
§ 4. De toepasselijke technische veiligheidscriteria en voorschriften met minimumeisen van toepassing op asynchrone energieopslagfaciliteiten zijn geklasseerd in de types A, B, C of D, op basis van de volgende drempelcriteria:
1° type A: het maximaal actief vermogen is tussen 0,8 kW inbegrepen en 1 MW niet inbegrepen;
2° type B: het maximaal actief vermogen is tussen 1 MW inbegrepen en 25 MW niet inbegrepen;
3° type C: het maximaal actief vermogen is tussen 25 MW inbegrepen en 75 MW niet inbegrepen;
4° type D: het maximaal actief vermogen is gelijk aan of groter dan 75 MW.
Voor de toepassing van dit boek, wordt onder maximaal actief vermogen van een asynchrone energieopslagfaciliteit het maximaal actief vermogen bedoeld dat de asynchrone energieopslagfaciliteit technisch gezien in staat is te leveren op het aansluitingspunt met het transmissienet.
TITEL 2. - Criteria om installaties te beschouwen als bestaand of nieuw
Art.36. § 1. De installatie van een transmissienetgebruiker, inclusief elektriciteitsproductie-eenheden met pompopslag, wordt in het kader van dit besluit beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 4, lid 2, a) en b), van de Europese netcodes respectievelijk RfG, DCC en HVDC.
De installatie van een transmissienetgebruiker die overeenkomstig artikel 4, lid 2, a) en b), van de Europese netcodes RfG, DCC en HVDC niet als bestaande wordt beschouwd, wordt in het kader van dit besluit beschouwd als een nieuwe installatie.
§ 2. Een asynchrone energieopslagfaciliteit bedoeld in artikel 35, § 4 wordt als bestaand beschouwd indien zij op de datum van 27 april 2019 reeds op het transmissienet is aangesloten. Zo niet, wordt ze als nieuw beschouwd.
TITEL 3. - Normen, technische veiligheidscriteria en voorschriften met minimumeisen voor alle installaties aangesloten op het transmissienet
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art.37. § 1. Deze titel stelt de eisen vast die van toepassing zijn op elke installatie en aansluiting met het transmissienet, ongeacht of deze als bestaand of nieuw worden beschouwd, overeenkomstig de Europese netcodes RfG, DCC en HVDC of overeenkomstig artikel 36, § 2.
§ 2. Onder voorbehoud van paragraaf 3 en van bijzondere regels die in dit boek nader worden beschreven, worden onder de technische eisen steeds specifieke eisen voorzien met betrekking tot het aansluitingspunt.
§ 3. De technische aansluitingseisen voor de HVDC systemen zijn toepasselijk op de wisselstroom aansluitingspunten van deze systemen overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Europese netcode HVDC, onder voorbehoud van de uitzonderingen zoals bedoeld in hetzelfde artikel.
De technische aansluitingseisen voor de op gelijkstroom aangesloten power park modules en voor de remote-end HVDC convertorstations zijn van toepassing op het interfacepunt van dergelijke systemen overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de Europese netcode HVDC, onder voorbehoud van de uitzonderingen zoals bedoeld in hetzelfde artikel.
§ 4. Wanneer meerdere bestaande elektriciteitsproductie-eenheden of asynchrone energieopslagfaciliteiten op hetzelfde aansluitpunt zijn aangesloten, zijn de bepalingen van dit besluit van toepassing op elk van deze elektriciteitsproductie-eenheden of asynchrone energieopslagfaciliteiten afzonderlijk.
Art.38. De procedures voor exploitatie en onderhoud van aansluitingsinstallaties die een invloed hebben op de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het transmissienet of installaties van andere transmissienetgebruikers worden opgesteld door de transmissienetbeheerder.
Indien deze procedures een invloed hebben op de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van de installaties van de aangesloten transmissienetgebruiker worden deze procedures tussen de transmissienetbeheerder en de betreffende systeemgebruiker afgesproken en vastgelegd in het relevant juridisch kader.
HOOFDSTUK 2. - Normen
Art.39. De aansluitingsinstallaties en de installaties van de transmissienetgebruikers zijn in overeenstemming met de normen en met de reglementen die van toepassing zijn op elektrische installaties.
De transmissienetbeheerder preciseert in het relevant juridisch kader op een transparante en niet-discriminerende wijze de op elke transmissienetgebruiker van toepassing zijnde normen, technische verslagen en andere referentieregels en ziet toe op hun naleving.
Art.40. Het toegelaten niveau van storingen op het transmissienet veroorzaakt door de aansluitingsinstallaties en de installaties van de transmissienetgebruikers wordt bepaald door de normen en Europese en/of geharmoniseerde standaarden die algemeen worden toegepast door vergelijkbare sectoren op Europees niveau en, onder meer, door de technische rapporten CEI 61000-3-6 en CEI 61000-3-7.
De transmissienetgebruiker stelt alle aangepaste middelen in het werk om te vermijden dat de installaties, waarvan hij het beheer heeft, op het transmissienet storende verschijnselen veroorzaken die de grenzen, zoals gepreciseerd in het relevant juridisch kader, overschrijden.
Art.41. Onverminderd de technische eisen die voortvloeien uit de Europese netcodes RfG, DCC en HVDC, levert de transmissienetbeheerder aan de transmissienetgebruiker een spanning op het aansluitingspunt die ten minste voldoet aan de norm EN 50160. De norm EN 50160 dient als referentiepunt voor alle spanningsniveaus voorzien in dit besluit.
Art.42. De wijzigingen aangebracht aan een norm bedoeld in dit hoofdstuk zijn van toepassing op elke installatie en op elke aansluiting op het transmissienet overeenkomstig artikel 37, § 1, voor zover de norm of een wettelijke verplichting dit voorzien en voor zover er geen aanpassing aan bestaande overeenkomsten vereist is.
HOOFDSTUK 3. - Algemene technische minimumeisen
Art.43. De waarden opgenomen in de tabellen van bijlage 1, A en B zijn van toepassing op de aansluitingsinstallaties, onafhankelijk van hun spanningsniveau. Alle op het transmissienet aangesloten elektriciteitsproductie-eenheden, verbruiksinstallaties, asynchrone energieopslagfaciliteiten, HVDC-systemen of CDS'en voldoen, voor alle installaties op het spanningsniveau van het interfacepunt, aan de in tabellen in bijlagen 1, A en B opgenomen waarden voor dit spanningsniveau van het interfacepunt.
De installaties op het eerste spanningsniveau onder het spanningsniveau van het interfacepunt zijn zo gedimensioneerd dat ze het maximaal toelaatbare kortsluitvermogen op het aansluitingspunt niet zullen beperken waarbij het maximaal toelaatbare kortsluitvermogen op het aansluitingspunt is de maximale waarde die voor dit spanningsniveau in bijlage 1, A en B is opgenomen.
Deze waarden kunnen nader worden vastgesteld in het relevant juridisch kader, waarbij die waarden gelden als één van de relevante specificaties en eisen die het voorwerp uitmaken van de kennisgevingen bedoeld in artikel 2, tweede lid, punten 62 en 64, van de Europese netcode RfG, hoofdstuk 2 van de Europese netcode DCC en titel V van de Europese netcode HVDC.
Art.44. De aansluitingsvelden van de aansluitingsinstallaties zijn uitgerust met beveiligingen, teneinde selectief een fout uit te schakelen binnen een maximum toegelaten tijdsinterval, waarin begrepen de tijd voor de werking van de beveiliging, voor de werking van de vermogensschakelaar en het doven van de boog zoals vermeld in de bijlage 2, A en B.
De beveiligingen bedoeld in het eerste lid worden door de transmissienetbeheerder gepreciseerd in het relevant juridisch kader.
Art.45. Voor wat betreft de technische eisen die niet geregeld worden in dit besluit of in de Europese netcodes en richtsnoeren bepaalt de transmissienetbeheerder in het relevant juridisch kader de toepasselijke algemene technische minimumeisen en regelparameters, waarvan onder meer:
1° het eendraadsschema met inbegrip van het eerste aansluitingsveld vanaf het transmissienet, de structuur van het onderstation waarvan dit veld deel uitmaakt en de railstellen van dit onderstation;
2° de technisch-functionele minimumspecificaties van de aansluitingsinstallaties.
Art.46. § 1. De transmissienetbeheerder bepaalt de technisch-functionele minimumspecificaties aan te wenden voor de installaties van de transmissienetgebruiker, ten einde de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het transmissienet te waarborgen. Deze technisch-functionele minimumspecificaties hebben betrekking op:
1° de effecten teweeggebracht door de installaties van de transmissienetgebruiker ter hoogte van het interfacepunt in termen van:
a) de minimale en maximale eenfasige en driefasige kortsluitvermogens die de installaties van de transmissienetgebruiker kunnen injecteren in het transmissienet op het aansluitingspunt;
b) de maximale foutafschakeltijd door de hoofd- en reservebeveiligingen;
c) de nulpuntschakeling van de installaties van de transmissienetgebruiker (aarding, aardingsimpedanties, wikkelingschakelschema van de transformatoren);
d) de maximaal toegelaten niveaus van storingsemissies geïnjecteerd in het transmissienet door de installaties van de transmissienetgebruiker;
2° de technische karakteristieken van de installaties van de transmissienetgebruiker aangesloten op het spanningsniveau van het interfacepunt of, bij ontbreken van dergelijke installaties van de transmissienetgebruiker bijvoorbeeld in geval de installaties van de transmissienetgebruiker beginnen met een spanningstransformatie, de technische karakteristieken van de installaties van de transmissienetgebruiker aangesloten op het eerste spanningsniveau rechtstreeks verbonden met het spanningsniveau van het interfacepunt via een enkele transformatie, in termen van:
a) isolatieniveau;
b) kortsluitvastheid;
c) onderbrekingsvermogen van de vermogensschakelaars.
Deze technische karakteristieken houden rekening met de specifieke vereisten van de verplichte algemene technische minimumeisen, zoals vastgelegd in artikel 43;
3° in het algemeen elke uitrusting die een niet verwaarloosbare invloed kan hebben op de kwaliteit van de spanning of storingen in het transmissienet kan veroorzaken;
4° de telecommunicatiemiddelen te installeren bij de installaties van de transmissienetgebruiker;
5° na overleg met de transmissienetgebruiker:
a) de vergrendelingen en de automatismen te installeren bij de installaties van de transmissienetgebruiker;
b) de technische oplossingen en de regelparameters aan te wenden in het kader van het systeembeschermingsplan en het herstelplan.
§ 2. De algemene technische minimumeisen, regelparameters en andere bepalingen bedoeld in paragraaf 1 worden vastgelegd in het relevant juridisch kader.
Art.47. Met inachtneming van de principes bedoeld in de artikelen 43 en 44 bepalen de transmissienetgebruiker en de transmissienetbeheerder in overleg, in het relevant juridisch kader, aangaande de aspecten die niet geregeld worden in dit besluit of in de Europese netcodes en richtsnoeren, en die rechtstreeks verbonden zijn met de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het transmissienet:
1° het eendraadsschema van de structuur van het net van de installaties van de transmissienetgebruiker, dat omvat:
a) de spanningsniveaus van de installaties van de transmissienetgebruiker die het (de) interfacepunt(en) bevat(ten);
b) alle mogelijke verbindingen tussen de verschillende aansluitingen met inbegrip van de transformatoren evenals de eventuele verbindingen met de elektriciteitsproductie- eenheden;
c) de eventuele apparatuur voor het compenseren van reactieve energie;
d) voor de transformatoren die verschillende aansluitingen kunnen verbinden, de bepaling van hun wikkelingschakelschema, de nominale spanningen en de eventuele regelstanden;
e) alle uitrustingen aangesloten op deze spanningsniveaus die storingen kunnen teweegbrengen;
2° de eventuele automatische wederinschakeling van luchtlijnen;
3° de exploitatiewijzen (hoofdaansluiting en noodaansluiting).
Art.48. De transmissienetgebruiker deelt uit eigen beweging aan de transmissienetbeheerder alle informatie mee met betrekking tot zijn installaties die een impact hebben op de kwaliteit, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het transmissienet en van de installaties van de andere transmissienetgebruikers.
Art.49. De algemene technische minimumeisen, de regelparameters en de technisch-functionele minimumspecificaties beschreven in de artikelen 43 tot 48 hebben onder meer de volgende doelstellingen:
1° op niet-discriminerende wijze ertoe bijdragen dat de toepasselijke of geplande exploitatievoorwaarden voor het transmissienet op het aansluitingspunt volstaan om de aansluitingsinstallaties, de installaties van de transmissienetgebruikers en, in voorkomend geval, een uitbreiding van het transmissienet te aanvaarden zonder afbreuk te doen aan de goede werking van de installaties van andere transmissienetgebruikers of van het transmissienet en zonder schadelijke terugkoppeling naar de installaties van andere transmissienetgebruikers, of naar het transmissienet te brengen;
2° op niet-discriminerende wijze ertoe bijdragen de harmonieuze ontwikkeling van het transmissienet te bevorderen.
HOOFDSTUK 4. - Specifieke bepalingen met betrekking tot de aansluitingsinstallaties opgesteld op een terrein waarvan de transmissienetbeheerder het landbeheer krachtens een zakelijk recht niet heeft
Art.50. § 1. In het geval dat de aansluitingsinstallaties op een terrein staan, dat niet het landbeheer krachtens een zakelijk recht is van de transmissienetbeheerder en waarvan de transmissienetgebruiker het gebruik heeft, dient de transmissienetgebruiker:
1° erop toe te zien, op eigen kosten, dat deze aansluitingsinstallaties op elk moment voor de transmissienetbeheerder toegankelijk zijn;
2° alle maatregelen te nemen, die redelijkerwijs van hem verwacht kunnen worden om elke beschadiging aan het transmissienet, aan de aansluitingsinstallaties, en/of aan de installaties van een andere transmissienetgebruiker te voorkomen;
3° indien dit technisch mogelijk is, erop toe te zien dat de transmissienetbeheerder het recht en de mogelijkheid heeft op elk moment aanvullende of bijkomende aansluitingsuitrustingen te plaatsen voor deze transmissienetgebruiker;
4° erop toe te zien dat de transmissienetbeheerder het recht en de mogelijkheid heeft om op elk moment het geheel of een gedeelte van de aansluitingsuitrustingen, waarvan hij eigenaar is, te vervangen;
5° erop toe te zien dat, op geen elk moment, de rechten van de transmissienetbeheerder met inbegrip van de eigendom of het gebruik, de toegang en de effectieve controle op het geheel of een gedeelte van de aansluitingsinstallaties worden aangetast.
§ 2. De uitvoeringsmodaliteiten voor het uitoefenen van de verplichtingen bedoeld in paragraaf 1 worden gepreciseerd in het relevant juridisch kader.
HOOFDSTUK 5. - Identificatie van de uitrustingen
Art.51. Elke uitrusting die van een aansluitingsinstallatie deel uitmaakt wordt geïdentificeerd overeenkomstig een code opgesteld door de transmissienetbeheerder.
Art.52. Na raadpleging van de transmissienetgebruiker bepaalt de transmissienetbeheerder, volgens de door hem opgestelde code, de te identificeren uitrustingen die deel uitmaken van de installaties van de transmissienetgebruiker.
Deze bepaling beoogt hoofdzakelijk de uitrustingen bedoeld in artikel 47.
Art.53. De uitrustingen bedoeld in de artikelen 51 en 52 worden van een identificatieplaat voorzien die de code van de uitrusting duidelijk vermeldt.
HOOFDSTUK 6. - Bijkomende technische eisen voor de compensatie van reactieve energie voor een verbruiksinstallatie bedoeld in artikel 35, § 3, 1°
Art.54. De transmissienetbeheerder heeft het recht om, behoudens onmiddellijke rechtzetting door de verbruiksinstallatie bedoeld in artikel 35, § 3, 1°, de technische middelen aan te wenden die nodig zijn voor de compensatie van reactieve energie, of, meer in het algemeen, voor de compensatie van ieder verstorend fenomeen, wanneer deze verbruiksinstallatie aangesloten op het transmissienet aanleiding geeft tot een bijkomende afname van reactieve energie, die een correctie noodzaakt, of wanneer ze de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het transmissienet verstoort.
De transmissienetbeheerder motiveert zijn beslissing en deelt deze mede aan de betrokken transmissienetgebruiker.
TITEL 4. - Aanvullende technische eisen voor de aansluiting op het transmissienet van bestaande elektriciteitsproductie-eenheden en asynchrone energieopslagfaciliteiten
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art.55. Deze titel bepaalt de technische eisen die van toepassing zijn op de aansluiting op het transmissienet van elektriciteitsproductie-eenheden en asynchrone energieopslagfaciliteiten zoals bedoeld in artikel 35, §§ 2 en 4, beschouwd als bestaand overeenkomstig artikel 36, ter aanvulling van de technische vereisten voorzien in titel 3 en de technische vereisten gepreciseerd in het relevant juridisch kader.
HOOFDSTUK 2. - Werkingsvoorwaarden
Art.56. § 1. Een bestaande elektriciteitsproductie-eenheid of een asynchrone energieopslagfaciliteit beschouwd als bestaand overeenkomstig artikel 36, werkt synchroon met het transmissienet:
1° zonder beperking in de tijd indien de frequentie gemeten in de regelzone begrepen is tussen 48.5 Hz en 51 Hz; en
2° tijdens een in gemeenschappelijk akkoord tussen de transmissienetgebruiker en transmissienetbeheerder bepaalde tijd indien de frequentie gemeten in de regelzone tussen 48 Hz en 48.5 Hz, alsook tussen 51 Hz en 52.5 Hz ligt.
§ 2. Het frequentierelais dat de overgang van een elektriciteitsproductie-eenheid of een asynchrone energieopslagfaciliteit beschouwd als bestaand overeenkomstig artikel 36, naar een eilandbedrijf bewaakt, mag niet geactiveerd worden zolang de frequentie gemeten in de regelzone van het net groter of gelijk is aan 48 Hz, behoudens andersluidende bepaling in het relevant juridisch kader.
Art.57. Een elektriciteitsproductie-eenheid of een asynchrone energieopslagfaciliteit beschouwd als bestaand overeenkomstig artikel 36, werkt zonder beperking in tijd synchroon met het transmissienet, binnen het gearceerde gebied in de onderstaande grafiek delta U-frequentie, waarin delta U verwijst naar de spanningsafwijking aan de klemmen van de generator uitgedrukt in % van de nominale spanning.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 05-12-2024, p. 131277)
Art.58. § 1. Een elektriciteitsproductie-eenheid of een asynchrone energieopslagfaciliteit beschouwd als bestaand overeenkomstig artikel 36, voldoet aan de volgende voorwaarden, behoudens andersluidende bepaling gepreciseerd in het relevant juridisch kader:
1° over haar gehele werkingsdomein synchroon met het transmissienet kunnen werken als de spanning op het aansluitingspunt, uitgedrukt in procent van de nominale spanning op het aansluitingspunt, gedurende een spanningsval met beperkte amplitude, binnen het gearceerde gebied van de onderstaande grafiek blijft.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 05-12-2024, p. 131277)
2° over haar gehele werkingsdomein synchroon met het net kunnen werken als de spanning op het aansluitingspunt, uitgedrukt in procent van de nominale spanning op het aansluitingspunt, gedurende een spanningsval met belangrijke amplitude, binnen het gearceerde gebied van de onderstaande grafiek blijft.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 05-12-2024, p. 131278)
§ 2. Specifieke eisen worden in het relevant juridisch kader op objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze vastgesteld door de transmissienetbeheerder voor power park modules beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, alsook voor de bestaande elektriciteitsproductie-eenheden beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, die hernieuwbare energiebronnen gebruiken en voor de warmtekrachtkoppelingseenheden beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36.
Art.59. Tijdens een plotse wijziging of een belangrijke afwijking van de frequentie mag geen enkel toestel van een elektriciteitsproductie-eenheid of een asynchrone energieopslagfaciliteit beschouwd als bestaand overeenkomstig artikel 36, ingaan tegen de werking van de primaire frequentieregeling zoals die in dit besluit voorzien is.
HOOFDSTUK 3. - Beveiligingen
Art.60. De transmissienetbeheerder plaatst aan de hoogspanningszijde van de aansluiting een vermogensschakelaar waarvan het onderbrekingsvermogen groter dan of gelijk is aan de standaardwaarde, uitgedrukt in kA, opgesteld per spanningsplan in bijlage 1, A.
Art.61. De eenfasige kortsluitstroom mag niet groter zijn dan de driefasige kortsluitstroom.
HOOFDSTUK 4. - Specificaties voor productie van reactieve energie
Art.62. Elk elektriciteitsproductie-eenheid van het type C of D beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, alsmede de elektriciteitsproductie-eenheden van het type B beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, middels dewelke de ondersteunende dienst de regeling van de spanning en het reactief vermogen wordt versterkt zoals bedoeld in, artikel 11, eerste lid, 2°, is een regelende elektriciteitsproductie-eenheid onafhankelijk van het niveau van de spanning van het aansluitingspunt, op dewelke de eisen van dit hoofdstuk van toepassing zijn.
Art.63. Onafhankelijk van de andere specificaties omschreven in dit besluit, is elke regelende elektriciteitsproductie-eenheid bedoeld in artikel 62, beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, in staat haar levering van reactief vermogen automatisch en zonder verwijl, aan te passen tijdens langzame, in orde van minuten, en plotse, in orde van een fractie van seconde, wijzigingen in de spanning, en manueel op eerste vraag van de transmissienetbeheerder, volgens het relevant juridisch kader.
Art.64. Elke elektriciteitsproductie-eenheid beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, die niet in artikel 62 wordt bedoeld, is in staat haar levering van reactief vermogen aan te passen in functie van de noden van het transmissienet, ten minste door de productie van het reactieve vermogen te kunnen omschakelen tussen twee niveaus overeengekomen tussen de transmissienetbeheerder en de betrokken transmissienetgebruiker.
Art.65. § 1. Voor elke waarde van het actief vermogen dat op het transmissienet kan geïnjecteerd worden tussen het technisch minimum en het maximaal aansluitingsvermogen bij normale exploitatiespanning, is de elektriciteitsproductie-eenheid bedoeld in artikel 62, beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, in staat om een reactief vermogen te kunnen absorberen of leveren tussen -0.1 Pmax en 0.45 Pmax.
§ 2. Voor elke spanning op het aansluitingspunt tussen 0.9 en 1.05 maal de normale exploitatiespanning, heeft de elektriciteitsproductie-eenheid bedoeld in artikel 62, beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, dezelfde mogelijkheden, met uitzondering van een beperking veroorzaakt door spanningsbeperkingen van de generator of veroorzaakt door de statorstroom van de generator. Een eventuele statorstroombeperking mag niet tussenkomen bij de snelle regeling van de spanning.
De beperkingen op de spanning aan de klemmen van de generator dienen de bepalingen van de artikelen 57 en 58 te respecteren.
§ 3. In afwijking van wat voorzien is in de paragrafen 1 en 2, zijn de spanning, het actief en het reactief vermogen waarmee dient rekening gehouden te worden voor lokale elektriciteitsproductie-eenheden beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, de spanning, het actief en het reactief vermogen aan de uitgang van de lokale elektriciteitsproductie-eenheid.
Art.66. De spanningsregelaar van een elektriciteitsproductie-eenheid beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, bedoeld in artikel 62, is voorzien van een over- en onderbekrachtigingsbegrenzer. Deze werken automatisch en enkel indien het reactief vermogen zich buiten het interval bevindt zoals bepaald bij toepassing van artikel 65.
Art.67. Binnen het werkingsgebied dient elke elektriciteitsproductie-eenheid beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, bedoeld in artikel 62, bij trage wijzigingen van de spanning Unet op het aansluitingspunt, op automatische wijze haar reactieve productie Qnet aan te kunnen passen zodat de relatieve gevoeligheidscoëfficiënt aeq begrepen is tussen 18 en 25,
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 05-12-2024, p. 131279)
waarbij :
Qnet het reactief vermogen gemeten aan de hoogspanningszijde van de opvoertransformator betekent;
Pmax (vorige Pnom) het maximaal vermogen betekent;
Unet de spanning, gemeten aan de hoogspanningszijde van de opvoertransformator betekent;
Unorm,exp de normale exploitatiespanning (de gemiddelde spanning waarrond het transmissienet geëxploiteerd wordt) betekent.
Art.68. Indien een elektriciteitsproductie-eenheid beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, die niet bedoeld is in artikel 62, uitgerust is met een regelaar bestemd om de referentiewaarde te volgen van het geproduceerd reactief vermogen, dient deze traag te zijn ten opzichte van de primaire spanningsregeling van de elektriciteitsproductie-eenheden beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, bedoeld in artikel 62, waarvan de werking ingrijpt op een schaal van seconden, en snel ten opzichte van de dynamica van de transformatoren met automatische regelschakelaars, inwerkende op een schaal van tientallen seconden tot minuten, om zodoende spanningsschommelingen in het elektrisch systeem te vermijden. De tijdsconstante van gesloten keten van deze regelaar is minstens tussen tien en dertig seconden instelbaar.
HOOFDSTUK 5. - Andere bepalingen
Art.69. § 1. De transmissienetgebruiker en de transmissienetbeheerder bepalen in onderlinge afspraak vastgelegd in het relevant juridisch kader, voor wat betreft de aspecten die niet geregeld worden in dit besluit en die rechtstreeks verbonden zijn met de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het transmissienet, de aan te wenden algemene technische minimumeisen, regelparameters en technisch-functionele minimumspecificaties met betrekking tot de installaties van de transmissienetgebruiker, waaronder:
1° het werkingsgebied van de generator in het actief-reactief diagram in functie van de exploitatiespanning;
2° de aanpassing van de turbineregelaar aan het eilandbedrijf van de elektriciteitsproductie-eenheid (mogelijkheid en moment van eilandbedrijf);
3° het regelbereik van de versterking van de snelheidsregelaar;
4° het reactief statisme;
5° de statische en dynamische stabiliteit;
6° de weerstand aan een spanningsdip van de generator en van de ondersteunende diensten;
7° het bekrachtigingsplafond;
8° de synchronisatie met het transmissienet bij normale en buitengewone exploitatie;
9° de mogelijkheid van gemeenschappelijke storingen inbegrepen de controle en bediening van elektriciteits-productiegroepen die meerdere elektriciteitsproductie-eenheden met gemeenschappelijke ondersteunende diensten en elektriciteitsproductie-eenheden met gecombineerde cyclus omvatten;
10° de Power System Stabiliser;
11° de opvoertransformator: vermogen, wikkelverhouding, kortsluitspanning, aarding van het nulpunt, beperking van de eenfasige kortsluitstroom en beperking van transiënte inschakelstromen. Dit laatste systeem wordt enkel geactiveerd bij de inschakeling van dit deel van de installatie om de inschakelstromen te beperken en wordt daarna gedeactiveerd.
§ 2. De technische minimumeisen, de regelparameters en andere technisch-functionele minimumspecificaties bedoeld in paragraaf 1 worden gepreciseerd in het relevant juridisch kader.
BOEK 7. - EISEN VOOR ALGEMENE TOEPASSING OP NIEUWE INSTALLATIES AANGESLOTEN OP HET TRANSMISSIENET EN MINIMUMEISEN VAN TOEPASSING OP NIEUWE ASYNCHRONE ENERGIEOPSLAGFACILITEITEN
TITEL 1. - Algemene bepalingen
Art.70. Dit boek legt de eisen voor algemene toepassing vast voor installaties van de transmissienetgebruikers, bedoeld in artikel 35, beschouwd als nieuw overeenkomstig artikel 36, naast de technische voorschriften voorzien in titel 3 van boek 6 en deze gepreciseerd in het relevant juridisch kader.
Dit boek legt ook minimumeisen vast voor nieuwe asynchrone energieopslagfaciliteiten bedoeld in artikel 36, § 2.
Art.71. § 1. Eén of meerdere in deze titel vastgestelde technische eisen zijn ook toepasselijk op de aansluitingsinstallaties of de installaties van transmissienetgebruikers beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36, nadat een van de hierna beschreven specifieke procedures is toegepast:
1° in geval van substantiële modernisering van de installaties van de transmissienetgebruiker bedoeld in artikel 4, lid 1, a), de Europese netcodes respectievelijk RfG, DCC en HVDC, waarvan de procedure is voltooid in overeenstemming met de gedragscode;
2° wanneer de CREG beslist om één of meerdere van deze technische eisen bedoeld in deze titel op te leggen overeenkomstig de procedure die wordt beschreven in artikel 4, lid 1, b), van de Europese netcodes respectievelijk RfG, DCC en HVDC, op een categorie van aansluitingsinstallaties of de installaties van transmissienetgebruikers beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36;
3° wanneer de CREG beslist om één of meerdere van deze technische eisen bedoeld in deze titel toe te passen op asynchrone energieopslagfaciliteiten beschouwd als bestaande overeenkomstig artikel 36;
4° wanneer een Europese netcode voorziet in de toepassing van bepaalde technische eisen op bestaande aansluitingsinstallaties of bestaande installaties van transmissienetgebruikers.
§ 2. Individuele of collectieve vrijstelling voor de toepassing van één of meerdere van de in dit boek vastgestelde technische eisen op de aansluitingsinstallaties of installatie van systeemgebruikers, beschouwd als nieuwe overeenkomstig artikel 36, kan worden verleend door de CREG overeenkomstig het bepaalde in artikel 136.
§ 3. Wanneer het recht bepaald in artikel 6, lid 3, van de Europese netcode RfG, en/of het recht bepaald in artikel 5, lid 3, van de Europese netcode DCC wordt uitgeoefend, kan de transmissienetbeheerder in zijn hoedanigheid van bevoegde netwerkbeheerder zijn toestemming geven voor de demonstratie door middel van simulaties en/of studies, dat de overwogen elektriciteitsproductie-eenheid en/of de kritische belastingen niet aangesloten kunnen blijven, om het industrieel proces zeker te stellen. Alle geschillen tussen de partijen worden beslecht overeenkomstig artikel 7, lid 5, van de Europese netcode RfG en artikel 6, lid 5, van de Europese netcode DCC.
§ 4. Wanneer de eigenaar van een productie-installatie, de eigenaar van een verbruiksinstallatie of de eigenaar van een HVDC net weigert overeenstemming te bereiken over bredere frequentiebereiken, langere minimale bedrijfsperioden of specifieke vereisten die van toepassing zijn in geval van gecombineerde frequentie- en spanningsafwijkingen van een productie-eenheid overeenkomstig artikel 13, lid 1, a), ii, van de Europese netcode RfG, artikel 12, lid 2, van de Europese netcode DCC, of artikel 11, lid 2, van de Europese netcode HVDC en dat een overeenstemming niet kan worden bereikt tussen deze eigenaar en de transmissienetbeheerder binnen een termijn van zes maanden, kan elke partij de CREG verzoeken om binnen een termijn van een maand een besluit te nemen over hun geschil, overeenkomstig artikel 7, lid 5, van de Europese netcode RfG, artikel 6, lid 5, van de Europese netcode DCC of artikel 5, lid 5, van de Europese netcode HVDC.
§ 5. Wanneer de eisen specifiek aan een site vast te stellen zijn door de bevoegde transmissienetbeheerder overeenkomstig de Europese netcodes RfG, DCC en HVDC, worden deze voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de CREG. De CREG verzoekt om het advies van de Algemene Directie Energie die beschikt over een termijn van tien dagen om het advies over te maken.
Iedere eventuele weigeringsbeslissing van de transmissienetbeheerder om de specifieke exploitatievoorwaarden van toepassing te verklaren wordt steeds op toereikende wijze gerechtvaardigd.
Bij gebrek aan een advies binnen de vooropgestelde termijn wordt de Algemene Directie Energie geacht een gunstig advies te hebben gegeven.
§ 6. Overeenkomstig het artikel 6, leden 4 en 5, van de Europese netcode RfG zijn enkel de technische eisen zoals vastgesteld in de artikelen 13, tweede lid, a), b) en f), 13, leden 4 en 5, van de netcode RfG en de bijkomende technische eisen betreffende deze parameters van de frequentie zoals vastgesteld in de artikelen 83, §§ 4 en 5, en 88, § 1, toepasselijk op de warmtekrachtinstallaties aangesloten aan de verbruiksinstallaties bedoeld in artikel 35, § 3, 1°.
TITEL 2. - Bijkomende technische eisen voor nieuwe installaties
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art.72. Wanneer boek 8 dit expliciet vermeldt, zijn de in deze dit hoofdstuk vastgestelde bijkomende technische eisen ook toepasselijk voor de nieuwe installaties van een publiek distributienet die worden aangesloten op het transmissienet en op de nieuwe publieke distributienetten.
Afdeling 1. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot de frequentie
Art.73. Bij toepassing van artikel 12, lid 1 en van de bijlage I van de Europese netcode DCC, is elke installatie van een transmissienetgebruiker zoals bedoeld in artikel 35, § 3, 1° tot 4°, ten minste in staat verbonden te blijven met het net waarop ze aangesloten is en in bedrijf te blijven binnen de onderstaande frequentiebanden en tijdsperiodes:
1° voor een minimale duur van dertig minuten bij een systeemfrequentie gemeten in de regelzone tussen 47,5 Hz (inbegrepen) en 48,5 Hz; en
2° voor een minimale duur van dertig minuten bij een systeemfrequentie gemeten in de regelzone tussen 48,5 Hz (inbegrepen) en 49 Hz; en
3° zonder beperking in de tijd bij een systeemfrequentie gemeten in de regelzone tussen 49 Hz (inbegrepen) en 51 Hz (inbegrepen); en
4° voor een minimale duur van dertig minuten bij een systeemfrequentie gemeten in de regelzone vanaf 51 Hz (niet inbegrepen) en 51,5 Hz.
Afdeling 2. - Bijkomende technische eisen met betrekking tot het behoud van de spanning
Art.74. § 1. Bij toepassing van de artikelen 13, leden 1 en 2 en van de bijlage II van de Europese netcode DCC, is elke installatie van een transmissienetgebruiker zoals bedoeld in artikel 35, § 3, 1° tot 4°, ten minste in staat aangesloten te blijven op het net waarop ze aangesloten is, binnen de spanningsbereiken van het net (gerelateerd aan de spanning op het aansluitingspunt ten opzichte van de referentiespanning 1 pu) en de tijdsperiodes zoals hierna bepaald:
1° wanneer de spanningsbasis voor de waarden pu tussen 110 kV en 300 kV ligt (exclusief deze laatste waarde):
a) zonder beperking in de tijd binnen het spanningsbereik tussen 0,90 pu en 1,118 pu; en
b) voor een minimale duur van twintig minuten binnen het spanningsbereik tussen 1,118 pu en 1,15 pu;
2° wanneer de spanningsbasis voor de waarden pu hoger dan 300 kV ligt:
a) zonder beperking in de tijd binnen het spanningsbereik tussen 0,90 pu en 1,05 pu; en
b) voor een minimale duur van twintig minuten binnen het spanningsbereik tussen 1,05 pu en 1,10 pu.
§ 2. Bij toepassing van artikel 13, lid 7, van de Europese netcode DCC, de spanningsbereiken vastgesteld door de relevante transmissienetbeheerder die op zijn aansluitingspunt in acht dienen te worden genomen door eender welk CDS dat is aangesloten op het transmissienet of, in voorkomend geval, op het lokaal transmissienet, bij een spanning van minder dan 110 kV op het aansluitingspunt, is de volgende:
Spanningsbereik (kV) | Duur | Plage de tension | Durée |
0,9 pu - 1,118 pu | Onbeperkt | 0,90 pu - 1,118 pu | Illimité |
Parameters | Regeling | Paramètres | Ré-glage | ||
Periode met een overgangs-regime | Frequentie-drempel | 49 Hz | Période de régime transitoire | Seuil de fréquence | 49 Hz |
Limiet | 2% / Hz | Limite | 2 % / Hz | ||
t 1 (begin) | ≤ 2 s | t 1 (début) | ≤ 2 s | ||
t 2 (einde) | 30 s | t 2 (fin) | 30 s | ||
Periode met een vastgesteld regime | Frequentie-drempel | 49.5 Hz | Période de régime établi | Seuil de fréquence | 49.5 Hz |
Limiet | 10% / Hz | Limite | 10 % / Hz | ||
t 3 (einde) | 30 minuten | t 3 (fin) | 30 minutes |
Parameter | Waarde | Paramètre | Valeur |
t1 | maximaal 2 seconden voor een elektriciteitsproductieeenheid met inertie (synchrone elektriciteitsproductieeenheid) maximaal 500 milliseconden voor een elektriciteitsproductieeenheid zonder inertie (Power Park Module) | t1 | 2 secondes au maximum pour une unité de production d'électricité avec inertie (unité de production d'électricité synchrone) 500 millisecondes au maximum pour une unité de production d'électricité sans inertie (parc non synchrone de générateurs) |
t2 | 30 seconden (15 seconden voor 50% van de maximale frequentievariatie) | t2 | 30 secondes (15 secondes pour 50% de la variation de fréquence maximale) |
Duur van levering bij vol vermogen | Minimaal 15 minuten | Durée de fourniture en pleine puissance | Minimum 15 minutes |
Spannings-bereiken | Werkings-duur | Plages de tension | Durée de fonctionnement | ||
Spanningsniveaus lager dan 300 kV | 0,85 pu - 0,90 pu | 60 minuten | Niveaux de tension inférieur à 300 kV | 0.85 pu - 0.90 pu | 60 minutes |
0.90 pu - 1.118 pu | Onbegrensd | 0.90 pu - 1.118 pu | Illimité | ||
1,118 pu - 1,15 pu | Te bepalen tussen de relevante netbe-heerder en de eigenaar van de elektrici-teits-productie-eenheid | 1.118 pu - 1.15 pu | A convenir entre le gestion-naire de réseau compétent et le propriétaire de l'unité de production d'élec-tricité, dans le contrat de raccor-dement | ||
Spanningsniveaus hoger dan 300 kV (voor een aansluiting op het 380 kV net, 1 pu = 400 kV) | 0,85 pu - 0,90 pu | 60 minuten | Niveaux de tension supérieurs à 300 kV (pourun raccordement au réseau 380 kV, 1 pu = 400 kV) | 0.85 pu - 0.90 pu | 60 minutes |
0,90 pu - 1,05 pu | Onbe-grensd | 0.90 pu - 1.05 pu | Illimité | ||
1,05 pu - 1,10 pu | Te bepalen tussen de relevante netbe-heerder en de eigenaar van de elektrici-teitsproductieeenheid | 1.05pu - 1.10 pu | A convenir entre le gestion-naire de réseau compétent et le propriétaire de l'unité de production d'élec-tricité, dans le contrat de raccor-dement |
Span-nings-bereiken | Werkings-duur | Plages de tension | Durée de fonctionnement | ||
Spannings-niveaus lager dan 300 kV | 0,85 pu - 0,90 pu | 60 minuten | Niveaux de tension inférieur à 300 kV | 0.85 pu - 0.90 pu | 60 minutes |
0.90 pu - 1.118 pu | Onbegrensd | 0.90 pu - 1.118 pu | Illimité | ||
1,118 pu - 1,15 pu | 20 minuten | 1.118 pu - 1.15 pu | 20 minutes | ||
Spannings-niveaus hoger dan 300 kV (voor een aansluiting op het 380 kV net, 1 pu = 400 kV) | 0,85 pu - 0,90 pu | 60 minuten | Niveaux de tension supérieurs à 300 kV (pourun raccor-dement au réseau 380 kV, 1 pu = 400 kV) | 0.85 pu - 0.90 pu | 60 minutes |
0,90 pu - 1,05 pu | Onbegrensd | 0.90 pu - 1.05 pu | Illimité | ||
1,05 pu - 1,10 pu | 20 minuten | 1.05 pu - 1.10 pu | 20 minutes |
Parameter | SPGM-regeling | Paramètre | Réglage SPGM |
Frequentie-drempel | 50,2 Hz | Seuil de fréquence | 50,2 Hz |
Statische toestand | 5% (regelbaar tussen 2% en 12%) | Statisme | 5% (réglable entre 2% et 12%) |
Prefreferentievermogen | Maximaal vermogen | Puissance de référence Pref | Puissance maximale |
Reactietijd | Als standaard zo snel als technisch mogelijk (zonder opzettelijke vertraging), in overleg met de transmissienetbeheerder kunnen specifieke bepalingen van toepassing zijn | Temps de réaction | Par défaut aussi rapidement que techniquement possible (sans délai intentionnel), des dispositions spécifiques pourraient être applicables en accord avec le gestionnaire du réseau de transport. |
Responstijd niveau | ≤ 5 minuten voor een verhoging van het actief vermogen met 20% van Pmax. Een trage reactie is niet van toepassing bij een toename die snel (binnen enkele seconden) volgt op een fase van vermindering ≤ 8 seconden voor een vermindering van het actief vermogen met 45% van Pmax | Temps de réponse échelon | ≤ 5 minutes pour une augmentation de puissance active de 20% de Pmax. Une réaction lente n'est pas d'application pour le cas d'une augmentation qui suit rapidement (en quelques secondes) une phase de diminution) ≤ 8 secondes pour une diminution de puissance active de 45 % de Pmax |
Regelduur | ≤ 6 minuten voor een verhoging van het actief vermogen (Een trage reactie is niet van toepassing bij een toename die snel volgt op een fase van vermindering) ≤ 30s voor een vermindering van actief vermogen | Temps de réglage | ≤ 6 minutes pour une augmentation de puissance active (Une réaction lente n'est pas d'application pour le cas d'une augmentation qui suit rapidement une phase de diminution) ≤ 30s pour une diminution de puissance active |
Parameter | SPGM-regeling | Paramètre | Réglage SPGM |
Frequentie-drempel | 49.8 Hz | Seuil de fréquence | 49.8 Hz |
Statische toestand | 5% (regelbaar tussen 2% en 12%) | Statisme | 5% (réglable entre 2% et 12%) |
Pref-referentie-vermogen | Maximaal vermogen | Puissance de référence Pref | Puissance maximale |
Reactietijd | Als standaard zo snel als technisch mogelijk (zonder opzettelijke vertraging), in overleg met de transmissienetbeheerder kunnen specifieke bepalingen van toepassing zijn | Temps de réaction | Par défaut aussi rapidement que techniquement possible (sans délai intentionnel), des dispositions spécifiques pourraient être applicables en accord avec le gestionnaire du réseau de transport. |
Responstijd niveau | ≤ 5 minuten voor een verhoging van het actief vermogen met 20% van Pmax. Een trage reactie is niet van toepassing bij een toename die snel (binnen enkele seconden) volgt op een fase van vermindering ≤ 8 seconden voor een vermindering van het actief vermogen met 45% van Pmax | Temps de réponse échelon | ≤ 5 minutes pour une augmentation de puissance active de 20% de Pmax. Une réaction lente n'est pas d'application pour le cas d'une augmentation qui suit rapidement (quelques secondes) une phase de diminution. ≤ 8 secondes pour une diminution de puissance active de 45 % de Pmax |
Regelduur | ≤ 6 minuten voor een verhoging van het actief vermogen (Een trage reactie is niet van toepassing bij een toename die snel (binnen enkele seconden) volgt op een fase van vermindering) ≤ 30 seconden voor een vermindering van actief vermogen | Temps de réglage | ≤ 6 minutes pour une augmentation de puissance active (Une réaction lente n'est pas d'application pour le cas d'une augmentation qui suit rapidement (quelques secondes) une phase de diminution) ≤ 30 secondes pour une diminution de puissance active |
Spanningsparameter [per eenheid (pu)] | Tijdsparameters (seconden) | Paramètres tension [par unité (pu)] | Durée des paramètres (secondes) |
Uret = 0.3 | Tclear = 0.2 | Uret = 0.3 | Tclear = 0.2 |
Uclear = 0.7 | Trec1 = Tclear | Uclear = 0.7 | Trec1 = Tclear |
Urec1 = 0.7 | Trec2 = 0.7 | Urec1 = 0.7 | Trec2 = 0.7 |
Urec = 0.9 | Trec3 = 1.5 | Urec = 0.9 | Trec3 = 1.5 |
Parameters spanning (per eenheid (pu)) | Duur van parameters (seconden) | Paramètres tension [par unité (pu)] | Durée des paramètres (secondes) |
Uret = 0 | Tclear = 0,2 | Uret = 0 | Tclear = 0.2 |
Uclear = 0,25 | Trec1 = 0,45 | Uclear = 0.25 | Trec1 = 0.45 |
Urec1 = 0.5 | Trec2 = 0.6 | Urec1 = 0.5 | Trec2 = 0.6 |
Urec = 0,9 | Trec3 = 0.8 | Urec = 0.9 | Trec3 = 0.8 |
Parameter | PPM-regeling | Paramètre | Réglage PPM |
Frequentiedrempel | 50,2 Hz | Seuil de fréquence | 50,2 Hz |
Statische toestand | 5% (regelbaar tussen 2% en 12%) | Statisme | 5% (réglable entre 2% et 12%) |
Pref-referentievermogen | Standaard gaat het om de effectieve productie van actief vermogen op het moment waarop de drempel van LFSM-O wordt bereikt; een referentie gelijk aan het maximaal vermogen kan per geval worden beschreven. | Puissance de référence Pref | Par défaut, il s'agit de la production effective de puissance active au moment où est atteint le seuil LFSM-O; une référence égale à la puissance maximale peut être prescrite au cas par cas. |
Reactietijd | Als standaard zo snel als technisch mogelijk (zonder opzettelijke vertraging), in overleg met de transmissienet-beheerder kunnen specifieke bepalingen van toepassing zijn | Temps de réaction | Par défaut aussi rapidement que techniquement possible (sans délai intentionnel), des dispositions spécifiques pourraient être applicables en accord avec le gestionnaire du réseau de transport. |
Responstijd niveau | Voor de productie van elektriciteit uit windenergie: ≤ 5 seconden voor een verhoging van het actief vermogen met 20% van Pmax. Een tragere reactie voor een operationeel punt ≤ 50% Pmax is aanvaardbaar als deze minder dan 5 seconden bedraagt ≤ 2 seconden voor een vermindering van het actief vermogen met 50 % van Pmax Voor de rest: ≤ 10 seconden voor een vermindering van het actief vermogen met 50% van Pmax ≤ 2 seconden voor een vermindering van het actief vermogen met 50 % van Pmax | Temps de réponse échelon | Pour la production d'électricité éolienne : ≤ 5 secondes pour une augmentation de puissance active de 20% de Pmax. Une réaction plus lente pour un point opérationnel ≤ 50% Pmax est acceptable tant que qu'elle est au-dessous de 5 secondes ≤ 2 secondes pour une diminution de puissance active de 50 % de Pmax Pour le reste : ≤10 secondes pour une augmentation de puissance active de 50% de Pmax ≤ 2 secondes pour une diminution de puissance active de 50 % de Pmax |
Regelduur | ≤ 30 seconden voor een verhoging van actief vermogen ≤ 20 seconden voor een vermindering van actief vermogen | Temps de réglage | ≤ 30 secondes pour une augmentation de puissance active ≤ 20 secondes pour une diminution de puissance active |
Parameter | PPM-regeling | Paramètre | Réglage PPM |
Frequentiedrempel | 49.8 Hz | Seuil de fréquence | 49.8 Hz |
Statische toestand | 5% (regelbaar tussen 2% en 12%) | Statisme | 5% (réglable entre 2% et 12%) |
Pref-referentievermogen | Standaard gaat het om de effectieve productie van actief vermogen op het moment waarop de drempel van LFSM-U wordt bereikt; een referentie gelijk aan het maximaal vermogen kan per geval worden beschreven. | Puissance de référence Pref | Par défaut, il s'agit de la production effective de puissance active au moment où est atteint le seuil LFSM-U ; une référence égale à la puissance maximale peut être prescrite au cas par cas |
Reactietijd | Als standaard zo snel als technisch mogelijk (zonder opzettelijke vertraging), in overleg met de transmissienet-beheerder kunnen specifieke bepalingen van toepassing zijn | Temps de réaction | Par défaut aussi rapidement que techniquement possible (sans délai intentionnel), des dispositions spécifiques pourraient être applicables en accord avec le gestionnaire du réseau de transport. |
Responstijd niveau | Voor de productie van elektriciteit uit windenergie: ≤ 5 seconden voor een verhoging van het actief vermogen met 20% van Pmax. Een tragere reactie voor een operationeel punt ≤ 50% Pmax is aanvaardbaar als deze minder dan 5 seconden bedraagt ≤ 2 seconden voor een vermindering van het actief vermogen met 50 % van Pmax Voor de rest: ≤ 10 seconden voor een verhoging van het actief vermogen met 50% van Pmax ≤ 2 seconden voor een vermindering van het actief vermogen met 50% van Pmax | Temps de réponse échelon | Pour la production d'électricité éolienne : ≤ 5 secondes pour une augmentation de puissance active de 20% de Pmax. Une réaction plus lente pour un point opérationnel ≤ 50% Pmax est acceptable tant que c'est au-dessous de 5 secondes ≤ 2 secondes pour une diminution de puissance active de 50 % de Pmax Pour le reste : ≤10 secondes pour une augmentation de puissance active de 50% de Pmax ≤ 2 secondes pour une diminution de puissance active de 50 % de Pmax |
Regelduur | ≤ 30 seconden voor een verhoging van actief vermogen ≤ 20 seconden voor een vermindering van actief vermogen | Temps de réglage | ≤ 30 secondes pour une augmentation de puissance active ≤ 20 secondes pour une diminution de puissance active |
Parameters spanning [per eenheid (p.u.)] | Duur van parameters (seconden) | Paramètres tension [par unité (pu)] | Durée des paramètres (secondes) |
Uret = Uclear = Uret1 = 0,15 | Tclear = Trec1 = Trec2 = 0,2 | Uret = Uclear = Uret1 = 0.15 | Tclear = Trec1 = Trec2 = 0.2 |
Urec2 = 0,85 | Trec3 = 1,5 | Urec2 = 0.85 | Trec3 = 1.5 |
Parameters spanning [per eenheid (p.u.)] | Duur van parameters (seconden) | Paramètres tension [par unité (pu)] | Durée des paramètres (secondes) |
Uret = Uclear = Uret1 = 0,0 | Tclear = Trec1 = Trec2 = 0,2 | Uret = Uclear = Uret1 = 0.0 | Tclear = Trec1 = Trec2 = 0.2 |
Urec2 = 0,85 | Trec3 = 1,5 | Urec2 = 0.85 | Trec3 = 1.5 |
Parameters | Standaardwaarden | Para-mètres | Valeurs par défaut |
f1 | 49.8 Hz | f1 | 49.8 Hz |
f2 | 50.2 Hz | f2 | 50.2 Hz |
s1 | 1% te selecteren binnen een bereik van 1% en 12% | s1 | 1% sélectionnable dans une plage entre 1% and 12% |
s2 | 5% te selecteren binnen een bereik van 1% en 12% | s2 | 5% sélectionnable dans une plage entre 1 % et 12% |
Regelduur | Zo snel mogelijk en niet langer dan 15 seconden | Temps de réglage | Aussi rapidement que possible et pas plus que 15 secondes |
Reactietijd | Als standaard zo snel als technisch (zonder opzettelijke vertraging), specifieke bepalingen kunnen van toepassing zijn in overleg met de transmissienetbeheerder | Temps de réaction | Par défaut aussi rapidement que techniquement possible (sans délai intentionnel), des dispositions spécifiques pourraient être applicables en accord avec le gestionnaire du réseau de transport |
Signal# | Verzoek tot stoppen absorptie of injectie van actief vermogen | Binair 1: Verzoek actief 0: Einde van verzoek | Signal# | Demande de cesser l'absorption ou l'injection de puissance active | Binaire 1 : Demande active 0 : Fin de la demande |
Signaal# | Toestemming voor herinschakeling | Binary 0: Geen herinscha-keling 1: Toestem-ming | Signal# | Autorisation de recon-nexion | Binaire 0: Pas de reconnexion 1: autorisation de reconnexion |
Signaal# | Verzoek tot reductie van absorptie of injectie van actief vermogen | Binair 1: Verzoek actief 0: Einde van verzoek | Signal# | Demande de réduire l'absorption ou l'injection de puissance active | Binaire 1: Demande Active 0: Fin de Demande |
Signaal# | Instelpunt voor actief vermogen in MW | Waarde Opladen / ontladen | Signal# | Point de consigne de puissance active exprimé en MW | Valeur Absorption / Injection |
EG | Bruto Energie Capaciteit | [MWh] | EG | Capacité Energie Brute | [MWh] |
Enet | Netto Energie Capaciteit | [MWh] | Enet | Capacité Energie Nette | [MWh] |
Pmax | Maximaal actief vermogen | [MW] | Pmax | Puissance maximale | [MW] |
SOCmin | Minimum ladingsniveau | [%] | SOCmin | Etat de charge minimum | [%] |
SOCmax | Maximum ladingsniveau | [%] | SOCmax | Etat de charge maximum | [%] |
Rch | Maximale opladings-snelheid | [MW/min] | Rch | Taux de charge maximum | [MW/min] |
Rdis | Maximale ontladings-snelheid | [MW/min] | Rdis | Taux de décharge maximum | [MW/min] |
SOC | ladingsniveau | [%] | SOC | Etat de charge | [%] |
Span-ningsbe-reiken | Werkingsduur | Plages de tension | Durée de fonctionnement | ||
Spanningsniveaus lager dan 300 kV | 0,85 pu - 0,90 pu | 60 minuten | Niveaux de tension inférieur à 300 kV | 0.85 pu - 0.90 pu | 60 minutes |
0.90 pu - 1.118 pu | Onbegrensd | 0.90 pu - 1.118 pu | Illimité | ||
1,118 pu - 1,15 pu | Te bepalen tussen de relevante netbeheerder en de eigenaar van de elektriciteitsproductieeenheid, in het relevant juridisch kader | 1.118 pu - 1.15 pu | A convenir entre le gestionnaire de réseau compétent et le propriétaire de l'unité de production d'électricité, dans le cadre juridique pertinent | ||
Span-ningsni-veaus hoger dan 300 kV (voor een aanslui-ting op het 380 kV net, 1 pu = 400 kV) | 0,85 pu - 0,90 pu | 60 minuten | Niveaux de tension supérieurs à 300 kV (pour un raccordement au réseau 380 kV, 1 pu = 400 kV) | 0.85 pu - 0.90 pu | 60 minutes |
0,90 pu - 1,05 pu | Onbegrensd | 0.90 pu - 1.05 pu | Illimité | ||
1,05 pu - 1,10 pu | Te bepalen tussen de relevante netbeheerder en de eigenaar van de elektriciteitsproductieeenheid, in het relevant juridisch kader | 1.05 pu - 1.10 pu | A convenir entre le gestionnaire de réseau compétent et le propriétaire de l'unité de production d'électricité, dans le cadre juridique pertinent |
Span-nings-bereiken | Werkings-duur | Plages de tension | Durée de fonctionnement | ||
Spanningsniveaus lager dan 300 kV | 0,85 pu - 0,90 pu | 60 minuten | Niveaux de tension inférieur à 300 kV | 0.85 pu - 0.90 pu | 60 minutes |
0.90 pu - 1.118 pu | Onbegrensd | 0.90 pu - 1.118 pu | Illimité | ||
1,118 pu - 1,15 pu | 20 minuten | 1.118 pu - 1.15 pu | 20 minutes | ||
Spanningsniveaus hoger dan 300 kV (voor een aansluiting op het 380 kV net, 1 pu = 400 kV) | 0,85 pu - 0,90 pu | 60 minuten | Niveaux de tension supérieurs à 300 kV (pour un raccordement au réseau 380 kV, 1 pu = 400 kV) | 0.85 pu - 0.90 pu | 60 minutes |
0,90 pu - 1,05 pu | Onbegrensd | 0.90 pu - 1.05 pu | Illimité | ||
1,05 pu - 1,10 pu | 20 minuten | 1.05 pu - 1.10 pu | 20 minutes |
Tijd [ms] | Spanningsampli-tude [pu] | Temps [ms] | Amplitude de tension [pu] |
T<0 ms | 1.0 | T<0 ms | 1.0 |
0 | 0 | 0 | 0 |
250 | 0 (lineaire verhoging tot het volgende punt) | 250 | 0 (augmentation linéaire jusqu'au point suivant) |
3000 | 0.9 | 3000 | 0.9 |
z/ (voor onbepaalde tijd) | 0.9 | z/ (pour un temps indéfini) | 0.9 |
Spanningsbereik | Duur | Plage de tension | Durée |
0,90 pu - 1,118 pu | Onbeperkt | 0,90 pu - 1,118 pu | Illimitée |