31 MEI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering over de bestemmingsregels en de mogelijkheid tot het opnieuw in aanmerking komen voor subsidies die het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden verstrekt en tot wijziging van de regelgeving over bestemmingswijzingen en het eventueel opnieuw in aanmerking komen voor nieuwe subsidies
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Minimumperiode van bestemming
Art. 4
HOOFDSTUK 3. - Procedure bij een herbestemming in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden die behoren tot het beleidsdomein van het Fonds
Art. 5
HOOFDSTUK 4. - Procedure bij elke andere herbestemming dan een herbestemming in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden die behoren tot het beleidsdomein van het Fonds
Art. 6-7
HOOFDSTUK 5. - Opnieuw in aanmerking komen voor subsidie
Art. 8
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Art. 9-12
Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 13-14
Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Opgroeien regie erkende voorzieningen en vergunde diensten
Art. 15
Afdeling 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen
Art. 16
Afdeling 5. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg
Art. 17
Afdeling 6. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk
Art. 18
Afdeling 7. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen
Art. 19
Afdeling 8. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 20-21
Afdeling 9. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2015 tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 22-23
Afdeling 10. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen
Art. 24-27
Afdeling 11. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 28-29
Afdeling 12. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2018 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige voorzieningen voor personen met een handicap en tot wijziging van artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Art. 30-31
Afdeling 13. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de subsidiëring van projecten van preventieve infrastructurele maatregelen inzake agressie, vrijheidsbeperking of vrijheidsberoving in bepaalde voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Art. 32-33
Afdeling 14. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers
Art. 34
Afdeling 15. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2019 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige woonzorgvoorzieningen, tot wijziging van diverse bepalingen in dat verband ingevolge het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 en tot wijziging van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Art. 35
Afdeling 16. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2023over investeringssubsidies voor de revalidatieovereenkomsten
Art. 36
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 37-39
1999036088 2007035515 2010035517 2010204273 2010205220 2010205272 2011201331 2011202871 2015036194 2017040672 2018014017 2018015471 2019040106 2019042384 2020010024 2023044179
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit wordt aangehaald als: het VIPA Bestemmingsbesluit van 31 mei 2024.
Art.2. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° begunstigde: rechtspersoon die erkend is of voldoet aan de wettelijke voorwaarden om zorg- en dienstverlening te organiseren in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden en die een investeringssubsidie of investeringswaarborg heeft aangevraagd, heeft verkregen of een goed met investeringssubsidie of investeringswaarborg heeft overgenomen na een eerdere toestemming;
2° bestemmingswijziging:
a) elke vervreemding of wijziging van eigenaar van het project;
b) elke bezwaring met een zakelijke zekerheid, zakelijk recht of genotsrecht van het project;
c) elke handeling waarbij het project volledig of gedeeltelijk wijzigt van exploitant, voor een andere activiteit wordt aangewend, leegstaat of tenietgaat;
3° bouwsubsidie: een subsidie die op basis van een verantwoording van de bouw- of de aankoopkosten wordt uitbetaald;
4° leidend ambtenaar: de leidend ambtenaar van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
5° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor zorginfrastructuur;
6° recurrente subsidie: een subsidie die periodiek, los van de verantwoording van de bouw- of aankoopkosten, wordt uitbetaald.
Art.3. Dit besluit is van toepassing op alle investeringssubsidies en investeringswaarborgen die door het Fonds worden verleend, tenzij anders bepaald in de besluiten tot regeling van de specifieke subsidies.
HOOFDSTUK 2. - Minimumperiode van bestemming
Art.4. Het gesubsidieerde goed wordt binnen zijn bestemming behouden, beheerd en onderhouden zoals door een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst gedurende de volgende perioden, hierna de vereiste bestemmingsduur te noemen:
1° de minimumperiode, vermeld in artikel 12 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, voor de gesubsidieerde onroerende goederen en voor de gesubsidieerde roerende goederen;
2° een minimumperiode van vijf jaar voor de medische uitrusting en bijzondere uitrusting;
3° een minimumperiode van tien jaar voor de andere roerende goederen dan de roerende goederen, vermeld in 2°.
In geval van een gewaarborgde lening kan de vereiste bestemmingsduur pas eindigen na de vervaldag of de vervroegde terugbetaling van de gewaarborgde lening.
HOOFDSTUK 3. - Procedure bij een herbestemming in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden die behoren tot het beleidsdomein van het Fonds
Art.5. § 1. Voor elke bestemmingswijziging gedurende de vereiste bestemmingsduur, vermeld in artikel 4, is in geval van herbestemming binnen de persoonsgebonden aangelegenheden die behoren tot het beleidsdomein van het Fonds, de toestemming van de leidend ambtenaar vereist.
Met de herbestemming vermeld in het eerste lid, wordt ook de tijdelijke leegstand gelijkgeschakeld als de bestemmingsduur vóór en na de periode van de tijdelijke leegstand opnieuw voldoet aan de vereiste bestemmingsduur, vermeld in artikel 4. De voormelde tijdelijke leegstand is beperkt tot maximaal vijf jaar, tenzij de begunstigde kan aantonen dat de aanpassingswerken een langere periode vereisen.
De toestemming van de leidend ambtenaar houdt rekening met de functionele, bouwtechnische en financiële aspecten van de nieuwe bestemming, zoals ook bepaald in de van de toepassing zijnde subsidiebesluiten.
§ 2. In geval van een door het Fonds gewaarborgde lening verleent de leidend ambtenaar de toestemming, vermeld in paragraaf 1, vóór de bestemmingswijziging. Bij de aanvraag van de voormelde toestemming wordt een document gevoegd waarin de financier zich akkoord verklaart met de aanvraag.
Als alleen een subsidie is toegekend, wordt de toestemming, vermeld in paragraaf 1, uiterlijk binnen twee jaar na de bestemmingswijziging aangevraagd. Bij ontstentenis van een aanvraag voor toestemming binnen die termijn, betaalt de begunstigde bovenop het eventueel teruggevorderde subsidiebedrag, 1% van het uitbetaalde subsidiebedrag met een maximum van 10.000 euro.
§ 3. Als de toestemming, vermeld in paragraaf 1, wordt verleend, kunnen de bouwsubsidies gedeeltelijk of volledig worden behouden en kunnen de recurrente subsidies gedeeltelijk of volledig verder worden uitbetaald.
HOOFDSTUK 4. - Procedure bij elke andere herbestemming dan een herbestemming in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden die behoren tot het beleidsdomein van het Fonds
Art.6. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder nuttige bestemmingsduur: het aantal dagen waarvoor het project een bestemming behoudt binnen de persoonsgebonden aangelegenheden en in het beleidsdomein van het Fonds. De nuttige bestemmingsduur wordt uitgedrukt in dagen, waarbij geteld wordt vanaf de dag van ingebruikname tot en met de dag vóór de bestemmingswijziging. Bij een gefaseerde ingebruikname kan de nuttige bestemmingsduur per datum van gefaseerde ingebruikname starten.
§ 2. Voor elke andere bestemmingswijziging van het gesubsidieerde goed of het goed waarvoor het Fonds een waarborg op de lening heeft toegekend, gedurende de vereiste bestemmingsduur, vermeld in artikel 4, anders dan de herbestemming, vermeld in artikel 5, of bij herbestemming binnen de persoonsgebonden aangelegenheden die behoren tot het beleidsdomein van het Fonds als de begunstigde daarom verzoekt, is een toestemming vereist zoals hierna bepaald in dit artikel.
In geval van een door het Fonds gewaarborgde lening wordt die toestemming verleend vóór de bestemmingswijziging. Bij de aanvraag van de voormelde toestemming wordt een document gevoegd waarin de financier zich akkoord verklaart met de aanvraag. De voormelde toestemming kan alleen worden verleend als de gewaarborgde leningen voor het openstaande saldo worden terugbetaald of de waarborg wordt stopgezet.
Als alleen een subsidie is toegekend, wordt de toestemming uiterlijk binnen twee jaar na de bestemmingswijziging aangevraagd. Bij ontstentenis van een aanvraag voor toestemming binnen die termijn, is de begunstigde bovenop het eventueel teruggevorderde subsidiebedrag de volgende bijkomende bedragen verschuldigd:
1° bij bestemming binnen de persoonsgebonden aangelegenheden: 2% van het uitbetaalde subsidiebedrag, met een maximum van 50.000 euro;
2° bij bestemming buiten de persoonsgebonden aangelegenheden: 10% van het uitbetaalde subsidiebedrag, met een maximum van 500.000 euro.
§ 3. Voor de recurrente subsidies is bij herbestemming in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden die niet behoren tot het beleidsdomein van het Fonds, of bij herbestemming in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden die behoren tot het beleidsdomein van het fonds als de begunstigde daarom verzoekt, de voorafgaande toestemming van de leidend ambtenaar of de toestemming achteraf van de minister vereist. De voormelde toestemming van de minister is alleen mogelijk als het Fonds geen gewaarborgde lening voor het gesubsidieerde goed heeft toegekend.
De voorafgaande toestemming van de leidend ambtenaar of de toestemming achteraf van de minister, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden verleend als de recurrente subsidie wordt stopgezet vanaf het jaar van de bestemmingswijziging. De uitbetaalde subsidies vanaf het jaar van de bestemmingswijziging worden integraal teruggevorderd van de begunstigde.
Als de recurrente subsidies al zijn uitbetaald in de vorm van een eenmalig bedrag, geldt de regeling, vermeld in paragraaf 4, tweede lid, voor een nuttige bestemmingsduur van minimaal vijftien jaar, en de regeling, vermeld in paragraaf 5, zesde lid, voor een nuttige bestemmingsduur van minder dan vijftien jaar.
§ 4. Voor bouwsubsidies waarvan de nuttige bestemmingsduur van het onroerend goed minimaal vijftien jaar bedraagt en bij herbestemming in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden die niet behoren tot het beleidsdomein van het Fonds, of bij herbestemming in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden die behoren tot het beleidsdomein van het Fonds als de begunstigde daarom verzoekt, is de voorafgaande toestemming van de leidend ambtenaar of de toestemming achteraf van de minister vereist. De voormelde toestemming achteraf van de minister is alleen mogelijk als het Fonds geen gewaarborgde lening voor het gesubsidieerde goed heeft toegekend.
De voorafgaande toestemming van de leidend ambtenaar of toestemming achteraf van de minister, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden verleend als het subsidiebedrag door de begunstigde wordt terugbetaald voor het bedrag dat wordt berekend volgens de volgende formule: terug te vorderen bedrag = uitbetaalde subsidiebedrag x (vereiste bestemmingsduur - nuttige bestemmingsduur)/(vereiste bestemmingsduur).
De formule, vermeld in het tweede lid, wordt berekend per activasoort, vermeld in artikel 4, eerste lid, waarbij rekening gehouden wordt met de specifieke vereiste bestemmingsduur voor die activasoort. De uitkomst per activasoort kan nooit negatief zijn.
§ 5. Voor herbestemming buiten het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden of alle andere gevallen dan de gevallen, vermeld in paragraaf 3 of 4, of als de begunstigde daarom verzoekt, is de toestemming van de minister vereist.
Voor de recurrente subsidies kan de toestemming van de minister, vermeld in het eerste lid, alleen worden verleend als de recurrente subsidie wordt stopgezet vanaf het jaar van de bestemmingswijziging. De uitbetaalde subsidies vanaf het jaar van de bestemmingswijziging worden integraal teruggevorderd van de begunstigde.
Als de recurrente subsidies al zijn uitbetaald in de vorm van een eenmalig bedrag, geldt de regeling voor de bouwsubsidies, zoals hierna bepaald in het vierde en vijfde lid.
Voor de bouwsubsidies met een bestemmingsduur van minimaal vijftien jaar kan de toestemming van de minister alleen worden verleend als het subsidiebedrag door de begunstigde wordt terugbetaald voor het bedrag dat wordt berekend volgens de volgende formule: terug te vorderen bedrag = totaal uitbetaalde subsidie x (vereiste bestemmingsduur - nuttige bestemmingsduur)/(vereiste bestemmingsduur).
De formule, vermeld in het vierde lid, wordt berekend per activasoort, vermeld in artikel 4, eerste lid, waarbij rekening gehouden wordt met de specifieke vereiste bestemmingsduur voor die activasoort. De uitkomst per activasoort kan nooit negatief zijn.
Als voor de bouwsubsidies de nuttige bestemmingsduur minder dan vijftien jaar bedraagt of bij afwijking van de voorgaande bepalingen, kan de minister de toestemming verlenen na gunstig advies van de Inspectie van Financiën. In geval van een gewaarborgde lening wordt die toestemming, altijd voorafgaand verkregen. Bij de aanvraag van die toestemming wordt een document gevoegd waarin de financier zich akkoord verklaart met de aanvraag. Als het advies van de Inspectie van Financiën ongunstig is, kan de begunstigde een beroep instellen conform artikel 53 en 54 van het besluit van de Vlaamse Codex voor Overheidsfinanciën van 17 mei 2019.
Art.7. Bij een inbreuk op artikelen 5 en 6 betaalt de begunstigde de subsidies die al zijn uitbetaald, integraal terug en wordt de waarborg stopgezet.
HOOFDSTUK 5. - Opnieuw in aanmerking komen voor subsidie
Art.8. Tenzij anders bepaald in de besluiten tot regeling van de specifieke subsidies, kan er in een periode van twintig jaar na de ingebruikname van een project dat gesubsidieerd is door het Fonds of door zijn rechtsvoorgangers, geen subsidie worden verkregen voor hetzelfde project of voor een deel van hetzelfde project, ongeacht de sector van de persoonsgebonden aangelegenheden waarin de subsidie is verkregen.
Het eerste lid is niet van toepassing op de bijzondere uitrusting van:
1° een consultatiebureau voor respiratoire aandoeningen als vermeld in artikel 8 en 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg;
2° een revalidatiecentrum als vermeld in artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2018 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige voorzieningen voor personen met een handicap en tot wijziging van artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.
In afwijking van het eerste lid kan de minister voor ziekenhuizen in de periode van twintig jaar na de ingebruikname van een investering die gesubsidieerd is door het Fonds of door zijn rechtsvoorgangers, een subsidiebelofte toestaan voor hetzelfde project of voor een deel van hetzelfde project, op voorwaarde dat het project waarvoor een subsidiebelofte wordt gevraagd, verder bestemd blijft binnen de persoonsgebonden aangelegenheden, vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden. Bij de beslissing tot afwijking houdt de minister rekening met al de volgende elementen:
1° functionele elementen;
2° financiële elementen;
3° de opname van de infrastructuur in een grotere ontwikkeling met private of publieke partners;
4° de realisatietermijn.
In afwijking van het eerste lid kan er binnen de periode van twintig jaar, vermeld in het eerste lid, een subsidie worden verkregen als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
1° een verbouwing wordt noodzakelijk door gewijzigde regelgeving of gewijzigde veiligheidsvoorschriften;
2° de subsidies zijn uitsluitend verleend om brandveiligheidswerkzaamheden uit te voeren;
3° de initiële subsidies en de eventuele gewaarborgde leningen zijn terugbetaald of beëindigd conform artikel 6 of 7.
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Art.9. In artikel 15, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° wordt punt n) vervangen door wat volgt:
"n) een verklaring van de aanvrager dat die de bepalingen over de bouwsubsidie, vermeld in het VIPA Bestemmingsbesluit van 31 mei 2024, zal naleven;";
2° in punt 17° wordt punt b) vervangen door wat volgt:
"b) een verklaring van de investeerder dat die de regels voor de bouwsubsidie, vermeld in het Bestemmingsbesluit van 31 mei 2024, zal naleven en erop zal toezien dat bij elke overdracht de nieuwe eigenaar die regels ook naleeft;";
3° er wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Als de aanvrager de regels, vermeld in het eerste lid, 17°, b), niet naleeft, zijn de sancties, vermeld in het Bestemmingsbesluit van 31 mei 2024 ook van toepassing op de investeerder.".
Art.10. In artikel 40, § 2, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt de zinsnede "een bestemmingswijziging, een vervreemding of" telkens opgeheven.
Art.11. In artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 en 15 januari 2016, worden paragraaf 2 en paragraaf 3 opgeheven.
Art.12. In artikel 42 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "van artikel 41" vervangen door de zinsnede "en artikel 41";
2° in het eerste lid wordt de zinsnede "en § 2, eerste lid," opgeheven;
3° het tweede en het derde lid worden opgeheven.
Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art.13. Artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt opgeheven.
Art.14. In artikel 24, § 6, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "of tot een bestemmingswijziging, een vervreemding of een bezwaring met zakelijk recht als vermeld in artikel 23" opgeheven.
Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Opgroeien regie erkende voorzieningen en vergunde diensten
Art.15. Artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Opgroeien regie erkende voorzieningen en vergunde diensten, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt opgeheven.
Afdeling 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen
Art.16. Artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 en 17 mei 2019, wordt opgeheven.
Afdeling 5. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg
Art.17. Artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt opgeheven.
Afdeling 6. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk
Art.18. Artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt opgeheven.
Afdeling 7. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen
Art.19. Artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt opgeheven.
Afdeling 8. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art.20. Artikel 87 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt opgeheven.
Art.21. In artikel 88 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "en 87, eerste lid" opgeheven;
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Afdeling 9. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2015 tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art.22. Artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2015 tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt opgeheven.
Art.23. In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, 1°, wordt de zinsnede "en 11, eerste lid," opgeheven;
2° het derde lid wordt opgeheven;
3° in het bestaande vierde lid, dat het derde lid wordt, wordt punt 1° opgeheven.
Afdeling 10. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen
Art.24. In artikel 8, eerste lid, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen wordt de zinsnede "voor de toepassing van artikel 23 van dit besluit" vervangen door de zinsnede "voor de toepassing van de bepalingen over de recurrente subsidie, vermeld in het VIPA Bestemmingsbesluit van 31 mei 2024".
Art.25. In hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt afdeling 6, die bestaat uit artikel 23, vervangen door: "Alleen als een herconditionering noodzakelijk wordt wegens gewijzigde regelgeving of wegens gewijzigde en opgelegde veiligheidsvoorschriften, kan er in een periode van twintig jaar na de ingebruikname van een investering die gesubsidieerd is door het Fonds of door zijn rechtsvoorgangers, een akkoord strategisch forfait voor een herconditionering worden verkregen."
Art.26. Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.27. In artikel 31 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid wordt de zinsnede "en 25, eerste lid," opgeheven;
2° het derde lid wordt opgeheven.
Afdeling 11. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art.28. In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt punt 8° vervangen door wat volgt:
"8° het project voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een recurrente subsidie, vermeld in het Bestemmingsbesluit van 31 mei 2024.".
Art.29. In artikel 20 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid opgeheven.
Afdeling 12. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2018 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige voorzieningen voor personen met een handicap en tot wijziging van artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Art.30. Artikel 27 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2018 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige voorzieningen voor personen met een handicap en tot wijziging van artikel 16 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt opgeheven.
Art.31. In artikel 28 van hetzelfde besluit wordt het vijfde lid opgeheven.
Afdeling 13. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de subsidiëring van projecten van preventieve infrastructurele maatregelen inzake agressie, vrijheidsbeperking of vrijheidsberoving in bepaalde voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Art.32. Artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de subsidiëring van projecten van preventieve infrastructurele maatregelen inzake agressie, vrijheidsbeperking of vrijheidsberoving in bepaalde voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt opgeheven.
Art.33. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "Bij overtreding van de bepalingen van artikel 16, eerste lid, of" opgeheven;
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Afdeling 14. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers
Art.34. In artikel 3, eerste lid, van bijlage 14 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt punt 6° vervangen door wat volgt:
"6° de woongelegenheden of de verblijfseenheden waarop de infrastructuursubsidies betrekking hebben, zijn in overeenstemming met de bepalingen van het VIPA Bestemmingsbesluit van 31 mei 2024;".
Afdeling 15. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2019 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige woonzorgvoorzieningen, tot wijziging van diverse bepalingen in dat verband ingevolge het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 en tot wijziging van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Art.35. Artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2019 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige woonzorgvoorzieningen, tot wijziging van diverse bepalingen in dat verband ingevolge het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 en tot wijziging van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt opgeheven.
Afdeling 16. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2023over investeringssubsidies voor de revalidatieovereenkomsten
Art.36. Artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2023 over investeringssubsidies voor de revalidatieovereenkomsten wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.37. Ontvankelijke aanvragen waarbij de aanvraag van een bestemmingswijziging vóór de inwerkingtreding van dit besluit werd ingediend in uitvoering van één van de volgende besluiten, worden afgehandeld conform deze besluiten zoals die van kracht waren de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit:
1° het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Opgroeien regie erkende voorzieningen en vergunde diensten;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen;
5° het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg;
6° het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk;
7° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen;
8° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
9° het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2015 tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
10° het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen;
11° het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
12° het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2018 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige voorzieningen voor personen met een handicap en tot wijziging van artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;
13° het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de subsidiëring van projecten van preventieve infrastructurele maatregelen inzake agressie, vrijheidsbeperking of vrijheidsberoving in bepaalde voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
14° het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers;
15° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2019 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor sommige woonzorgvoorzieningen, tot wijziging van diverse bepalingen in dat verband ingevolge het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019 en tot wijziging van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
16° het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2023 over investeringssubsidies voor de revalidatieovereenkomsten.
Art.38. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2024.
Art. 39. De Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.