31 MEI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp en het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie
Art. 2-7, 26/1, 26/2, 26/3, 26/4, 8
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 9-10
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp
Artikel 1. In artikel 65, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp wordt tussen de zinsnede "65 werkdagen" en de woorden "In spoedeisende" de zin "De gemandateerde voorziening kan die termijn van 65 werkdagen één keer verlengen met een periode van 65 werkdagen." ingevoegd.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie
Art.2. In artikel 16 en 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie worden de woorden "Het vertrouwenscentrum" vervangen door de woorden "De vertrouwenscentra".
Art.3. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2023, wordt een artikel 16/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 16/1. De vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie werken samen opdat ze dezelfde kwaliteitsvolle dienst- en hulpverlening bieden, met behoud van de toepassing van de opdracht van de partnerorganisatie, vermeld in artikel 15, 3°.
De samenwerking, vermeld in het eerste lid, heeft minstens betrekking op de volgende thema's:
1° een actueel gehouden visie en profilering van het vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie;
2° een efficiënt en toekomstgericht bestuurs- en werkingsmodel, met een eenduidige beslissings- en valideringsbevoegdheid;
3° de procesvoering en het gebruik van instrumenten voor de uitvoering van de opdrachten van de vertrouwenscentra kindermishandeling, vermeld in artikel 7, § 2, en voor de uitvoering van de opdrachten van de partnerorganisatie, vermeld in artikel 15;
4° het delen van goede praktijken;
5° de vorming, training, opleiding, supervisie en ondersteuning van medewerkers, vermeld in artikel 19, tweede lid;
6° het kwaliteitsbeleid, vermeld in artikel 26/1;
7° het klachtenbeleid, vermeld in artikel 20;
8° ondersteunende processen.".
Art.4. In artikel 18 en 20 van hetzelfde besluit worden de woorden "Het vertrouwenscentra" vervangen door de woorden "De vertrouwenscentra".
Art.5. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de woorden "Het vertrouwenscentrum" telkens vervangen door de woorden "De vertrouwenscentra".
Art.6. Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 21. De vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie dienen jaarlijks vóór 1 juni bij het agentschap een inhoudelijk en kwantitatief activiteitenverslag in over de werking in het voorgaande jaar. Het activiteitenverslag bevat een verslag over de genomen acties en de ontwikkelde instrumenten ter uitvoering van artikel 16/1.
De vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie dienen jaarlijks vóór 1 december bij het agentschap een verslag in met een planning van de activiteiten voor het volgende jaar ter uitvoering van de thema's, vermeld in artikel 16/1, tweede lid, en de verwachte realisaties ervan.
De vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie dienen jaarlijks vóór 1 juni bij het agentschap een verslag in over het kwaliteitsbeleid van de werking waarvoor ze erkend zijn. Het verslag bevat de volgende gegevens:
1° de resultaten van de zelfevaluatie;
2° de geformuleerde verbeteracties;
3° de wijze waarop de verbeteracties zijn uitgevoerd;
4° de kwaliteitsplanning voor het lopende jaar.
Het agentschap kan nadere voorwaarden bepalen voor de verslagen, vermeld in het eerste tot en met het derde lid.".
Art.7. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2023, wordt een hoofdstuk 2/1, dat bestaat uit artikel 26/1 tot en met 26/4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Hoofdstuk 2/1. Kwaliteitsbeleid
Art. 26/1. Met toepassing van artikel 5, § 1, van het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen hebben de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie een kwaliteitsbeleid dat al de volgende elementen bevat:
1° de missie van de voorziening;
2° de visie van de voorziening;
3° de waarden;
4° de te creëren maatschappelijke meerwaarde, en ook de strategische doelstellingen om die meerwaarde te realiseren;
5° de omschrijving van de volgende aandachtsgebieden:
a) kwaliteitszorg:
1) organisatie en visie;
2) betrokkenheid;
3) methodieken en instrumenten;
4) verbetertraject;
b) inputgebieden:
1) leiderschap;
2) personeelsbeleid;
3) beleid en strategie;
4) middelen en partnerschappen;
c) kernprocessen:
1) onthaal van de gebruiker;
2) kernopdrachten als vermeld in artikel 7, § 2;
3) afsluiting en nazorg;
4) hulpverleningsprincipe;
5) dossierbeheer;
d) outputgebieden:
1) gebruikersresultaten;
2) medewerkersresultaten;
3) samenlevingsresultaten.
Art. 26/2. Conform artikel 5, § 2, van het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen beschikken vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie over een kwaliteitsmanagementsysteem dat minimaal de organisatorische structuur, de bevoegdheden, de verantwoordelijkheden en de processen en procedures bevat.
Art. 26/3. Met behoud van de toepassing van artikel 5, § 3, van het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen evalueren de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie systematisch zelf hun werking en minimaal de aandachtsgebieden kwaliteitszorg, de kernprocessen en de outputgebieden, vermeld in artikel 26/1, 5°, van dit besluit, conform de groeiniveaus in de volgende tabel:
groeiniveau | omschrijving |
0 | Er zijn geen of weinig procedures. |
1 | Er worden op ad-hocbasis procedures uitgewerkt. Het bewustzijn groeit, maar er is nog geen gestructureerde aanpak aanwezig. |
2 | Een gestructureerde aanzet wordt gegeven tot de ontwikkeling van procedures. De instrumenten voor organisatiebeheersing zijn in ontwikkeling maar worden nog niet toegepast. |
3 | Procedures zijn aanwezig. Ze zijn gestandaardiseerd, gedocumenteerd, gecommuniceerd en worden toegepast. |
4 | De procedures worden intern systematisch geëvalueerd en bijgestuurd. Er kan gesproken worden over een `levend' adequaat en doeltreffend systeem van organisatiebeheersing. De PDCA-cirkel is rond. |
5 | De procedures worden voortdurend geoptimaliseerd via benchmarking en het behalen van kwaliteitscertificaten of externe evaluaties. |