27 JUNI 2024. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1998 betreffende de overlegging aan de Regering van de akten van de gemeenteoverheden met het oog op de uitoefening van het administratief toezicht
Art. 1-2
Artikel 1. Artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1998 betreffende de overlegging aan de Regering van de akten van de gemeenteoverheden met het oog op de uitoefening van het administratief toezicht wordt vervangen als volgt:
"Art. 1. § 1. De akten van de gemeenteoverheden betreffende de volgende onderwerpen worden binnen twintig dagen nadat ze zijn vastgesteld toegezonden aan de Minister belast met Plaatselijke Besturen:
1° de personeelsformatie en het contingent van de contractuele betrekkingen;
2° de reglementen betreffende de voorwaarden inzake werving en bevordering van het personeel;
3° de bezoldigingsregeling en de weddeschalen van het personeel;
4° de reglementen betreffende de evaluatie en de interne mobiliteit van het personeel;
5° de reglementen betreffende het pensioen van het personeel, alsook de wijze van financiering van deze pensioenen;
6° de reglementen betreffende de vorming van het personeel;
7° de schorsingen, de ontslagen van ambtswege en de afzettingen van het personeel;
8° de beslissingen van een overheid betreffende het personeel als gevolg van een schorsing door de Vice-Gouverneur;
9° de verkiezing en de vervanging van schepenen;
10° de algemene en bijzondere politiereglementen met uitzondering van de bijkomende reglementen inzake het wegverkeer;
11° de belasting-en retributiereglementen;
12° de huishoudelijk reglement van de gemeenteraad;
13° het voorzien in uitgaven die door dwingende en onvoorziene omstandigheden worden vereist bedoeld in artikel 249, § 1er, eerste lid, van de Nieuwe Gemeentewet;
14° de consolidatie en de herschikking van de financiële lasten van opgenomen leningen;
15° de keuze van de plaatsingsprocedure, de goedkeuring van de opdrachtdocumenten en/of de bepaling van het begrotingskader voor overheidsopdrachten, evenals alle andere beslissingen met betrekking tot genoemde opdrachten waarvoor de gemeente een gemotiveerde beslissing moet opmaken in toepassing van artikel 4 en 29, § 1, van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder overheidsopdrachten verstaan:
1° overheidsopdrachten zoals gedefinieerd in artikel 2, 17°, van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, met inbegrip van deze bedoeld in de artikelen 25 tot 34 van dezelfde wet;
2° raamovereenkomsten zoals gedefinieerd in artikel 2, 35°, van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten;
3° overheidsopdrachten op basis van een gesloten raamovereenkomst, tenzij deze worden gegund overeenkomstig de bepalingen van artikel 43, § 4, eerste lid, en § 5, 1°, van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
i) gemeenten met minder dan 40.000 inwoners, wanneer het geraamde bedrag van de overheidsopdracht, exclusief btw, minder dan 175.000 euro bedraagt;
ii) gemeenten met 40.000 tot 79.999 inwoners, wanneer het geraamde bedrag van de overheidsopdracht, exclusief btw, lager is dan het bedrag bepaald in artikel 11, paragraaf 1, 3°, van het koninklijk besluit van 18 april 2017 plaatsing overheidsopdrachten in de klassieke sectoren;
iii) gemeenten met 80.000 inwoners of meer, wanneer het geraamde bedrag van de overheidsopdracht, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, lager is dan het bedrag bepaald in artikel 11, paragraaf 1, 3°, van het koninklijk besluit van 18 april 2017 plaatsing overheidsopdrachten in de klassieke sectoren, voor overheidsopdrachten voor leveringen en diensten en tot het bedrag bepaald in artikel 41, § 1, 2°, van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, voor overheidsopdrachten voor werken.
In de hypothesen voorzien in het derde lid, wanneer het bedrag exclusief btw van de goed te keuren offerte meer dan 20% hoger is dan het aanvankelijk geraamde bedrag van de overheidsopdracht, moet het eerste lid worden toegepast.
Het aantal inwoners waarmee rekening moet worden gehouden, is het aantal dat overeenkomt met de demografische situatie van de gemeente op de eerste dag van het laatste kalenderjaar.
Voor overheidsopdrachten waarop het eerste lid van toepassing is, wanneer de gunning en, indien van toepassing, het toezicht op de uitvoering van een overheidsopdracht, een raamovereenkomst of een overheidsopdracht op basis van een gesloten raamovereenkomst is gedelegeerd aan een andere aanbestedende overheid, geeft de gemeentelijke overheid enkel de besluiten door die zij over dit onderwerp neemt.
16° in geval van een concurrentiegerichte dialoog in toepassing van artikel 39 van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, het afsluiten van de dialoogfase;
17° de keuze van de plaatsingsprocedure, goedkeuring van de concessiedocumenten en/of vaststelling van het budgettaire kader van de concessieovereenkomsten, evenals alle andere beslissingen met betrekking tot genoemde contracten waarvoor de gemeente een gemotiveerde beslissing moet opmaken in toepassing van de artikelen 4/1 en 29/2 van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder concessieovereenkomsten verstaan de concessies zoals gedefinieerd in artikel 2, 8°, van de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten, met inbegrip van deze bedoeld in de artikelen 4 tot 23 van dezelfde wet.
Wanneer de gunning en, indien van toepassing, het toezicht op de uitvoering van een dergelijk contract worden gedelegeerd aan een andere aanbestedende overheid, geeft de gemeente alleen de besluiten door die zij ter zake neemt.
18° het verkrijgen of vervreemden van onroerende zakelijke rechten;
19° domeinconcessies;
20° de oprichting van of de toetreding tot een gemeentebedrijf of een autonoom gemeentebedrijf;
21° de oprichting van of de toetreding tot een vereniging zonder winstoogmerk;
22° de oprichting van of de toetreding tot een intercommunale."
Art. 2. De Minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen is belast met de uitvoering van dit besluit.