16 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het gedetacheerd personeel bij de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Art. 1
Afdeling 2. - Modaliteiten van samenstelling en van organisatie van de DIOB
Art. 2-4
HOOFDSTUK II. - Procedure tot aanstelling
Afdeling 1. - Selectie
Art. 5
Afdeling 2. - Voorwaarden
Art. 6-7
HOOFDSTUK III. - Duur
Art. 8-9
HOOFDSTUK IV. - Financiering
Art. 10
HOOFDSTUK V. - Evaluatie en tucht
Art. 11-12
HOOFDSTUK VI. - Beëindiging van de terbeschikkingstelling
Art. 13-14
HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 15-16
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder:
1° de wet: de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen;
2° de wet van 11 december 1998: de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen;
3° de DIOB: de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen, zoals bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet;
4° de ministers: de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie;
5° de directeur: de directeur van de DIOB, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, van de wet;
6° de adjunct-directeur: de adjunct-directeur van de DIOB, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, van de wet;
7° de gedetacheerde personeelsleden: de personeelsleden die aan de DIOB ter beschikking worden gesteld door de diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, van de wet.
Afdeling 2. - Modaliteiten van samenstelling en van organisatie van de DIOB
Art.2. Onverminderd de wettelijke bepalingen in verband met de DIOB, staan de gedetacheerde personeelsleden onder het functioneel gezag van de directeur en de adjunct-directeur.
Art.3. § 1. De diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, van de wet stellen personeelsleden ter beschikking van de DIOB om mee de taken en de opdrachten te vervullen die het door de wet zijn toevertrouwd.
De terbeschikkingstelling van statutaire ambtenaren van de diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, van de wet, onderworpen aan het koninklijk besluit van 15 januari 2007 houdende de mobiliteit en terbeschikkingstelling van personeel van het federaal administratief openbaar ambt, gebeurt op basis van artikel 51 van dit koninklijk besluit.
De terbeschikkingstelling van statutaire ambtenaren van de diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, van de wet, die geen toepassing kunnen maken van voormeld artikel 51, alsook de terbeschikkingstelling van de stagiairs en de contractuele personeelsleden gebeurt, met hun instemming, op basis van een overeenkomst tussen de FOD Binnenlandse Zaken en de dienst van oorsprong. Deze overeenkomst bepaalt ten minste de tenlasteneming van de kosten en de duur van de terbeschikkingstelling. Voor zijn loopbaan blijft het gedetacheerde personeelslid deel uitmaken van zijn dienst van oorsprong. Hij behoudt, binnen zijn dienst van oorsprong, zijn rechten op bevordering, op verandering van graad en op overplaatsing.
§ 2. In het geval een van de diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, van de wet geen enkel personeelslid ter beschikking stelt van de DIOB, wijst de dienst een verbindingsmedewerker voor de DIOB aan. De directeur en het diensthoofd van de betrokken dienst sluiten een overeenkomst over de taakbepaling van de verbindingsmedewerker.
Art.4. De diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, van de wet kennen een identificatiecode toe aan hun gedetacheerde personeelsleden of aan hun verbindingsmedewerker. Ze bezorgen de lijst met deze identificatiecodes aan de functionaris voor de gegevensbescherming van de DIOB die ze ter beschikking houdt van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
De diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, van de wet delen elke wijziging aan de lijst bedoeld in het eerste lid mee aan de functionaris voor gegevensbescherming van de DIOB. Deze lijst wordt minstens één keer per jaar door elke bevoegde dienst bijgewerkt.
HOOFDSTUK II. - Procedure tot aanstelling
Afdeling 1. - Selectie
Art.5. De diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, van de wet lanceren binnen hun eigen dienst een oproep tot kandidaten, op basis van een vooraf door de directeur goedgekeurde functiebeschrijving en competentieprofiel.
Nadat de bevoegde diensten op basis van de functiebeschrijving en het competentieprofiel bedoeld in het eerste lid en op basis van een grondige kennis van de werking van hun dienst van oorsprong de meest geschikte kandidaten hebben geselecteerd, worden de geselecteerde kandidaten onderworpen aan een gesprek voor een selectiecommissie.
De selectiecommissie bestaat uit:
1° de directeur of de adjunct-directeur, die voorzitter is;
2° een personeelslid van minstens de klasse A1 van de dienst van oorsprong;
3° een personeelslid van minstens de klasse A1 van de FOD Binnenlandse Zaken.
De selectiecommissie werkt, aan het einde van het gesprek, een gemotiveerde rangorde van de kandidaten uit, op basis waarvan de gedetacheerde personeelsleden worden aangesteld.
Afdeling 2. - Voorwaarden
Art.6. Naast de voorwaarden vermeld in artikel 5, § 4, van de wet, moet het gedetacheerde personeelslid, op het moment van zijn aanstelling, aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° een voor de opdrachten van de DIOB bijzonder nuttige ervaring hebben van ten minste vijf jaar;
2° bereid zijn om zich toe te leggen op de analyse en adviesverlening inzake ondermijnende criminaliteit en op de samenwerking met de bevoegde diensten.
Art.7. Op het ogenblik van zijn aanstelling moet de verbindingsmedewerker aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten;
2° houder zijn van een nationale en EU veiligheidsmachtiging van het niveau "ZEER GEHEIM", zoals bedoeld door de wet van 11 december 1998.
HOOFDSTUK III. - Duur
Art.8. De terbeschikkingstelling wordt uitgevoerd voor een duur van vijf jaar. Deze kan, door een gezamenlijke beslissing van het gedetacheerde personeelslid, de directeur en de dienst van oorsprong, telkens verlengd worden voor een duur van vijf jaar.
Art.9. De terbeschikkingstellingsperiode wordt gelijkgesteld met een periode van een dienstactiviteit.
HOOFDSTUK IV. - Financiering
Art.10. Gedurende de terbeschikkingstellings-periode blijft de bevoegde dienst van oorsprong de globale loonkost van het gedetacheerde personeelslid ten laste nemen, met inbegrip van het loon, de toelagen, de vergoedingen, de premies, de voordelen van alle aard en andere voordelen, alsook de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid.
Het gedetacheerde personeelslid behoudt echter enkel de toelagen en vergoedingen die hij genoot voor zover de toekenningsvoorwaarden daarvoor vervuld blijven.
HOOFDSTUK V. - Evaluatie en tucht
Art.11. De gedetacheerde personeelsleden worden geëvalueerd door hun dienst van oorsprong. De directeur geeft, voor elk gedetacheerd personeelslid, de evaluatiegegevens gevraagd door de betrokken dienst van oorsprong door.
Art.12. De directeur stuurt naar de betrokken dienst van oorsprong een verslag met betrekking tot elk tijdens de terbeschikkingstelling gepleegd feit dat aanleiding zou kunnen geven tot de opening van een tuchtprocedure.
HOOFDSTUK VI. - Beëindiging van de terbeschikkingstelling
Art.13. § 1. De terbeschikkingstelling eindigt in ieder geval:
1° aan het einde van de periode van vijf jaar, behoudens verlenging;
2° bij gemotiveerde beslissing van de directeur, mits het respecteren van een opzegtermijn van drie maanden; deze termijn kan worden ingekort in overleg met de dienst van oorsprong;
3° wanneer het gedetacheerde personeelslid niet langer houder is van de veiligheidsmachtiging vereist door de wet;
4° wanneer het gedetacheerde personeelslid niet meer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 6 van dit besluit;
5° bij gemotiveerde beslissing van de dienst van oorsprong, mits het respecteren van een opzegtermijn van drie maanden; deze termijn kan ingekort worden in overleg met de directeur;
6° op verzoek van het gedetacheerde personeelslid, mits het respecteren van een opzegtermijn van drie maanden; deze termijn kan ingekort worden in overleg met de directeur en de dienst van oorsprong. De dienst van oorsprong verzekert de vervanging van het gedetacheerde personeelslid.
§ 2. Elke tekortkoming ten aanzien van artikel 30, § 1 van de wet, van de aan de DIOB toevertrouwde opdrachten, van de vereisten inzake veiligheidsmachtigingen, of elke daad die of elk gedrag dat, zelfs buiten de uitoefening van de functie, een tekortkoming vormt ten aanzien van de beroepsverplichtingen of de waardigheid van de functie in het gedrang brengt, wordt naar behoren vastgesteld door de directeur, en staat toe om een einde te stellen aan de terbeschikkingstelling door de dienst van oorsprong.
Art.14. Aan het einde van de terbeschikkingstelling vervoegt het gedetacheerde personeelslid zijn dienst van oorsprong.
HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.15. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 16. De minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort en de minister tot wiens bevoegdheid Justitie behoort zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.