12 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van het koninklijk besluit van 14 mei 2009 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de woonunits, als bedoeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 1-19
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 juni 2009 en 22 juli 2018, worden de bepalingen onder 8° en 9° opgeheven.
Art.2. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 juli 2018, wordt het tweede lid vervangen als volgt:
"De organisatie en werking van het centrum dient hierop gericht te zijn.".
Art.3. In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 juni 2009 en 22 juli 2018, worden het tweede en het derde lid opgeheven.
Art.4. In artikel 21/2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 juni 2009 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, wordt de bepaling onder 16° opgeheven.
Art.5. Artikel 28/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, wordt opgeheven.
Art.6. In artikel 30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, worden de woorden ", de gezinswoning" opgeheven.
Art.7. In artikel 44 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, wordt de bepaling onder 9° opgeheven.
Art.8. In artikel 62, derde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder 1°, eerste zin, worden de woorden "of indien het gezin, mits onderling akkoord van de volwassen gezinsleden, niet wil dat hun advocaat op de hoogte wordt gebracht" opgeheven;
2° in de bepaling onder 1°, tweede zin, worden de woorden "respectievelijk het gezin" opgeheven;
3° in de bepaling onder 2° worden de woorden "of het gezin en hun advocaat" opgeheven
4° in de bepaling onder 2° worden de woorden "of de volwassen leden van het betrokken gezin hun akkoord geven" vervangen door de woorden "zijn akkoord geeft".
Art.9. In artikel 69 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.10. In artikel 70 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.11. In artikel 79 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.12. In titel III, hoofdstuk I, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 mei 2014 en 22 juli 2018, en gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 251.051 van 24 juni 2021 van de Raad van State, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° afdeling 3, die de artikelen 83/4 tot 83/11 bevat, wordt opgeheven;
2° het opschrift van afdeling 4 wordt vervangen als volgt: "Afdeling 4. Regime dat afwijkt van de regimes van de afdelingen 1 en 2.".
Art.13. In artikel 84 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 mei 2014 en 22 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "afdelingen 1, 2 en 3" vervangen door de woorden "afdelingen 1 en 2";
2° in het eerste lid worden de woorden "b) de opvang van families;" opgeheven;
3° het tweede en het derde lid worden opgeheven.
Art.14. In artikel 97 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.15. In artikel 98, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, wordt het vierde lid opgeheven.
Art.16. In artikel 105 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, wordt het derde lid opgeheven.
Art.17. In artikel 111/2, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 juni 2009 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zin "Met minderjarige kinderen zal steeds op een wijze worden omgegaan die aangepast is aan hun leeftijd." opgeheven;
2° in het tweede lid wordt de zin "Minderjarige bewoners worden niet onderworpen aan deze fouillering." opgeheven.
Art.18. Artikel 48 van het koninklijk besluit van 14 mei 2009 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de woonunits, als bedoeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 april 2010, wordt opgeheven.
Art. 19. De minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen is belast met de uitvoering van dit besluit.