16 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot vastlegging van de lijst van openbare diensten bedoeld in artikel 19, tweede lid, 3° van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst
Art. 1-5
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "de wet": de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst;
Art.2. De openbare diensten bedoeld in artikel 19, tweede lid, 3°, van de wet, zijn:
1° binnen de Federale Overheidsdienst Financiën:
a) de Algemene administratie van de Fiscaliteit;
b) de Algemene administratie van de inning en de invordering,
c) de Algemene administratie van de Bijzondere Belastinginspectie; waaronder de dienst Coördinatie Anti-Fraude;
d) de Algemene administratie van de douane en de accijnzen;
e) de Algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie.
2° binnen de Federale Overheidsdienst Economie:
a) de Kruispuntbank van Ondernemingen;
b) de dienst Buitenlandse Investeringen;
c) het ambachtenregister.
3° de overheidsdiensten belast met de administratie van de wedden, de pensioenen en de kinderbijslag;
4° binnen de Federale Overheidsdienst Justitie:
a) de Centrale Registers voor Solvabiliteit en Collectieve Schuldenregeling;
b) de griffie van de arbeidsrechtbank.
5° binnen de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken: de Dienst Vreemdelingenzaken.
6° binnen de Nationale Bank van België:
a) de Centrale voor kredieten aan particulieren;
b) het Register van kredieten aan ondernemingen;
c) de Balanscentrale;
7° de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
Art.3. Dit besluit treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art.4. In het koninklijk besluit van 24 maart 2000 tot uitvoering van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, wordt onderafdeling 2 van afdeling 6 van hoofdstuk III, dat artikel 30 bevat, opgeheven.
Art. 5. De minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Defensie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.