Details





Titel:

28 APRIL 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen betreffende het statuut van de militairen van het reservekader van de Krijgsmacht



Inhoudstafel:


Art. 1-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003007175  2003007270 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 1bis van het koninklijk besluit van 3 mei 2003 betreffende het statuut van de militairen van het reservekader van de Krijgsmacht, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "artikel 39, eerste lid," en "artikel 71/3" opgeheven;
  2° in het derde lid worden de woorden "en artikel 71/3" ingevoegd tussen de woorden "tweede lid," en de woorden "van de wet";
  3° in het vierde lid worden de woorden "in de artikelen 26, 65bis, en 73, tweede lid," vervangen door de woorden "in de artikelen 16, tiende lid, 19, § 1, tweede lid, 4°, 26, eerste en tweede lid, 65bis, 72, vierde lid en 73, tweede lid,".

Art.2. In de artikelen 4, 7 en 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2009, wordt het woord "eerste" opgeheven.

Art.3. In artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2009, worden het eerste en het derde lid opgeheven.

Art.4. In de artikelen 8 en 11 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2009 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 september 2018, worden het eerste en het derde lid opgeheven.

Art.5. In hoofdstuk 2, afdeling 5, van hetzelfde besluit, wordt een artikel 18/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 18/1. Bij het verlies van de hoedanigheid van kandidaat-reservemilitair, bedoeld in artikel 28 van de wet, wordt de hoedanigheid van rechtswege ontnomen door de overheid bevoegd voor de verbreking van, naargelang het geval, de dienstneming of wederdienstneming.".

Art.6. In artikel 23, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2009, worden de woorden "Elke kandidaat-reservemilitair volgt" vervangen door de woorden "De kandidaat-reservemilitair volgt, in voorkomend geval,".

Art.7. In artikel 24, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2009, worden de woorden ", in voorkomend geval," ingevoegd tussen de woorden "Na het" en de woorden "slagen in de fase gespecialiseerde militaire opleiding".

Art.8. In artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2009, worden de woorden "per vacature" ingevoegd tussen de woorden "van de vormingscyclus worden" en de woorden "vastgelegd in een reglement".

Art.9. Artikel 26 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2009, wordt hersteld als volgt:
  "Art. 26. De kandidaat-reservemilitair die zijn vorming heeft stopgezet om een vormingscyclus in een nieuwe hoedanigheid van reservemilitair te volgen maar die hierin wegens onvoldoende professionele, karakteriële of fysieke hoedanigheden definitief mislukt, kan, op zijn aanvraag, heropgenomen worden in zijn oorspronkelijke hoedanigheid om de oorspronkelijke specifieke vormingscyclus met een volgende promotie te volgen, voor zover tegelijk:
  1° hij beschikt over de karakteriële en fysieke hoedanigheden vereist voor deze vormingscyclus;
  2° de oorspronkelijke vormingscyclus nog wordt georganiseerd en op deze wijze een personeelsbehoefte kan worden ingevuld.".

Art.10. In artikel 37 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2009 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 augustus 2010, 26 december 2013, 18 juni 2017 en 12 september 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid worden de woorden "worden van de militaire basisvorming en van de gespecialiseerde militaire opleiding vrijgesteld" vervangen door de woorden "worden van de militaire basisvorming vrijgesteld en kunnen, in voorkomend geval, door de DGHR of de overheid die hij aanwijst, van de gespecialiseerde militaire opleiding worden vrijgesteld";
  2° in het derde lid worden de woorden ", naargelang het geval," ingevoegd tussen de woorden "de militaire basisvorming en" en de woorden "van de gespecialiseerde militaire opleiding";
  3° in het zesde lid worden de woorden "eerste tot het vijfde lid" vervangen door de woorden "eerste tot vijfde lid";
  4° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De kandidaat-reservemilitair bedoeld in artikel 26, kan, door de DGHR of de overheid die hij aanwijst, vrijgesteld worden van de vormingsperioden, deelperioden, fasen of modules als hij vroeger deze vorming of dit vormingsgedeelte, of een gelijkwaardige vorming, met vrucht heeft gevolgd, binnen een vormingsorganisme van Defensie, in een vreemde militaire instelling of in een burgerlijke instelling, in België of in het buitenland.".

Art.11. In artikel 60 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 september 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de Franse tekst van paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "l'article 64bis, § 1, alinéa 2, 2° " vervangen door de woorden "l'article 64bis, § 1er, alinéa 2, 2° ";
  2° in de Franse tekst van paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "l'article 64bis, § 1, alinéa 2, 2° " vervangen door de woorden "l'article 64bis, § 1er, alinéa 2, 2° ".

Art.12. In artikel 77, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit, worden de woorden "voor specifieke opdrachten" opgeheven.

Art.13. In artikel 80 van hetzelfde besluit, worden de woorden "behoeften gesteld door de specifieke opdrachten" vervangen door het woord "kaderbehoeften".

Art.14. Artikel 81 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 april 2019, wordt aangevuld met een lid luidende:
  "Evenwel kan, voor specifieke situaties goedgekeurd door de minister, de periode bedoeld in het eerste lid tot maximum 36 maanden worden uitgebreid.".

Art.15. Artikel 7ter van het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2009 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juli 2019, wordt aangevuld met een lid luidende:
  "Evenwel mag de sollicitant kandidaat-reservemilitair die op 31 december van het jaar van zijn inlijving 32 jaar is, onmiddellijk na het slagen van zijn vormingscyclus bepaald in artikel 20, eerste lid, van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de Krijgsmacht, geen dienstneming aangaan voor een vrijwillige encadreringsprestatie bedoeld in artikel 77, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit van 3 mei 2003 betreffende het statuut van de militairen van het reservekader van de Krijgsmacht.".

Art.16. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2024.

Art. 17. De minister bevoegd voor Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit.