19 JANUARI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap, wat betreft de verplaatsingskosten, het combineren van het budget, het vrij te besteden deel, het terugvorderbaar voorschot, het indienen van overeenkomsten, maatregelen bij onvoldoende besteding en verplichte bijstand
Art. 1-7
Artikel 1. In artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2022 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2, tweede lid, wordt punt 6° opgeheven;
2° in paragraaf 2 wordt het vierde lid opgeheven;
3° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 2/1. De budgethouders kunnen een deel van het PAB besteden zonder dat ze dat hoeven te verantwoorden.
Het deel, vermeld in het eerste lid, bedraagt:
1° 1.600 euro (duizendzeshonderd euro) als het maximumbedrag dat is bepaald conform artikel 8, § 1, niet meer bedraagt dan 19.831,48 euro;
2° 2.800 euro (tweeduizendachthonderd euro) als het maximumbedrag dat is bepaald conform artikel 8, § 1, tussen 19.831,48 euro en 34.705,09 euro bedraagt.
Voor het eerste jaar van de toekenning van het PAB wordt het deel, vermeld in het eerste lid, herrekend naar rato van het aantal resterende dagen van het kalenderjaar.
De budgethouders delen aan het agentschap met een kostenstaat de bedragen mee die ze hebben besteed met toepassing van het tweede en het derde lid. Het agentschap stort die bedragen op de bankrekening van de budgethouder, vermeld in artikel 8, § 6, vierde lid, tot het deel, vermeld in het eerste lid, volledig is opgebruikt.
Budgethouders kunnen pas een kostenstaat met bedragen die ze hebben besteed, met toepassing van het tweede en het derde lid, aan het agentschap bezorgen nadat ze met de besteding van het budget zijn gestart conform artikel 8, § 6, tweede lid.";
4° in paragraaf 6, vierde lid, wordt de zinsnede "ziekenhuizen, revalidatiecentra en" opgeheven;
5° in paragraaf 6 wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Het PAB kan ook gecombineerd worden met ziekenhuizen en revalidatiecentra die door de federale of regionale overheden gesubsidieerd worden.".
Art.2. In artikel 11/1, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020, wordt tussen de woorden "ten bedrage van" en het woord "drie" het woord "maximaal" ingevoegd.
Art.3. In artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 maart 2021, 24 juni 2022 en 17 februari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1, eerste lid, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"5° een overeenkomst waarbij wordt voorzien in de persoonlijke assistentie van de budgethouder, die de budgethouder sluit met een multifunctioneel centrum;";
2° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De budgethouders delen de gegevens, vermeld in het eerste lid, aan het agentschap mee binnen vier maanden na de dag waarop de overeenkomst, vermeld in paragraaf 1 en 2, is gesloten. Als de budgethouder overmacht aantoont, kan het agentschap de voormelde termijn één keer verlengen met vier maanden.".
Art.4. In artikel 19bis, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020, wordt tussen de zinsnede "artikel 12, § 3" en de woorden "De bijstandsorganisatie" de zin "De vier sessies, vermeld in het tweede lid, zijn afgerond binnen achttien maanden na de beslissing van het agentschap waarin het de budgethouder verwijst naar een bijstandsorganisatie." ingevoegd.
Art.5. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, wordt een artikel 19bis/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 19bis/1. Het agentschap monitort de besteding van de budgetten op jaarbasis.
Als het agentschap vaststelt dat er tijdens een kalenderjaar geen overeenkomsten als vermeld in artikel 12, § 1 en § 2, zijn geregistreerd conform artikel 12, § 3, of als de budgethouder tijdens een kalenderjaar geen kostenstaten als vermeld in artikel 11/1, § 2, heeft ingediend, neemt het agentschap daarover met een brief en telefonisch contact op met de budgethouder.
Als de budgethouder niet reageert op de brief, vermeld in het tweede lid, binnen dertig dagen nadat die is verzonden, stuurt het agentschap een herinneringsbrief naar de budgethouder.
Als de budgethouder niet reageert op de herinneringsbrief, vermeld in het derde lid, kan het agentschap beslissen dat de budgethouder zich moet laten bijstaan door een bijstandsorganisatie. De budgethouder sluit een overeenkomst met een bijstandsorganisatie waarin wordt voorzien in minstens vier sessies hoogdrempelige individuele bijstand. De bijstand die wordt geboden door de bijstandsorganisatie, wordt vergoed met het budget van de persoon met een handicap.
De budgethouder deelt de overeenkomst, vermeld in het vierde lid, mee aan het agentschap. De vier sessies, vermeld in het vierde lid, zijn afgerond binnen achttien maanden na de beslissing van het agentschap waarin het de budgethouder verwijst naar een bijstandsorganisatie. De bijstandsorganisaties informeren het agentschap over de bijstand die is verleend conform het vierde lid.
Als de budgethouder geen overeenkomst sluit als vermeld in het vierde lid, worden de kosten die zijn vermeld op een kostenstaat als vermeld in artikel 11/1, § 2 niet meer terugbetaald en vervalt de beslissing van het agentschap over de terbeschikkingstelling van het budget.".
Art.6. Artikel 1, 3°, treedt in werking op 1 januari 2025.
Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, is belast met de uitvoering van dit besluit.