Details





Titel:

15 DECEMBER 2022. - Besluit van de Regering tot uitvoering van het decreet van 27 juni 2022 betreffende het zorgbudget voor ouderen



Inhoudstafel:

Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
Hoofdstuk 2. - Zorgbudget voor ouderen
Afdeling 1. - Basiszorgbudget
Art. 2
Afdeling 2. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 3-4
Hoofdstuk 3. - Toekenningsprocedure en terugvorderingsprocedure
Afdeling 1. - Aanvragen
Art. 5-8
Afdeling 2. - Behandeling van de aanvragen
Art. 9-15
Afdeling 3. - Beslissingen
Art. 16-18
Afdeling 4. - Beroepen
Art. 19-21
Afdeling 5. - Inlichtingen die door de administratie of de aanvrager moeten worden verstrekt
Art. 22-23
Afdeling 6. - Uitbetaling
Art. 24-25
Afdeling 7. - Terugvordering
Art. 26-29
Hoofdstuk 4. - Slotbepalingen
Art. 30-33



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1990022161  2009203941 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
  Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° decreet: het decreet van 27 juni 2022 betreffende het zorgbudget voor ouderen;
  2° administratie: het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;
  3° Dienst voor zelfbeschikkend leven: de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven;
  4° zorgbudget: het basiszorgbudget en de sociale bijslag vermeld in hoofdstuk 2 van het decreet van 27 juni 2022 betreffende het zorgbudget voor ouderen;
  5° werkdagen: alle dagen met uitzondering van de zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen.

Hoofdstuk 2. - Zorgbudget voor ouderen
Afdeling 1. - Basiszorgbudget
Art.2. Onverenigbaarheden met het basiszorgbudget
  § 1 - Als de oudere op het ogenblik van de indiening van de aanvraag een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietegemoetkoming in de zin van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap ontvangt overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van het decreet, onderzoekt de administratie of het zorgbudget voordeliger is voor de oudere dan de tegemoetkoming.
  Als het zorgbudget voordeliger is en als aan de overige voorwaarden vermeld in de artikelen 4, 7 en, naargelang van het geval, 9 van het decreet is voldaan, kan een positieve beslissing over de toekenning van het zorgbudget worden genomen overeenkomstig de artikelen 11 en 13. Als het zorgbudget niet voordeliger is, wordt geen zorgbudget toegekend.
  § 2 - Op het formulier dat of de online-applicatie die de administratie overeenkomstig artikel 7 ter beschikking stelt, vermeldt de aanvrager of de oudere een in artikel 10 van het decreet vermelde tegemoetkoming of een in artikel 14 van het decreet vermelde uitkering ontvangt of heeft ontvangen en vermeldt hij het bedrag van die tegemoetkoming of uitkering.

Afdeling 2. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art.3. Indexering
  Vanaf het jaar 2024 worden de bedragen vermeld in de artikelen 6 en 8 van het decreet, op basis van de evolutie van de indexering van de wedden in de openbare sector van de Duitstalige Gemeenschap, jaarlijks in januari aangepast aan de spilindex 138,01 van de maand september van het vorige jaar.

Art.4. Nadere regels in geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard
  In afwijking van artikel 16 treedt de beslissing over de aanvraag van een oudere die vanuit een andere deelentiteit naar het Duitse taalgebied is verhuisd en die op het tijdstip van de verhuizing een met het zorgbudget vergelijkbare uitkering van een andere deelentiteit ontving, in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de verhuizing, mits de aanvraag binnen drie maanden na de verhuizing is ingediend.
  Onder verhuizing in de zin van het tweede lid wordt verstaan: de inschrijving van de oudere in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister op basis van de gegevens van het rijksregister, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten.

Hoofdstuk 3. - Toekenningsprocedure en terugvorderingsprocedure
Afdeling 1. - Aanvragen
Art.5. Minimumleeftijd voor het indienen van een aanvraag
  De aanvrager kan de aanvraag voor een zorgbudget ten vroegste indienen op de dag dat de oudere de wettelijke pensioenleeftijd bereikt.

Art.6. Indienen van een aanvraag
  Met toepassing van artikel 17 van het decreet dient de aanvrager de aanvraag voor een zorgbudget in bij de administratie.
  De aanvraag kan schriftelijk of digitaal worden ingediend. Een digitale aanvraag kan ook worden ingediend in de vorm van een onlineformulier dat de aanvrager zelf of met hulp van de Dienst voor zelfbeschikkend leven, de administratie of een andere instelling invult.
  Als een oudere uit een andere deelentiteit naar het Duitse taalgebied verhuist en op het tijdstip van zijn verhuizing een uitkering krijgt die vergelijkbaar is met het zorgbudget, dan moet hij overeenkomstig dit besluit een nieuwe aanvraag indienen.

Art.7. Vorm van de aanvraag
  De aanvrager dient de aanvraag in via een door de administratie ter beschikking gesteld formulier dat hij invult en daarna per post of via de daartoe gecreëerde online-applicatie aan de administratie verzendt.

Art.8. Inhoud van de aanvraag
  § 1 - De administratie kan, naast de gegevens waartoe ze met inachtneming van de toepasselijke voorschriften inzake bescherming van de persoonsgegevens toegang heeft, via het aanvraagformulier in het bijzonder vragen om de in dit artikel vermelde inlichtingen.
  § 2 - Met het aanvraagformulier voor het zorgbudget voor ouderen kunnen de volgende inlichtingen over de oudere worden gevraagd:
  1° naam, voornaam, rijksregisternummer, verzekeringsstatus, geboortedatum, geslacht, woonplaats, telefoonnummer en e-mailadres;
  2° vermelding of in de laatste zes maanden een BelRAI-screener is uitgevoerd;
  3° communicatietaal;
  4° vermelding of recht op een verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging bestaat;
  5° vermelding of overeenkomstig de artikelen 10 en 14 van het decreet recht op andere tegemoetkomingen van Belgische deelentiteiten bestaat, het bedrag ervan en de bevoegde autoriteit;
  6° vermelding of recht bestaat op buitenlandse verstrekkingen op het gebied van "uitkeringen voor langdurige zorg" overeenkomstig de artikelen 3 en 34 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, de hoogte van de bedragen en de bevoegde autoriteit in de betrokken lidstaat;
  7° rekeningnummer en bankgegevens.
  Op het aanvraagformulier voor het zorgbudget vermeld in het eerste lid kunnen ook de volgende gegevens over de wettelijke vertegenwoordiger en de gevolmachtigde van de oudere worden opgevraagd:
  1° naam, voornaam, woonplaats of bedrijfszetel, telefoonnummer en e-mailadres;
  2° band met de oudere.
  § 3 - Naast de gegevens vermeld in paragraaf 2 worden de datum van de aanvraag en de naam van de bevoegde medewerker van de Dienst voor zelfbeschikkend leven opgevraagd. Het aanvraagformulier bevat ook een veld waarmee de aanvrager aan de administratie toestemming geeft om de identiteit van de rekeninghouder te verifiëren.

Afdeling 2. - Behandeling van de aanvragen
Art.9. Rijksregister van de natuurlijke personen
  De administratie maakt gebruik van het Rijksregister van de natuurlijke personen om de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen te verkrijgen of om de juistheid van die gegevens te verifiëren.
  Het gebruik van een andere bron is alleen toegestaan als de noodzakelijke gegevens niet beschikbaar zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Art.10. Inlichtingen die bij de behandeling van de aanvragen moeten worden gebruikt
  § 1 - De administratie onderzoekt de aanvraag op basis van de door de aanvrager verstrekte informatie en op basis van de informatie die zij rechtstreeks verkrijgt van de instelling of persoon die over de informatie beschikt.
  Met behoud van de mogelijkheid van controle door de administratie wordt ervan uitgegaan dat de door de aanvrager verstrekte inlichtingen, documenten en bewijzen waarheidsgetrouw zijn.
  § 2 - Met het oog op de administratieve verificatie verwerkt de administratie onder meer de wettelijke identificatiegegevens die in het Rijksregister van de natuurlijke personen vermeld staan.

Art.11. Procedure voor de behandeling van de aanvragen
  § 1 - De administratie verstrekt de oudere een ontvangstbevestiging waarin de datum van ontvangst van de aanvraag wordt vermeld.
  Als datum van ontvangst geldt de datum van de ontvangststempel van de administratie of de datum waarop de administratie de aanvraag heeft ontvangen via de online-applicatie die voor het indienen van de aanvraag ter beschikking wordt gesteld.
  § 2 - De administratie beslist binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst vermeld in paragraaf 1, of:
  1° de aanvraag volledig is;
  2° de oudere onder het toepassingsgebied van het decreet valt overeenkomstig artikel 4, § 1, eerste lid, 1°, § 2, 1°, § 3, 1° of § 4, eerste lid, van het decreet.
  § 3 - Als de aanvraag volledig is, stelt de administratie de aanvrager daarvan in kennis.
  Als de aanvraag niet volledig is, deelt de administratie de oudere schriftelijk mee welke aanvullende inlichtingen of documenten hij moet verstrekken binnen een termijn van één maand na kennisgeving van het schrijven waarin om deze documenten wordt verzocht. Als de oudere de aanvullende inlichtingen of documenten niet binnen die termijn indient, is artikel 18, tweede lid, van het decreet van toepassing.
  § 4 - Als de aanvraag volledig is, aan de voorwaarden vermeld in artikel 4 van het decreet is voldaan en in de laatste zes maanden nog geen BelRAI-screener is uitgevoerd, is artikel 12 van toepassing.
  Als de aanvraag volledig is, aan de voorwaarden van artikel 4 van het decreet is voldaan en in de laatste zes maanden een BelRAI-screener is uitgevoerd, is artikel 13 van toepassing.
  § 5 - Als niet aan de voorwaarde vermeld in § 2, eerste lid, 2°, is voldaan, verklaart de administratie de aanvraag niet-ontvankelijk.
  De administratie zendt de verklaring van niet-ontvankelijkheid aangetekend toe aan de aanvrager. Daarin wordt het volgende vermeld:
  1° de mogelijkheid om beroep in te stellen;
  2° de bevoegde instanties die kennis nemen van het beroep;
  3° de in acht te nemen termijnen en vormvoorschriften.

Art.12. Vaststelling van de ondersteuningsbehoefte door de Dienst voor zelfbeschikkend leven
  § 1 - Als de oudere de laatste zes maanden geen BelRAI-screener heeft gehad of als de oudere verzoekt om een herziening van zijn ondersteuningsbehoefte overeenkomstig artikel 14, stuurt de administratie het verzoek door naar de Dienst voor zelfbeschikkend leven.
  § 2 - Na ontvangst van de aanvraag stuurt de Dienst voor zelfbeschikkend leven een uitnodiging naar de oudere om de ondersteuningsbehoefte te bepalen op basis van de BelRAI-screener.
  Overeenkomstig artikel 7, § 2, derde lid, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt heeft de oudere het recht zich te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon bij het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte.
  § 3 - Binnen een termijn van dertig werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag, stelt de Dienst voor zelfbeschikkend leven de ondersteuningsbehoefte van de oudere vast en zendt hij de aanvraag door aan de administratie voor verdere behandeling.

Art.13. Beslissing over de aanvraag
  Binnen de termijn vermeld in artikel 19, eerste lid, van het decreet beslist de Minister over de toekenning of de weigering van het zorgbudget op basis van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de oudere en op basis van de voorwaarden bepaald in de artikelen 4, 7 en 9 van het decreet.
  De administratie zendt de beslissing van de Minister toe aan de aanvrager. Een weigering wordt aangetekend verzonden en vermeldt:
  1° de mogelijkheid om beroep in te stellen;
  2° de bevoegde instanties die kennis nemen van het beroep;
  3° de in acht te nemen termijnen en vormvoorschriften.

Art.14. Herziening van het recht op zorgbudget op verzoek van de aanvrager
  § 1 - De aanvrager kan een herziening van het recht op zorgbudget aanvragen als hij van oordeel is dat zich wijzigingen hebben voorgedaan die de toekenning of verhoging van het zorgbudget rechtvaardigen.
  Een aanvraag tot herziening wordt ingediend overeenkomstig artikel 6.
  De aanvraag tot herziening wordt onderzocht overeenkomstig de artikelen 9 tot 13.
  Alleen als de aanvraag tot herziening betrekking heeft op de vaststelling van de ondersteuningsbehoefte voert de Dienst voor zelfbeschikkend leven een nieuwe vaststelling van de ondersteuningsbehoefte overeenkomstig artikel 12 uit.
  § 2 - Als de vaststelling van de nieuwe ondersteuningsbehoefte tot gevolg heeft dat het zorgbudget wordt verhoogd, treedt de beslissing overeenkomstig artikel 13, tweede lid, 1°, van het decreet in werking op de dag van de maand waarin zijn ondersteuningsbehoefte is gewijzigd. Tot bewijs van het tegendeel geldt dat de ondersteuningsbehoefte is gewijzigd op de dag van de aanvraag tot herziening.
  § 3 - Als de vaststelling van de nieuwe ondersteuningsbehoefte tot gevolg heeft dat het zorgbudget wordt verminderd, treedt de beslissing overeenkomstig artikel 13, tweede lid, 1°, van het decreet in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de oudere zich in een van de in paragraaf 1 vermelde situaties bevindt.

Art.15. Herziening van het recht op zorgbudget van ambtswege
  § 1 - Overeenkomstig artikel 11, eerste lid, van het decreet kan het recht op zorgbudget in de volgende gevallen ambtshalve worden herzien:
  1° als de oudere niet langer voldoet aan één of meer van de voorwaarden vermeld in artikel 4 van het decreet;
  2° als de ondersteuningsbehoefte van de oudere verandert;
  3° als de beslissing over de eerste toekenning van het zorgbudget een juridische of materiële fout bevat;
  4° als elementen erop wijzen dat de ondersteuningsbehoefte van de oudere is gewijzigd en de oudere de administratie daarvan niet in kennis heeft gesteld overeenkomstig artikel 23.
  § 2 - Als een situatie als bedoeld in § 1, 2° en 3°, tot gevolg heeft dat het zorgbudget wordt verhoogd, treedt de beslissing overeenkomstig artikel 13, tweede lid, 1°, van het decreet in werking op de dag van de maand waarin de ondersteuningsbehoefte is gewijzigd.
  Als een situatie als bedoeld in § 1, 2°, tot gevolg heeft dat het zorgbudget wordt verminderd, treedt de beslissing overeenkomstig artikel 13, tweede lid, 1°, van het decreet in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de oudere zich in een van de in paragraaf 1 vermelde situaties bevindt.
  Indien de situatie vermeld in § 1, 3°, zich voordoet, heeft de nieuwe beslissing uitwerking vanaf de dag dat de onwettige beslissing werkzaam had moeten worden, met behoud van de toepasselijke verjaringsbepalingen.
  De beslissing tot herziening van ambtswege kan niet in werking treden vóór de datum van inwerkingtreding van de beslissing waarbij het zorgbudget voor het eerst wordt toegekend.

Afdeling 3. - Beslissingen
Art.16. Werkzaamheid van de beslissingen
  Beslissingen over een zorgbudgetaanvraag treden in werking op de dag dat de aanspraak op het zorgbudget overeenkomstig artikel 13 van het artikel ontstaat.

Art.17. Termijnen voor de kennisgeving
  Met toepassing van artikel 20, derde lid, 1°, van het decreet en met behoud van de toepassing van artikel 16 stelt de administratie de betrokkenen binnen twee weken nadat de beslissing is genomen en uiterlijk op het tijdstip van de uitvoering in kennis van elke beslissing die hen betreft.

Art.18. Aangetekende kennisgeving
  Elke kennisgeving van een beslissing om een ten onrechte uitbetaald zorgbudget terug te vorderen, geschiedt met toepassing van artikel 20, derde lid, 3°, van het decreet bij aangetekend schrijven.
  Als de oudere het aangetekend schrijven vermeld in het eerste lid niet afhaalt, brengt de administratie de beslissing per gewone brief ter kennis van de oudere. Die brief bevat de datum van het aangetekend schrijven vermeld in het eerste lid. De datum van het aangetekend schrijven geldt als referentiedatum voor alle rechtsgevolgen en termijnen die uit de terugvordering voortvloeien.
  In afwijking van het eerste lid geschiedt een kennisgeving niet bij aangetekend schrijven, als het ten onrechte uitbetaalde bedrag 50 euro of minder bedraagt.

Afdeling 4. - Beroepen
Art.19. Beroepsprocedure
  De oudere kan bij de administratie beroep instellen door het in artikel 20 vermelde formulier in te vullen. Hij vult dit formulier zelf in of neemt contact op met de Dienst voor zelfbeschikkend leven, de administratie of een andere instelling om het formulier samen met een personeelslid in te vullen.
  Om de niet-ontvankelijkheid van het beroep te voorkomen, vraagt de oudere het formulier aan bij de administratie binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de kennisgeving van de in artikel 17 vermelde kennisgeving van de beslissing.

Art.20. Formulier om beroep in te stellen
  § 1 - De administratie stelt een bezwaarformulier ter beschikking op verzoek van alle ouderen die overeenkomstig artikel 17 in kennis zijn gesteld van een beslissing tot toekenning of weigering van het zorgbudget, een beslissing tot herziening of een beslissing tot herziening van ambtswege.
  Het formulier vermeld in het eerste lid bevat de volgende gegevens:
  1° rijksregisternummer, naam, voornaam, woonplaats en telefoonnummer van de oudere of van de aanvrager;
  2° dossiernummer van de aanvraag van de oudere;
  3° aard en inhoud van de inlichtingen en documenten die de oudere meegedeeld of ingediend heeft bij de Dienst voor zelfbeschikkend leven of bij de administratie;
  4° reden van het beroep;
  5° bevestiging dat de oudere op de hoogte is gebracht van het verdere verloop van zijn beroep bij de administratie en uitleg daarover heeft gekregen;
  6° bij de administratie aangestelde contactpersoon die het beroep ontvangt;
  7° plaats en datum;
  8° handtekening van de oudere of aanvrager.
  § 2 - Om niet-ontvankelijkheid van het beroep te voorkomen, dient de oudere het bezwaarformulier en alle stukken die relevant zijn voor het beroep in binnen een maand nadat de administratie het formulier heeft toegezonden.

Art.21. Behandeling van het beroep en beslissing over het beroep
  § 1 - Voor zover het beroep betrekking heeft op de vaststelling van de ondersteuningsbehoefte zendt de administratie het toe aan de Dienst voor zelfbeschikkend leven. De Dienst voor zelfbeschikkend leven onderzoekt het en voert zo nodig een nieuwe vaststelling van de ondersteuningsbehoefte uit overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 12. Het onderzoek van het beroep en de eventuele nieuwe vaststelling van de ondersteuningsbehoefte worden door andere medewerkers gedaan dan degenen die de oorspronkelijke vaststelling hebben uitgevoerd.
  Binnen een termijn van dertig werkdagen nadat de Dienst voor zelfbeschikkend leven het beroep van de administratie heeft ontvangen, bezorgt de Dienst voor zelfbeschikkend leven de resultaten van zijn onderzoek van het beroep aan de administratie.
  § 2 - De Minister beslist over het beroep binnen 45 werkdagen na ontvangst van het bezwaarformulier. De administratie zendt de beslissing aangetekend toe aan de aanvrager.
  Indien de Minister de aanvraag opnieuw afwijst, bevat de beslissing:
  1° de mogelijkheid om beroep in te stellen;
  2° de bevoegde instanties die kennis nemen van het beroep;
  3° de in acht te nemen termijnen en vormvoorschriften.

Afdeling 5. - Inlichtingen die door de administratie of de aanvrager moeten worden verstrekt
Art.22. Inlichtingen die door de administratie moeten worden verstrekt
  Met behoud van de toepassing van artikel 20 van het decreet verstrekt de administratie de aanvrager, op diens verzoek, alle nuttige inlichtingen omtrent zijn rechten en plichten en bezorgt ze hem, op eigen initiatief, alle aanvullende inlichtingen die voor de behandeling van zijn aanvraag of voor de vrijwaring van zijn rechten noodzakelijk zijn. Bovendien adviseert ze hem over de uitoefening van zijn rechten of de nakoming van zijn plichten.
  De administratie verstrekt de aanvrager de volgende nuttige inlichtingen:
  1° de voorwaarden voor de toekenning van het aangevraagde zorgbudget;
  2° de voorwaarden voor het behoud van de toekenning van het zorgbudget;
  3° de elementen die in aanmerking zijn genomen voor de berekening van het bedrag van het zorgbudget;
  4° de inlichtingen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens vermeld in de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG en vermeld in de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. De administratie verstrekt die inlichtingen op het tijdstip van de aanvraag op eigen initiatief aan de aanvrager.
  Telkens als een zorgbudget wordt aangevraagd, deelt de administratie de aanvrager van ambtswege mee welke inlichtingen hij overeenkomstig artikel 23 aan de administratie moet verstrekken opdat de administratie de aanvraag voor een zorgbudget correct kan behandelen.
  De inlichting vermeld in het eerste lid:
  1° vermeldt duidelijk het referentienummer van het behandelde dossier;
  2° is precies en volledig;
  3° is gratis;
  4° wordt binnen een termijn van 45 werkdagen verstrekt.

Art.23. Inlichtingen die door de aanvrager moeten worden verstrekt
  De aanvrager deelt de administratie elk element mee dat een wijziging van de toekenning of de betaling van een zorgbudget tot gevolg zou kunnen hebben, met uitzondering van de inwerkingtreding van een wettelijke, decretale of reglementaire bepaling die de oudere zou kunnen betreffen. Artikel 23, derde lid, van het decreet is van toepassing als die inlichting niet wordt meegedeeld binnen drie maanden na de datum van de gebeurtenis of binnen drie maanden na de datum waarop de aanvrager kennis heeft gekregen van de gebeurtenis.

Afdeling 6. - Uitbetaling
Art.24. Tijdstip van de uitbetaling
  Met behoud van de toepassing van artikel 19 van het decreet wordt het zorgbudget uiterlijk op de 20e dag van de maand waarop het betrekking heeft, uitbetaald.

Art.25. Te late uitbetaling
  Met behoud van de toepassing van artikel 24 geldt een uitbetaling als 'te laat' in de zin van artikel 27 van het decreet, als ze niet geschiedt in de loop van de maand waarop ze betrekking heeft.
  De achterstallige bedragen worden samen met de eerstvolgende uitbetaling van het zorgbudget betaald.

Afdeling 7. - Terugvordering
Art.26. Buitengerechtelijke terugvordering
  § 1 - Met behoud van de toepassing van artikel 24 van het decreet en met behoud van de toepassing van artikel 25 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap besluit de administratie tot terugvordering van het bedrag in kwestie, als ze vaststelt dat ten onrechte zorgbudget uitbetaald werd.
  § 2 - Het ten onrechte uitbetaalde bedrag dat overeenkomstig artikel 18 ter kennis is gebracht van de oudere, wordt ingehouden op latere uitkeringen die aan de ouder verschuldigd zijn.
  § 3 - Als geen uitkeringen meer verschuldigd zijn aan de betrokken oudere en het bedrag niet teruggevorderd kan worden via een inhouding in de zin van paragraaf 2, maant de administratie de oudere aan om het ten onrechte uitbetaalde bedrag volledig terug te betalen binnen een termijn van dertig kalenderdagen die ingaat vanaf de kennisgeving. Die beslissing kan ter kennis gebracht worden samen met het besluit vermeld in paragraaf 1.
  In het geval vermeld in het eerste lid en binnen een termijn van dertig kalenderdagen die ingaat vanaf de kennisgeving vermeld in het eerste lid, kan de oudere de administratie schriftelijk om een terugbetaling in schijven verzoeken. Het verzoek van de oudere stuit de in het eerste lid vermelde termijn waarbinnen het volledige bedrag moet worden terugbetaald totdat de nieuwe termijn begint te lopen overeenkomstig het vijfde lid.
  De administratie aanvaardt het verzoek, als het ten onrechte uitbetaalde bedrag niet gebaseerd is op arglist, bedrog of bedrieglijke handelingen of op een fout van de aanvrager vermeld in artikel 23, derde lid, van het decreet. In dat geval stelt de administratie aan de oudere een plan tot terugbetaling in schijven voor.
  Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na overzending van het verzoek van de oudere wordt het met toepassing van het derde lid opgemaakte terugbetalingsplan ter aanvaarding ter kennis gebracht van de oudere. Indien het terugbetalingsplan niet ter kennis wordt gebracht binnen die termijn, wordt het verzoek tot terugbetaling in schijven als afgewezen beschouwd. Het verzoek wordt ook als afgewezen beschouwd, als de oudere het voorstel van de administratie niet aanvaardt binnen een termijn van vijftien kalenderdagen die ingaat vanaf de kennisgeving van het voorstel.
  De termijn voor de volledige terugbetaling begint opnieuw te lopen als:
  1° de administratie het verzoek vermeld in het tweede lid niet inwilligt;
  2° het terugbetalingsplan als afgewezen wordt beschouwd of;
  3° de oudere zich niet houdt aan de voorwaarden gesteld in het plan tot terugbetaling in schijven vermeld in het vierde lid.
  § 4 - Na terugbetaling van de schuld bezorgt de administratie aan de oudere een bevestiging dat de ten onrechte uitbetaalde bedragen volledig terugbetaald werden.

Art.27. Gerechtelijke terugvordering
  Met behoud van de toepassing van artikel 25 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap stelt de administratie - na de aanmaning tot betaling van de ten onrechte uitbetaalde bedragen met toepassing van artikel 26, § 3, eerste lid, of bij niet-naleving van de voorwaarden vervat in het plan tot terugbetaling in schijven vermeld in artikel 26, § 3, vierde lid - een procedure tot terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bedragen in op grond van artikel 580, 8°, g), van het Gerechtelijk Wetboek, als ze vaststelt dat ze de bedragen niet via buitengerechtelijke weg kan terugvorderen.

Art.28. Niet-invordering van te onzekere of te dure terugvorderingen
  § 1 - De Regering kan afzien van de in artikel 27 vermelde gerechtelijke terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en kan die bedragen niet-invorderbaar verklaren, als ze het totale bedrag van 800 euro niet overschrijden.
  Als ten onrechte uitbetaalde bedragen niet teruggevorderd kunnen worden door inhouding op nog uitstaande uitkeringen en als de daaruit resulterende schuld niet hoger is dan 30 euro, kan de Regering afzien van de buitengerechtelijke terugvordering vermeld in artikel 26 en de bedragen niet-invorderbaar verklaren.
  § 2 - De Regering kan afzien van de gedwongen tenuitvoerlegging van de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en die bedragen niet-invorderbaar verklaren, als die bedragen het totale bedrag van 800 euro niet overschrijden.
  Indien het verschuldigde totaalbedrag de som van 800 euro niet overschrijdt, kan de Regering eveneens ervan afzien om de curator over het faillissement van hun schuldenaar in toelating te dagvaarden.
  § 3 - De Regering kan afzien van terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen via gerechtelijke vervolging of gedwongen tenuitvoerlegging en die bedragen niet-invorderbaar verklaren, indien de schuldenaar zijn woonplaats in het buitenland heeft en in België geen voor beslag vatbare goederen bezit.
  § 4 - De Regering kan afzien van de gedwongen tenuitvoerlegging en de bedragen niet-invorderbaar verklaren, indien de waarde van de goederen waarop beslag is gelegd, onvoldoende blijkt om de kosten te dekken die verbonden zijn aan het voortzetten van de procedure.

Art.29. Niet-invordering om sociale redenen
  § 1 - In het geval vermeld in artikel 35, § 3, van het decreet kan de Regering, afhankelijk van het beschikbare gezinsinkomen, afzien van de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en die bedragen niet-invorderbaar verklaren. Als beschikbaar gezinsinkomen wordt beschouwd: elk bedrag, van welke aard ook, waarover de oudere, zijn echtgenoot en de persoon met wie hij een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd, beschikt. Daaronder valt niet het zorgbudget dat de voormelde personen ontvangen.
  Als de Regering met toepassing van het eerste lid afziet van de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en die bedragen niet-invorderbaar verklaart, geschiedt dat:
  1° ten belope van 100% van het verschuldigde bedrag, als het beschikbare inkomen van de aanvrager niet hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 1409, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek;
  2° ten belope van 90% van het verschuldigde bedrag, als het beschikbare inkomen niet hoger is dan 103% van het bedrag vermeld in 1°;
  3° ten belope van 80% van het verschuldigde bedrag, als het beschikbare inkomen niet hoger is dan 106% van het bedrag vermeld in 1°;
  4° ten belope van 70% van het verschuldigde bedrag, als het beschikbare inkomen niet hoger is dan 109% van het bedrag vermeld in 1°;
  5° ten belope van 60% van het verschuldigde bedrag, als het beschikbare inkomen niet hoger is dan 112% van het bedrag vermeld in 1°;
  6° ten belope van 50% van het verschuldigde bedrag, als het beschikbare inkomen niet hoger is dan 115% van het bedrag vermeld in 1°;
  7° ten belope van 40% van het verschuldigde bedrag, als het beschikbare inkomen niet hoger is dan 118% van het bedrag vermeld in 1°;
  8° ten belope van 30% van het verschuldigde bedrag, als het beschikbare inkomen niet hoger is dan 121% van het bedrag vermeld in 1°;
  9° ten belope van 20% van het verschuldigde bedrag, als het beschikbare inkomen niet hoger is dan 124%van het bedrag vermeld in 1°;
  10° ten belope van 10% van het verschuldigde bedrag, als het beschikbare inkomen niet hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 1409, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
  Als het beschikbare inkomen hoger is dan het bedrag bepaald in het tweede lid, 10°, kan de Regering niet meer afzien van de terugvordering op grond van het eerste lid.
  Indien de met toepassing van het tweede lid berekende bedragen op een centgedeelte van een euro eindigen, wordt tot de hogere of lagere volle euro afgerond naargelang het centgedeelte al dan niet 0,5 bereikt.
  Voor de toepassing van het tweede en het derde lid wordt het beschikbare gezinsinkomen per oudere, voor het zorgbudget dat hij ontvangt, verminderd met het bedrag bepaald in artikel 1409, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
  Om het beschikbare gezinsinkomen te bepalen, wordt rekening gehouden met de situatie van het gezin op het tijdstip van de aanvraag om af te zien van de terugvordering.
  § 2 - Voor de toepassing van dit artikel bezorgt de aanvrager de Regering elk ter zake dienend document dat nodig is om het beschikbare gezinsinkomen te berekenen.
  § 3 - De Regering beslist over de niet-invordering binnen de termijn bepaald in artikel 19 van het decreet.
  § 4 - Maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging worden geschorst, zodra een oudere een aanvraag doet om af te zien van de terugvordering. Ze worden weer opgenomen vanaf de datum waarop een beslissing over die aanvraag werd genomen.

Hoofdstuk 4. - Slotbepalingen
Art.30. Opheffingsbepaling
  Het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 15 oktober 2015, wordt opgeheven.

Art.31. Wijzigingsbepaling
  (Geldt alleen voor de Duitse versie.)

Art.32. Inwerkingtreding
  Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023.

Art. 33. Uitvoeringsbepaling
  De Minister bevoegd voor het Ouderenbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.