Details





Titel:

4 MEI 2023. - Wet tot invoering van een unieke aangifte voor wat betreft de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de aanvullende pensioenen



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen
Art. 3-13
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen
Art. 14
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1994021117  2013022147 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
Art.2. In artikel 191, eerste lid, 7°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2018, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "de opbrengst van een inhouding van 3,55 % verricht op de wettelijke ouderdoms-, rust-, anciënniteits- en overlevingspensioenen of op elk ander als zodanig geldend voordeel of elke overgangsuitkering ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling, op elk aanvullend pensioen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot uitvoering van artikel 306 van de Programmawet (I) van 27 december 2006 en bedoeld als aanvulling of vervanging van een wettelijk pensioen ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft alsmede op elk voordeel, bedoeld als aanvulling van een wettelijk pensioen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft."

HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen
Art.3. In het artikel 68, § 1, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, vervangen door het koninklijk besluit van 16 december 1996 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder a), eerste lid, wordt aangevuld met de woorden: ", van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling.";
  2° de bepaling onder b) wordt opgeheven;
  3° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt:
  "c) onder "aanvullend pensioen":
  1° elk aanvullend pensioen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot uitvoering van artikel 306 van de Programmawet (I) van 27 december 2006 en bedoeld als aanvulling of vervanging van een wettelijk pensioen ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft;
  2° elk voordeel, bedoeld als aanvulling van een wettelijk pensioen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft.
  Het vakantiegeld en het aanvullend vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de verwarmingstoelage, de aanpassingsvergoeding, de forfaitaire welvaartspremie en de bijzondere bijslag voor zelfstandigen worden niet beschouwd als wettelijke of aanvullende pensioenen in de zin van de bepaling onder a) of c);";
  4° in de bepaling onder e), tweede lid, 1°, worden de woorden "instelling van internationaal publiek recht" vervangen door de woorden "internationale instelling";
  5° in de bepaling onder h), worden de woorden "van het pensioen of van het aanvullend voordeel" vervangen door de woorden "van het wettelijk pensioen of van het aanvullend pensioen";
  6° de bepaling onder i) wordt hersteld als volgt:
  "i) onder "DB2P", de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen, zoals opgericht door de programmawet van 27 december 2006, en beheerd door de vzw SiGeDiS;";
  7° de bepaling onder l) wordt opgeheven.

Art.4. In artikel 68, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 december 1996 en gewijzigd bij de wet van 17 februari 2019, worden het eerste tot het derde lid vervangen als volgt:
  " § 2. Onverminderd de toepassing van de paragrafen 3 en 6 verrichten de uitbetalingsinstellingen, volgens de in artikel 68ter, § 1, bepaalde nadere regels, op de wettelijke pensioenen die betaald worden vanaf 1 januari 1997, en dit ongeacht hun ingangsdatum, een afhouding waarvan het bedrag overeenkomstig de bij het vierde lid bepaalde tabel wordt vastgesteld, rekening houdend enerzijds met het in het tweede lid bepaalde totaal maandelijks brutobedrag van het geheel van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen en anderzijds met de hoedanigheid van de begunstigde.
  Het totaal maandelijks brutobedrag van het geheel van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen, ongeacht hun ingangsdatum of, in geval van betaling in de vorm van een kapitaal, ongeacht de vereffeningsdatum, wordt bekomen door de som te maken van:
  - de maandelijkse brutobedragen van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen;
  - de brutobedragen, naar behoren omgezet in maandelijkse bedragen, van de wettelijke pensioenen, en de periodieke aanvullende pensioenen die niet maandelijks betaald worden;
  - de maandelijkse brutobedragen van de fictieve renten die overeenstemmen met in de vorm van een kapitaal betaalde wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen.
  De omzetting in een fictieve rente van wettelijke pensioenen en aanvullende pensioenen die werden betaald in de vorm van een kapitaal, geschiedt door het bedrag van het kapitaal te delen door de coëfficiënt die, volgens de van kracht zijnde barema's inzake de omzetting in kapitaal van arbeidsongevallenrenten in de overheidssector, overeenstemt met de leeftijd van begunstigde op de dag van de betaling van het kapitaal. De Koning kan op basis van de meest recente mortaliteitstabellen andere omzettingsbarema's vaststellen die zullen worden gebruikt voor de toepassing van dit artikel. Elke wijziging van omzettingsbarema's brengt de vaststelling van een nieuw bedrag van de fictieve rente met zich mee."

Art.5. In artikel 68, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 december 1996 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 februari 2019, worden paragrafen 3 en 4 vervangen als volgt:
  " § 3. Het gedeelte van de met toepassing van paragraaf 2 uit te voeren afhouding dat overeenstemt met wettelijke en/of aanvullende pensioenen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel en/of van een pensioenstelsel van een internationale instelling wordt uitsluitend verricht:
  1° als de gerechtigde zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in België en een wettelijk pensioen of als zodanig geldend voordeel ten laste van een Belgisch pensioenstelsel geniet en hij, overeenkomstig Titel II van de Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels, niet onderworpen is aan de wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, van het Verenigd Koninkrijk of van Zwitserland;
  2° als de gerechtigde zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in een land dat geen lidstaat is van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte of buiten het Verenigd Koninkrijk of Zwitserland en een wettelijk pensioen of als zodanig geldend voordeel geniet ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, maar geen wettelijk pensioen of als zodanig geldend voordeel geniet ten laste van een pensioenstelsel in het woonstland.
  § 4. Het gedeelte van de met toepassing van paragraaf 2 uit te voeren afhouding dat overeenstemt met in artikel 68, § 1, c), 1°, bedoelde Belgische periodieke aanvullende pensioenen en met door Belgische uitbetalingsinstellingen vóór 1 januari 1997 in de vorm van een kapitaal betaalde aanvullende pensioenen, wordt verricht op de verschillende wettelijke pensioenen overeenkomstig de door paragraaf 6 vastgestelde rangorde."

Art.6. In artikel 68, § 5, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 december 1996 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "Belgische uitbetalingsinstellingen" en de woorden "aanvullende voordelen" respectievelijk vervangen door de woorden "Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstellingen" en de woorden "Belgische aanvullende pensioenen";
  2° in het tweede lid worden de woorden "Belgische uitbetalingsinstelling" en de woorden "aanvullend voordeel" respectievelijk ver-vangen door de woorden "Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstelling" en de woorden "Belgisch aanvullend pensioen";
  3° het eerste tot het derde lid worden vervangen als volgt:
  " § 5. De Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstelling van een in de vorm van een kapitaal betaald Belgisch aanvullend pensioen verricht, bij de uitbetaling van het kapitaal, een afhouding op het brutobedrag van dat kapitaal. De vzw SiGeDiS deelt, wanneer zij hiervoor over voldoende gegevens beschikt, het bedrag van de afhouding die op het kapitaal moet worden verricht en/of het daarmee overeenstemmende percentage mee aan de uitbetalingsinstelling.
  Wanneer de vzw SiGeDiS niet over voldoende gegevens beschikt om het bedrag van de afhouding of het daarmee overeenstemmende percentage vast te stellen, verricht de Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstelling, bij de uitbetaling van het kapitaal, ambtshalve een afhouding gelijk aan 2 % van het brutobedrag van dat kapitaal.
  De Koning kan de modaliteiten vaststellen voor de toepassing van het eerste en het tweede lid.";
  4° het vierde lid wordt vervangen als volgt:
  "De Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstelling stort de opbrengst van de met toepassing van het tweede of derde lid uitgevoerde afhouding aan de Dienst ten belope van het bedrag, tegen de vervaldatum en met de mededeling vermeld in het maandelijkse betaaloverzicht van de vzw SiGeDiS.";
  5° in het vierde lid worden de woorden "tweede of derde" vervangen door de woorden "eerste of tweede";
  6° in het zesde lid worden de woorden "Belgische uitbetalingsinstelling" vervangen door de woorden "Belgische of buitenlandse uit-betalingsinstelling";
  7° het zesde en het zevende lid worden opgeheven.

Art.7. In artikel 68, § 6, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 december 1996 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:
  "3° de rust- en overlevingspensioenen ten laste van een pensioenstelsel van de overheidssector beheerd door de Dienst;";
  2° de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt:
  "6° de rust- en overlevingspensioenen ten laste van het stelsel voor overzeese sociale zekerheid;".

Art.8. In artikel 68, § 7, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 december 1996, worden de woorden "pensioenen of aanvullende voordelen" vervangen door de woorden "wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen".

Art.9. In artikel 68, § 9, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 juni 1997, worden de woorden "uitbetaalde pensioenen of aanvullende voordelen" vervangen door de woorden "uitbetaalde wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen".

Art.10. Artikel 68bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 december 1996 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2016, wordt vervangen als volgt:
  " § 1. De Belgische uitbetalingsinstellingen delen ambtshalve aan de Dienst de bedragen mee van de wettelijke pensioenen die zij vereffenen.
  De aangifte tot staving van de vereffende bedragen geschiedt ten laatste de achtste werkdag van de maand volgend op deze waarin het wettelijk pensioen werd toegekend.
  Deze aangifte wordt uitgevoerd in de door de Dienst voorgeschreven vorm.
  § 1/1. De Belgische en buitenlandse uitbetalingsinstellingen bezorgen de aangiften van de gegevens in verband met de betaling van de in artikel 68, § 1, c), 1°, bedoelde Belgische aanvullende pensioenen, binnen de in § 1, tweede lid bepaalde termijn en in de vorm die is voorgeschreven door de vzw SiGeDiS, aan DB2P die deze gegevens meedeelt aan de Dienst.
  § 2. Iedere begunstigde die recht heeft op een wettelijk pensioen ten laste van een Belgisch pensioenstelsel en aan wie wettelijke en/of aanvullende pensioenen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel en/of van een pensioenstelsel van een internationale instelling worden toegekend, moet de volgende gegevens aangeven bij de Dienst binnen de in § 1, tweede lid, bepaalde termijn:
  - de bedragen van de wettelijke en/of aanvullende pensioenen betaald ten laste van een buitenlands pensioenstelsel en/of van een pensioenstelsel van een internationale instelling, alsook hun referentiedatum;
  - of het een begunstigde met gezinslast of een alleenstaande begunstigde betreft;
  - iedere wijziging aan voormelde gegevens.
  § 3. De Federale Overheidsdienst Financiën deelt aan de Dienst de identiteit van ieder persoon mee die één of meer wettelijke pensioenen en/of aanvullende pensioenen genoten heeft. Deze mededeling bevat eveneens de bedragen van deze wettelijke en/of aanvullende pensioenen, ongeacht het feit of het periodieke of in de vorm van een kapitaal betaalde pensioenen betreft."

Art.11. In artikel 68ter van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 december 1996 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de paragrafen 1 tot en met 2bis worden vervangen als volgt:
  " § 1. De Dienst stelt het bedrag van de afhouding vast overeenkomstig de bepalingen van artikel 68 en verricht de afhouding op de wettelijke pensioenen waarvan hij de dienst verzekert, vanaf de betaling die volgt op de mededeling bedoeld in artikel 68bis, §§ 1 en 2. In afwachting van deze mededeling verricht de Dienst ambtshalve een afhouding op grond van de gegevens waarover hij beschikt.
  Bovendien deelt de Dienst, met inachtname van de in artikel 68, § 6, vastgestelde rangorde, aan ieder van de uitbetalingsinstellingen die de afhouding moeten uitvoeren, het bedrag mee van:
  - de afhouding die door de betrokken uitbetalingsinstelling moet worden verricht en/of het daarmee overeenstemmende percentage;
  - het door de betrokken uitbetalingsinstelling vereffend pensioen dat in aanmerking werd genomen voor de vaststelling van de afhouding.
  De betrokken uitbetalingsinstelling verricht de afhouding op de wettelijke pensioenen waarvan zij de dienst verzekert overeenkomstig de van de Dienst ontvangen instructies vanaf de betaling die volgt op de datum van de in het vorige lid bepaalde mededeling. In afwachting van deze mededeling verricht de uitbetalingsinstelling ambtshalve de afhouding op grond van de gegevens waarover zij beschikt.
  De uitbetalingsinstelling die vaststelt dat het meegedeelde pensioenbedrag niet overeenstemt met het werkelijk door haar vereffend bedrag, meldt dit onmiddellijk aan de Dienst.
  § 2. Indien een wettelijk pensioen wordt uitgekeerd door meerdere uitbetalingsinstellingen, andere dan de Dienst, handelt de Dienst overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1, eerste en tweede lid, en de uitbetalingsinstelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1, derde en vierde lid.";
  2° de paragrafen 4 en 5 worden vervangen als volgt:
  " § 4. Indien wordt vastgesteld dat bij de bepaling van het percentage en/of het bedrag van de afhouding een materiële vergissing werd begaan, zet de Dienst ambtshalve de vergissing recht en deelt hij dit mee aan de uitbetalingsinstelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1, derde lid. Bovendien brengt de Dienst de begunstigde van de vergissing op de hoogte en betekent hij aan de begun-stigde de elementen waarop de nieuwe berekening van de afhouding steunt.
  Indien de vergissing aanleiding heeft gegeven:
  - tot ten onrechte verrichte afhoudingen, betaalt de bevoegde uitbetalingsinstelling deze aan de begunstigde terug, zonder dat hierop verwijlinteresten verschuldigd zijn;
  - tot het verrichten van een onvoldoende afhouding, past de bevoegde uitbetalingsinstelling het bedrag van de afhouding aan vanaf de betaling die volgt op de datum waarop de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de begunstigde werd betekend.
  § 5. De uitbetalingsinstellingen storten de opbrengst van de afhouding aan de Dienst tijdens de maand volgend op deze waarin het wettelijk pensioen werd uitbetaald.
  Indien de uitbetalingsinstellingen de in het eerste lid bedoelde termijn niet naleven, zijn zij van rechtswege aan de Dienst een toeslag van 10 pct. verschuldigd op de laattijdig gestorte bijdragen, alsmede een verwijlinterest van 12 pct. per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van deze termijn tot op de dag van betaling.
  De opbrengst van de afhouding, die verricht wordt op de pensioenen bedoeld in artikel 68, § 6, 3° en 5° tot 10°, wordt door de Dienst aangewend voor de financiering van de pensioenen ten laste van de Staatskas.".

Art.12. In artikel 68quinquies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 december 1996 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "artikel 68bis, § 1" vervangen door de woorden "artikel 68bis, § 1, eerste lid";
  2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "vierde lid" telkens vervangen door de woorden "tweede lid";
  3° paragraaf 1 wordt aangevuld met een derde lid, luidende:
  "Elke uitbetalingsinstelling die nalaat aan DB2P de in artikel 68bis, § 1/1, bedoelde aangifte te doen, binnen de in artikel 68bis, § 1, tweede lid, bedoelde termijn en in de vorm die is voorgeschreven door de vzw SiGeDiS, moet een forfaitaire vergoeding betalen van 25,00 EUR.";
  4° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "de Administratie der registratie en domeinen" vervangen door de woorden "de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen";
  5° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt:
  " § 4. De Dienst ziet de in artikel 68bis, §§ 2 en 3, bedoelde aangiften na.
  De Dienst kan voor de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk de medewerking vorderen van de administraties, instellingen en diensten wettelijke en/of aanvullende pensioenen toekennen en/of betalen.".

Art.13. In het artikel 68sexies, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 18 maart 2016 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, worden de woorden "het pensioen" vervangen door de woorden "het wettelijk pensioen";
  2° in het derde lid, worden de woorden "in het tweede lid" vervangen door de woorden "in het eerste en het tweede lid";
  3° in de Nederlandse tekst van het derde lid, wordt het woord "onderbroken" vervangen door het woord "gestuit".

HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen
Art.14. In het artikel 4, van de wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen, gewijzigd bij de wet van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het zevende lid, worden de woorden "het zesde lid" vervangen door de woorden "het vijfde en het zesde lid";
  2° in het zevende lid, wordt het woord "onderbroken" vervangen door het woord "gestuit".

HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 15. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2023 en is van toepassing op alle betalingen van Belgische aanvullende pensioenen die worden verricht vanaf deze datum, met uitzondering van artikel 6, 3°, 5° en 7°, dat in werking treedt op een door de Koning te bepalen datum.