7 SEPTEMBER 2023. - Wet tot wijziging van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de gegevensbeschermingsautoriteit inzake de mogelijkheid voor derde-belanghebbenden om tussen te komen in de procedure voor de geschillenkamer en om een beroep in te stellen tegen een beslissing van de geschillenkamer
Art. 1-5
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Artikel 71 van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Derde-belanghebbenden in de zin van artikel 108, § 3, tweede lid, wier belangen mogelijk worden geschaad door de beroepsprocedure vermeld in het eerste lid, kunnen tussenkomen in de procedure."
Art.3. Artikel 90 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Derde-belanghebbenden in de zin van artikel 108, § 3, tweede lid, wier belangen mogelijk worden geschaad door de beroepsprocedure vermeld in het eerste lid, kunnen tussenkomen in de procedure."
Art.4. Artikel 98 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Derde-belanghebbenden in de zin van artikel 108, § 3, tweede lid, wier belangen mogelijk worden geschaad door de procedure ten gronde, kunnen tussenkomen in de procedure."
Art. 5. Artikel 108 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 juli 2018, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
" § 3. Iedere derde-belanghebbende kan tegen een beslissing van de geschillenkamer binnen dertig dagen na de bekendmaking van de beslissing op de website van de Gegevensbeschermingsautoriteit beroep instellen bij het Marktenhof.
Onder derde-belanghebbende dient te worden verstaan de persoon die geen partij was in de procedure voor de geschillenkamer maar die een persoonlijk, rechtstreeks, zeker, actueel en wettig nadeel lijdt als gevolg van een beslissing van de geschillenkamer en in die mate doet blijken van een belang bij het uitstellen van een beroep tegen die beslissing."