5 OKTOBER 2023. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 24, § 2ter, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers voor 2022 en de daaropvolgende jaren
Art. 1-7
Artikel 1. § 1. Het bedrag bedoeld in artikel 24, § 2ter, van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers wordt voor 2022 definitief vastgesteld op 138.172.810 EUR.
§ 2. Voor het jaar 2022 is het saldo van de eindafrekening het verschil tussen het in artikel 1 bedoelde eindbedrag voor 2022 en het bedrag bedoeld in het koninklijk besluit van 12 december 2021 tot uitvoering van artikel 24, § 2ter, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers voor het jaar 2022. Dit saldo bedraagt 9.314.095 EUR en zal tegelijk met het overeenkomstig artikel 3 vastgestelde voorlopige bedrag voor 2024 worden betaald.
Art.2. Het groeipercentage van de gemiddelde gezondheidsindex van het jaar bedoeld in artikel 24, § 2ter, derde lid, van voornoemde wet van 29 juni 1981 is gelijk aan het verschil tussen de gemiddelde gezondheidsindex van het jaar waarin het bedrag bedoeld in artikel 24, § 2ter, van voornoemde wet van 29 juni 1981 wordt toegekend en de gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar; gedeeld door de gemiddelde gezondheidsindex van het voorgaande jaar. Het wordt dus als volgt berekend:
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-10-2023, p. 95198)
Voor de berekening wordt de groeivoet van de gemiddelde gezondheidsindex van het jaar afgerond op vier decimalen. Voor de waarde van het groeipercentage worden twee decimalen gebruikt.
Art.3. Voor het jaar N wordt een voorlopig bedrag berekend op basis van het overeenkomstig artikel 4 vastgestelde eindbedrag voor het jaar N-2 en de inflatieprognoses voor de jaren N-1 en N uit de Economische Begroting bedoeld in artikel 108, g), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gebruikt bij de opmaak van de initiële begroting voor het jaar N.
Het voorlopig bedrag voor het jaar N wordt als volgt berekend:
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-10-2023, p. 95198)
Het aldus vastgestelde voorlopige bedrag voor het jaar N wordt betaald in het jaar N.
Art.4. In het eerste kwartaal van jaar N+1 wordt het eindbedrag voor jaar N berekend op basis van het eindbedrag voor jaar N-1 en het definitieve groeipercentage van de gemiddelde gezondheidsindex voor jaar N met de definitieve gemiddelde gezondheidsindex. Het wordt dus als volgt berekend:
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-10-2023, p. 95198)
Art.5. § 1. Het saldo van de eindafrekening wordt voor het jaar N gedefinieerd als het verschil tussen het overeenkomstig artikel 4 vastgestelde eindbedrag en het overeenkomstig artikel 3 vastgestelde voorlopig bedrag.
§ 2. Het saldo van de eindafrekening voor het jaar N wordt geregulariseerd tegelijk met de betaling van het overeenkomstig artikel 3 vastgesteld voorlopige bedrag voor het jaar N+2.
Art.6. Voor het jaar 2023 wordt het saldo van de eindafrekening bepaald als het verschil tussen het overeenkomstig artikel 4 vastgestelde definitieve bedrag en het bedrag bedoeld in artikel 1, § 2, in het koninklijk besluit van 22 décember 2022 tot uitvoering van artikel 24, § 2ter, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers voor de jaren 2021 en 2023, en dat saldo wordt betaald samen met het overeenkomstig artikel 3 vastgestelde voorlopige bedrag voor het jaar 2025.
Art. 7. De minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.