1 OKTOBER 2023. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 147, § 4 en § 5, van de programmawet van 27 december 2021 betreffende de responsabiliseringsbijdrage
HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Uitvoering van artikel 147, § 4, eerste en tweede streepje van de wet met betrekking tot de storting van de opbrengst van de bijdrage
Art. 2-7
HOOFDSTUK 3. - Uitvoering van artikel 147, § 4, derde streepje van de wet met betrekking tot het verslag over de responsabiliseringsbijdrage
Art. 8-9
HOOFDSTUK 4. - Uitvoering van artikel 147, § 5, van de wet met betrekking tot het toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verplichtingen van de wet en van dit besluit
Art. 10-11
HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 12
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder:
1° wet: de programmawet van 27 december 2021;
2° bijdrage: de responsabiliseringsbijdrage bedoeld in artikel 143 van de wet;
3° verslag over de responsabiliseringsbijdrage: het jaarlijks verslag bedoeld in artikel 147, § 3, van de wet, dat wordt opgemaakt door het beheersorgaan van het Fonds voor bestaanszekerheid dat belast is met de besteding en het gebruik van de opbrengst van de responsabiliseringsbijdrage die verschuldigd is door werkgevers met een bovenmaatse instroom van werknemers in invaliditeit;
4° collectieve arbeidsovereenkomst: de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de bevoegde paritaire comités of paritaire subcomités waarbij, in toepassing van artikel 147, § 2, van de wet, een Fonds voor bestaanszekerheid wordt aangeduid en belast met de besteding en het gebruik van de opbrengst van de responsabiliseringsbijdrage bestemd voor preventieve maatregelen inzake gezondheid en veiligheid op het werk en/of maatregelen inzake duurzame herinschakeling van langdurig zieken.
HOOFDSTUK 2. - Uitvoering van artikel 147, § 4, eerste en tweede streepje van de wet met betrekking tot de storting van de opbrengst van de bijdrage
Art.2. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid informeert jaarlijks, tegen uiterlijk 15 februari van het jaar volgend op het jaar van inning, de bevoegde paritaire comités en paritaire subcomités waaronder de werkgevers ressorteren die de bijdrage hebben betaald, over de beschikbare opbrengst van deze bijdrage.
Art.3. § 1. De beschikbare opbrengst van de bijdrage wordt jaarlijks door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan het betrokken Fonds voor bestaanszekerheid gestort onder de voorwaarden bepaald in artikel 4, voor zover een collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten.
§ 2. De collectieve arbeidsovereenkomst vermeldt uitdrukkelijk dat zij werd gesloten met toepassing van artikel 147, § 2, van de wet.
Art.4. § 1 De aanvraag tot storting van de beschikbare opbrengst van de bijdrage wordt bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ingediend door het Fonds voor bestaanszekerheid dat in de collectieve arbeidsovereenkomst werd aangeduid en belast met de besteding en het gebruik van de opbrengst van de bijdrage.
§ 2. Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag van het Fonds voor bestaanszekerheid de volgende informatie bevatten:
1° de benaming, het adres en het ondernemingsnummer (KBO-nummer) van het Fonds voor bestaanszekerheid;
2° de benaming en het nummer van het bevoegde paritair comité of paritair subcomité;
3° de contactgegevens van de verantwoordelijke persoon;
4° het bankrekeningnummer waarop het bedrag van de opbrengst van de bijdrage moet gestort worden;
5° de datum van de sluiting, de geldigheidsduur en het registratienummer van de collectieve arbeidsovereenkomst;
§ 3. De beschikbare opbrengst van de bijdrage wordt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestort aan het Fonds voor bestaanszekerheid binnen dertig dagen na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag.
De voormelde Rijksdienst stelt de in artikel 10 aangewezen ambtenaar daarvan in kennis.
Art.5. Indien binnen drie jaar na de informatie meegedeeld door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bedoeld in artikel 2, geen ontvankelijke aanvraag tot storting van de beschikbare opbrengst van de bijdrage bij de voormelde Rijksdienst werd ingediend, zal de voormelde Rijksdienst deze opbrengst ambtshalve storten aan de Algemene Directie Humanisering van de arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Art.6. Vanaf de datum van storting van de beschikbare opbrengst van de bijdrage beschikt het Fonds voor bestaanszekerheid over drie jaar om het bedrag ervan te gebruiken voor de uitvoering van de maatregelen die in de collectieve arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd.
Indien het resultaat van het verschil tussen de middelen van het jaar X-2 en de som van de aanwending van de middelen van de jaren X-2, X-1 en X, bedoeld in punt 4 van het in bijlage gevoegd model van verslag over de responsabiliseringsbijdrage, positief is, zal het Fonds voor bestaanszekerheid ambtshalve het bedrag van dit resultaat terugstorten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art.7. Wanneer de collectieve arbeidsovereenkomst ophoudt van kracht te zijn, stelt het Fonds voor bestaanszekerheid de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid daarvan in kennis.
HOOFDSTUK 3. - Uitvoering van artikel 147, § 4, derde streepje van de wet met betrekking tot het verslag over de responsabiliseringsbijdrage
Art.8. § 1. Om verslag uit te brengen over de besteding en het gebruik van de bijdrage, moet het beheersorgaan van het Fonds voor bestaanszekerheid verplicht het in bijlage gevoegd model gebruiken.
§ 2. De minister van Werk kan het model aanvullen met inlichtingen van bijkomstige of detailmatige aard.
§ 3. Het model van het verslag zal beschikbaar zijn op de website van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Art.9. § 1. Het beheersorgaan van het Fonds voor bestaanszekerheid maakt het verslag over de responsabiliseringbijdrage jaarlijks, tegen uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op elk jaar gedurende dewelke de collectieve arbeidsovereenkomst van kracht is, samen met het verslag bedoeld in artikel 13 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, over aan de voorzitter van het bevoegd paritair (sub)comité die ze onmiddellijk voorlegt aan het paritair (sub)comité.
§ 2. De overmaking van het verslag gebeurt digitaal volgens de door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg op haar website gepreciseerde manier.
HOOFDSTUK 4. - Uitvoering van artikel 147, § 5, van de wet met betrekking tot het toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verplichtingen van de wet en van dit besluit
Art.10. De voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg of zijn gemachtigde, houdt toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verplichtingen van de wet en van dit besluit.
Art.11. § 1. Indien de in artikel 10 aangewezen ambtenaar vaststelt dat de voorwaarden en verplichtingen die uit de wet en dit besluit voortvloeien niet zijn nageleefd, stelt hij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid daarvan in kennis.
§ 2. Wanneer het verslag over de responsabiliseringsbijdrage niet wordt overgemaakt overeenkomstig hoofdstuk 3 van dit besluit, dan wordt de storting van de bijdrage opgeschort totdat voormeld verslag wordt overgemaakt.
Wanneer het voormelde verslag niet binnen de 30 dagen na de aanmaning door de in artikel 10 aangewezen ambtenaar werd overgemaakt, zal de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ook de opbrengst van de bijdrage die zij gestort heeft in het jaar waarop het ontbrekend verslag betrekking heeft terugvorderen.
§ 3. De bedragen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid teruggevorderd heeft van een Fonds voor bestaanszekerheid omdat de voorwaarden en verplichtingen die uit de wet en dit besluit voortvloeien niet zijn nageleefd, worden gestort aan de Algemene Directie Humanisering van de arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art.12. De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Bijlage bij het Koninklijk besluit van 1 oktober 2023 tot uitvoering van artikel 147, § 4 en § 5, van de programmawet van 27 december 2021 betreffende de responsabiliseringsbijdrage
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 23-10-2023, p. 98623)