31 JULI 2023. - Wet tot uitvoering van het afsprakenkader in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de periode 2023-2024
TITEL 1. - Inleidende bepaling
Art. 1
TITEL 2. - Werk
HOOFDSTUK 1. - Herinvoering van de maatregel van de relance-uren
Art. 2-3
HOOFDSTUK 2. - Eenmalige innovatiepremies
Art. 4-5
TITEL 3. - Financiën
HOOFDSTUK 1. - Verhoging van het aantal fiscaal voordelige overuren met overwerktoeslag
Art. 6-8
HOOFDSTUK 2. - Vrijstelling van de relance-uren
Art. 9-11
TITEL 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
TITEL 2. - Werk
HOOFDSTUK 1. - Herinvoering van de maatregel van de relance-uren
Art.2. § 1. De 100 uren bedoeld in artikel 25bis, § 1, eerste lid, van de Arbeidswet van 16 maart 1971 worden in alle sectoren verhoogd tot 220 uren in de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023, in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 en in de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025. Deze bijkomende overuren worden relance-uren genoemd en dienen te worden gepresteerd tijdens de periode waarop zij betrekking hebben.
§ 2. De bijkomende overuren, relance-uren genaamd, die met toepassing van artikel 25bis, § 1, eerste lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden gepresteerd tijdens de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023, tijdens de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 en tijdens de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025, worden niet aangerekend bij de berekening van het gemiddelde bedoeld in artikel 26bis, § 1, van dezelfde wet en worden niet in aanmerking genomen voor de naleving van de grens bedoeld bij artikel 26bis, § 1bis, van dezelfde wet.
§ 3. Het overloon bepaald bij artikel 29, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971 is niet van toepassing op de bijkomende overuren, relance-uren genaamd, die tijdens de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023, tijdens de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 en tijdens de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025, op grond van paragraaf 1 worden gepresteerd.
§ 4. Het akkoord van de werknemer met betrekking tot de relance-uren moet schriftelijk worden vastgesteld voor een hernieuwbare periode van zes maanden. Dit akkoord moet uitdrukkelijk en voorafgaandelijk aan de betrokken periode worden gesloten.
Art.3. Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2023.
HOOFDSTUK 2. - Eenmalige innovatiepremies
Art.4. In artikel 31, eerste en tweede lid, van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, gewijzigd bij de wetten van 17 mei 2007, 27 maart 2009, 1 februari 2011, 17 augustus 2013, 10 augustus 2015, 30 september 2017, 26 mei 2019 en 12 december 2021, worden de woorden "1 januari 2023" telkens vervangen door de woorden "1 januari 2025".
Art.5. Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2023.
TITEL 3. - Financiën
HOOFDSTUK 1. - Verhoging van het aantal fiscaal voordelige overuren met overwerktoeslag
Art.6. In artikel 154bis, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 23 maart 2019 en gewijzigd bij de wet van 12 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de eerste zin worden de woorden "voor de aanslagjaren 2020, 2021 en 2023" vervangen door de woorden "voor de aanslagjaren 2020, 2021, 2023, 2024 en 2025";
2° in de tweede zin worden de woorden "voor het aanslagjaar 2024" vervangen door de woorden "voor het aanslagjaar 2026";
3° in de tweede zin worden de woorden "in de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023" vervangen door de woorden "in de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025".
Art.7. In artikel 2751, zevende lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 maart 2019 en gewijzigd bij de wet van 12 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de eerste zin worden de woorden "tot en met 31 december 2022" vervangen door de woorden "tot en met 31 december 2024";
2° in de tweede zin worden de woorden "voor de bezoldigingen die in 2023 worden betaald of toegekend" vervangen door de woorden "voor de bezoldigingen die in 2025 worden betaald of toegekend";
3° in de tweede zin worden de woorden "de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023" vervangen door de woorden "de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025".
Art.8. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2023 en is van toepassing op de bezoldigingen die vanaf die datum worden betaald of toegekend.
HOOFDSTUK 2. - Vrijstelling van de relance-uren
Art.9. § 1. In afwijking van de artikelen 31, tweede lid, 1°, en 32 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden vrijgesteld van inkomstenbelastingen:
1° de bezoldigingen met betrekking tot 120 vrijwillige overuren die tijdens de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023 overeenkomstig artikel 2 worden gepresteerd en uiterlijk op 31 december 2025 worden betaald of toegekend;
2° de bezoldigingen met betrekking tot 120 vrijwillige overuren die tijdens de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 overeenkomstig artikel 2 worden gepresteerd en uiterlijk op 31 december 2026 worden betaald of toegekend;
3° de bezoldigingen met betrekking tot 120 vrijwillige overuren die tijdens de periode van 1 januari 2025 tot en met 30 juni 2025 overeenkomstig artikel 2 worden gepresteerd en uiterlijk op 31 december 2027 worden betaald of toegekend.
De in het eerste lid bedoelde vrijstelling is slechts van toepassing op voorwaarde dat de bezoldigingen voor de betrokken uren niet meer bedragen dan de bezoldigingen die overeenkomstig de arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement of een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigd zijn voor die uren wanneer ze niet als overuur zouden kwalificeren.
§ 2. Wanneer de belastingplichtige bijkomende vrijwillige overuren heeft gepresteerd:
1° in 2023 en niet alle bezoldigingen voor die in 2023 gepresteerde overuren in hetzelfde belastbare tijdperk worden betaald of toegekend, wordt de vrijstelling eerst aangerekend op de bezoldigingen voor de bijkomende vrijwillige overuren die in het belastbare tijdperk verbonden met het inkomstenjaar 2023 worden betaald of toegekend, en, desgevallend, vervolgens op de bezoldigingen voor die overuren die in elk van de volgende twee belastbare tijdperken worden betaald of toegekend;
2° in 2024 en niet alle bezoldigingen voor die in 2024 gepresteerde overuren in hetzelfde belastbare tijdperk worden betaald of toegekend, wordt de vrijstelling eerst aangerekend op de bezoldigingen voor de bijkomende vrijwillige overuren die in het belastbare tijdperk verbonden met het inkomstenjaar 2024 worden betaald of toegekend, en, desgevallend, vervolgens op de bezoldigingen voor die overuren die in elk van de volgende twee belastbare tijdperken worden betaald of toegekend;
3° in 2025 en niet alle bezoldigingen voor die in 2025 gepresteerde overuren in hetzelfde belastbare tijdperk worden betaald of toegekend, wordt de vrijstelling eerst aangerekend op de bezoldigingen voor de bijkomende vrijwillige overuren die in het belastbare tijdperk verbonden met het inkomstenjaar 2025 worden betaald of toegekend, en, desgevallend, vervolgens op de bezoldigingen voor die overuren die in elk van de volgende twee belastbare tijdperken worden betaald of toegekend.
Wanneer in een belastbaar tijdperk bezoldigingen worden betaald of toegekend voor meer dan het aantal voor dat belastbare tijdperk vrijstelbare bijkomende vrijwillige overuren, wordt de vrijstelling verhoudingsgewijs aangerekend op de bezoldigingen voor de respectievelijk in 2023, 2024 of 2025, gepresteerde bijkomende vrijwillige overuren.
§ 3. De belastingvermindering voor bezoldigingen ingevolge het presteren van overwerk dat recht geeft op een overwerktoeslag bedoeld in artikel 154bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en de vrijstelling van doorstorten van bedrijfsvoorheffing bedoeld in artikel 2751 van hetzelfde Wetboek zijn niet van toepassing op het overwerk dat in aanmerking komt voor de in paragraaf 1 bedoelde vrijstelling.
§ 4. De in paragraaf 1 bedoelde bezoldigingen worden vermeld op de berekeningsnota die gevoegd is bij het aanslagbiljet inzake personenbelasting van de genieter.
Art.10. Onverminderd de toepassing van artikel 16 van de wet van 12 december 2021 tot uitvoering van het sociaal akkoord in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de periode 2021-2022, wordt het aantal vrijwillige overuren waarvoor een vrijstelling wordt verleend bij toepassing van artikel 9, in mindering gebracht van het aantal overuren waarvoor bij toepassing van artikel 38, § 1, eerste lid, 30°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voor het betrokken belastbare tijdperk een vrijstelling kan worden verleend.
Art. 11. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2023 en is van toepassing op de vrijwillige overuren die vanaf die datum worden gepresteerd.
Artikel 10 is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2024.