6 DECEMBER 2022. - Wet tot wijziging van de wet van 27 april 2018 op de politie van de spoorwegen, wat betreft de procedure voor het afschaffen van overwegen
Art. 1-3
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Artikel 19 van de wet van 27 april 2018 op de politie van de spoorwegen wordt aangevuld met de volgende drie leden:
"Bij beslissingen over de afschaffing van overwegen die de infrastructuurbeheerder neemt overeenkomstig de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wordt minimaal rekening gehouden met de volgende principes:
1° een afschaffing van een overweg wordt afdoende gemotiveerd;
2° de verkeersveiligheid, de impact op mobiliteit en de ontsluiting van aangrenzende percelen worden steeds in acht genomen;
3° de impact van het afschaffen van een overweg wordt zo nodig beoordeeld in een gemeentegrensoverschrijdend perspectief;
4° bij de afweging voor de afschaffing van een overweg wordt rekening gehouden met de actuele functie van de overweg, zonder daarbij de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen; daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen.
De gemeente op het grondgebied waarvan de overweg is gelegen, wordt om advies gevraagd en is ook gelast met de organisatie van een openbaar onderzoek over de voorgenomen afschaffing.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de adviesvraag en het openbaar onderzoek."
Art. 3. In dezelfde wet wordt een artikel 19/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 19/1. § 1. Onverminderd de bevoegdheid van de Raad van State krachtens artikel 14, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, kan tegen de beslissing van de infrastructuurbeheerder tot afschaffing van een overweg, bedoeld in artikel 19, tweede lid, administratief beroep worden ingesteld bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer door:
1° de gemeente op het grondgebied waarvan de betrokken overweg is gelegen;
2° de beheerder van de wegverbinding die door de opheffing van de overweg zou worden afgesneden.
§ 2. Het administratief beroep ingesteld bij de FOD Mobiliteit en Vervoer wordt ingediend en behandeld volgens de procedure bepaald door de Koning."