Details





Titel:

14 MAART 2023. - Wet tot uitvoering en aanvulling van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken, en van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-03-2023 en tekstbijwerking tot 27-12-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 4-5
HOOFDSTUK 3. - Andere verduidelijkende en aanvullende bepalingen
Art. 6-7
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding
Art. 8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art.2. Deze wet beoogt de uitvoering en aanvulling van:
  1° de Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken, hierna "de Verordening bewijsverkrijging" genoemd;
  2° de Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, hierna "de Verordening betekening of kennisgeving van stukken" genoemd.

Art.3. Voor de toepassing van deze wet gelden de volgende definities:
  1° voor wat betreft de Verordening bewijsverkrijging, de definities van de artikelen 2 en 4 van die verordening;
  2° voor wat betreft de Verordening betekening of kennisgeving van stukken, de definities van de artikelen 2 tot 4 van die verordening.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art.4. In artikel 519, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 en gewijzigd bij de wet van 19 oktober 2015, wordt tussen de bepaling onder 1° bis en de bepaling onder 2° een bepaling onder 1° ter ingevoegd, luidende:
  "1° ter. het fungeren als aangewezen autoriteiten waarbij verzendende instanties verzoeken kunnen indienen tot het achterhalen van het adres van de persoon aan wie betekening of kennisgeving moet worden gedaan, bedoeld in artikel 7, lid 1, a) van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken;".

Art.5. In artikel 555/1, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid wordt een bepaling onder 27° ingevoegd, luidende:
  "27° te fungeren als centraal orgaan, bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken.";
  2° in het tweede lid worden de woorden "en 25" vervangen door de woorden ", 25° en 27° ".

HOOFDSTUK 3. - Andere verduidelijkende en aanvullende bepalingen
Art.6. Het centraal orgaan bedoeld in artikel 4, lid 1 en lid 3, van de Verordening bewijsverkrijging is de Federale Overheidsdienst Justitie.

Art.7. Niettegenstaande artikel 22, lid 1, van de Verordening betekening of kennisgeving van stukken, kan het gerecht een beslissing wijzen indien aan de voorwaarden van artikel 22, lid 2, van die verordening is voldaan.
  Het verzoek tot verlening van een nieuwe termijn om een rechtsmiddel te kunnen aanwenden, bedoeld in artikel 22, lid 4, van de in het eerste lid bedoelde Verordening, moet worden ingediend binnen een jaar vanaf de dag waarop de beslissing is gewezen, op straffe van onontvankelijkheid.

HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding
Art. 8. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.