28 FEBRUARI 2023. - Koninklijk besluit tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid en tot oprichting van een centraal meldpunt voor slachtoffers van misbruik in de Ontwikkelingssamenwerking
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Behandeling van meldingen
Art. 2-9
HOOFDSTUK 3. - Integriteitscharter
Art. 10-13
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 14-15
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° "de wet": de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;
2° "bijstand": administratieve bijstand om het meldingsproces en de toegang tot medische en psychosociale ondersteuning te faciliteren;
3° "misbruik": seksuele uitbuiting, seksueel misbruik of seksuele intimidatie;
4° "seksuele uitbuiting": elk feitelijk misbruik of poging tot misbruik van een persoon in een positie van kwetsbaarheid, vertrouwen, of ongelijke macht voor seksuele doeleinden, met inbegrip van - maar niet beperkt tot - het verkrijgen van economische, sociale of politieke voordelen van de seksuele uitbuiting van een ander;
5° "seksueel misbruik": feitelijk of bedreigend fysiek grensoverschrijdend gedrag van seksuele aard, hetzij met geweld, of onder dwang, of door uitbuiting van ongelijke machtsverhouding;
6° "seksuele intimidatie": onaanvaardbaar en ongewenst seksueel gedrag, waaronder - maar niet beperkt tot - seksuele suggesties of eisen, verzoeken om seksuele gunsten, en seksueel, verbaal of fysiek gedrag of gebaren, die beledigend of vernederend zijn of redelijkerwijs als dusdanig ervaren kunnen worden;
7° "eerstelijnsmeldpunt" : het meldpunt voor meldingen van misbruik die op het niveau van een organisatie beheerd worden, conform het Integriteitscharter.
HOOFDSTUK 2. - Behandeling van meldingen
Art.2. Meldingen van misbruik worden, onafhankelijk van het gebruikte meldpunt, behandeld en desgevallend onderzocht door de betrokken organisatie. Hiervan wordt enkel afgeweken in het geval omschreven in artikel 3, derde lid, 1°.
De betrokken organisatie neemt na analyse van de melding tijdig de gepaste maatregelen en verleent de gepaste bijstand aan slachtoffers en, desgevallend, andere personen die melding maken van misbruik. Hieronder worden eveneens maatregelen begrepen om melders en slachtoffers te beschermen tegen eventuele vergeldingsacties.
De betrokken organisatie heeft een verplichting om slachtoffers te informeren over de beschikbare bijstand. Zij verstrekt de bijstand enkel indien het slachtoffer hierom verzoekt.
Art.3. Er wordt een centraal meldpunt opgericht door de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, met als opdracht het ontvangen van meldingen van misbruik door personeel en vrijwilligers van de in artikel 8/1 van de wet bedoelde actoren.
Het meldpunt is tevens toegankelijk voor meldingen in het kader van activiteiten van Enabel, BIO en andere Belgische actoren die financiering krijgen voor het uitvoeren van interventies van ontwikkelingssamenwerking zoals bepaald in artikel 2, 8° van de wet en interventies van de humanitaire hulp zoals bepaald in artikel 2, 15° van de wet.
Dit meldpunt bestaat subsidiair naast de eerstelijnsmeldpunten en kan dus enkel een melding opvolgen wanneer er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
1° het niet waarschijnlijk is dat het onderzoek grondig en correct zal worden gevoerd na melding bij het eerstelijnsmeldpunt;
2° er geen gevolg is gegeven aan de melding bij een eerstelijnsmeldpunt;
3° het onderzoek na melding bij een eerstelijnsmeldpunt niet grondig en correct is gevoerd;
4° de nodige maatregelen niet zijn genomen indien blijkt dat het om gegronde feiten gaat die bij het eerstelijnsmeldpunt gemeld zijn.
Art.4. Elke belanghebbende kan bij het centraal meldpunt een melding indienen, ongeacht de nationaliteit, verblijfplaats of sociale zetel of statuut. De melding ingediend door een organisatie wordt ingediend door iemand die hiertoe behoorlijk gemandateerd is.
De melding aan het centraal meldpunt gebeurt via webportaal of eender welk daartoe ingericht kanaal.
Art.5. § 1. Een melding bevat de volgende elementen:
1° de naam en contactgegevens van de melder, tenzij de melder kiest voor een anonieme melding;
2° de beschrijving van het gemelde misbruik;
3° de datum waarop of de periode waarin het gemelde misbruik heeft plaatsgevonden of plaatsvindt;
4° het land of regio waarin het gemelde misbruik heeft plaatsgevonden of plaatsvindt;
5° de organisatie betrokken bij het gemelde misbruik;
6° het eerstelijnsmeldpunt waarop reeds beroep is gedaan, of de reden waarom hier geen beroep op kan worden gedaan.
Indien een of meerdere elementen opgesomd in de huidige paragraaf ontbreken in de melding, neemt het centraal meldpunt contact op met de melder opdat deze de melding alsnog kan vervolledigen.
§ 2. Het centraal meldpunt zal een melding niet opvolgen:
1° wanneer deze niet onder de bevoegdheid van het centraal meldpunt valt, overeenkomstig dit besluit;
2° wanneer deze in wezen dezelfde is als een eerder door het centraal meldpunt afgewezen melding zonder dat er nieuwe feiten worden aangebracht.
Indien de melding niet onder de bevoegdheid valt van het centraal meldpunt conform dit besluit, zal het meldpunt de melder hiervan op de hoogte stellen en indien toepasselijk de melding overdragen mits toestemming van de melder naar het bevoegde eerstelijnsmeldpunt.
§ 3. Het centraal meldpunt stelt de melder binnen redelijke termijn na ontvangst van de melding in kennis van zijn besluit om de melding al dan niet te behandelen.
Art.6. Wanneer het centraal meldpunt besluit een melding op te volgen, neemt het contact op met de betrokken organisatie ter verificatie van:
1° de opvolging van de melding door de betrokken organisatie;
2° de maatregelen die de betrokken organisatie heeft genomen in verband met het gemelde misbruik;
3° indien nodig, de door de betrokken organisatie ingestelde integriteitsprocedures.
De betrokken organisatie verleent haar medewerking aan het centraal meldpunt en verstrekt alle informatie vereist voor de opvolging van de melding.
Art.7. Het centraal meldpunt respecteert de regelgeving inzake vertrouwelijkheid en privacy bij de opvolging van meldingen. De identiteit van de melder wordt niet aan derden meegedeeld zonder diens expliciete toestemming.
Art.8. Wanneer het centraal meldpunt de opvolging van de melding heeft afgerond, wordt er een verslag van opgemaakt.
Indien het centraal meldpunt acht dat de betrokken organisatie niet de nodige maatregelen heeft genomen overeenkomstig artikel 2 van dit besluit of dat het integriteitscharter bedoeld in hoofdstuk 3 van dit besluit niet werd gerespecteerd, kan het centraal meldpunt aanbevelingen overmaken aan de betrokken organisatie. Indien de ernst van de situatie dit vereist, brengt het centraal meldpunt deze aanbevelingen ter kennis van de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking.
Art.9. De melder wordt in kennis gesteld van het einde van de opvolging van de melding.
Indien de melder potentieel een slachtoffer is van het gemelde misbruik, informeert het centraal meldpunt hem over de bestaande bijstandsmaatregelen.
HOOFDSTUK 3. - Integriteitscharter
Art.10. Het integriteitscharter in de ontwikkelingssamenwerking, zoals vermeld in artikel 15/1 van de wet en opgenomen in bijlage, wordt tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid verheven.
Het integriteitscharter wordt hierdoor de juridische basis voor de uitwerking van een integriteitsbeleid bij de actoren, zoals opgesomd in artikel 15/1 van de wet, waarvan de naleving wordt getoetst door de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking.
Art.11. De erkenning van een organisatie, zoals bepaald in artikel 26 van de wet, kan ingetrokken worden indien deze het integriteitscharter ernstig heeft geschonden. De volgende gevallen worden beschouwd als een ernstige schending :
1° wanneer een organisatie bewust en systematisch nalaat om meldingen tijdig te onderzoeken;
2° wanneer een organisatie bewust en systematisch nalaat om gepaste maatregelen te nemen in geval van een integriteitsschending;
3° wanneer een organisatie na meerdere aanmaningen door de Directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp nog steeds niet kan aantonen dat zij de 10 punten van deel B uit het Integriteitscharter toepast;
4° wanneer een organisatie de door het centraal meldpunt gevraagde medewerking op een ongegronde manier weigert te verlenen.
Art.12. In geval van schending van het integriteitscharter, kan beslist worden, naargelang de ernst van de schending, om over te gaan tot onmiddellijke, volledige of gedeeltelijke schorsing, of volledige of gedeeltelijke beëindiging van rechtswege van de toezeggingen die kaderen in de programma's, projecten en bijdragen zoals bepaald in de artikelen 27, 28, 29 en 30 van de wet. Daarbij wordt rekening gehouden met:
1° de reikwijdte van de schending;
2° de mate waarin de organisatie nagelaten heeft om gepaste maatregelen te nemen.
Art.13. De beslissingen vermeld in de artikelen 11 en 12 worden genomen door de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking, overeenkomstig de procedure uiteengezet in artikel 10, § 2 tot en met § 4 van het koninklijk besluit van 11 september 2016 betreffende de niet-gouvernementele samenwerking.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.14. Op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad treden in werking:
1° de wet van 20 juli 2020 tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid;
2° dit besluit.
Art. 15. De minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage bij het koninklijk besluit van 28 februari 2023 tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid en tot oprichting van een centraal meldpunt voor slachtoffers van misbruik in de ontwikkelingssamenwerking.
Charter Integriteit
A. Uitgangsprincipes
1. Integriteit en respect zijn voor ons belangrijke kernwaarden. Deze waarden geven richting aan onze handelingen en worden onderschreven door iedereen die formeel voor onze organisatie werkt (zoals medewerkers, vrijwilligers en bestuurders).
2. We keuren elke vorm van integriteitsschending (misbruik, fraude, corruptie) af zowel binnen onze organisatie als bij de partners of interventies die we financieren.
3. Iedere organisatie is zelf verantwoordelijk voor de uitwerking, toepassing en opvolging van integriteit in de eigen organisatie.
B. Onze aanpak
1. We werken met een ethische code die voldoende richtinggevend en duidelijk is. De ethische code wordt ondertekend door iedereen die formeel voor onze organisatie werkt in het kader van ontwikkelingssamenwerking.
2. We brengen het thema van integriteit regelmatig onder de aandacht van onze medewerkers, vrijwilligers en partners. We zorgen voor opleiding rond integriteit.
3. Onze medewerkers en vrijwilligers kunnen in vertrouwen terecht bij een persoon voor advies over integriteit en mogelijke schendingen.
4. Aangezien we werken in contexten waar integriteitsrisico's hoog zijn, nemen we de nodige preventieve maatregelen om integriteitsrisico's te beheersen.
5. In de contracten die we afsluiten met onze partners worden de nodige bepalingen inzake integriteit opgenomen.
6. We zorgen voor een vertrouwelijk meldpunt waar medewerkers, partners, begunstigden of slachtoffers terecht kunnen voor klachten over integriteitsschendingen. We zorgen ervoor dat de gerapporteerde gevallen tijdig worden opgevolgd.
7. We organiseren regelmatig controles om eventuele integriteitsschendingen vast te stellen en om onze systemen te verbeteren.
8. In geval van integriteitsschendingen worden onmiddellijk de gepaste maatregelen genomen.
9. Met respect voor de regels inzake privacy communiceren we ten minste één keer per jaar globaal over de integriteitsschendingen.
10. We werken actief samen met andere actoren om deze maatregelen te realiseren, bouwen voort op bestaande praktijken en streven naar continue verbetering van onze systemen.
C. Inwerkingtreding
1. Door de ondertekening verbinden de organisaties er zich toe dit "Charter Integriteit" tegen midden 2019 te operationaliseren.
D. Ondertekenende partijen
Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 28 februari 2023 .