Details





Titel:

23 DECEMBER 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, wat betreft de tegemoetkoming voor te renoveren of te verbeteren bestaande woningen of voor te realiseren nieuwe woningen, de financiële aspecten van kamerwoningen, hernieuwbare energie, onderbezetting, huurprijsberekening en groepsgebouw (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-04-2023 en tekstbijwerking tot 29-12-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2020016229  2022030772  2022041298 



Uitvoeringsbesluit(en):

2023048246 



Artikels:

Artikel 1.[1 In artikel 5.189 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022, wordt paragraaf 9 vervangen door wat volgt:
   " Ї 9. Voor de werkzaamheden, vermeld in paragraaf 2, die worden uitgevoerd in een appartementsgebouw en betrekking hebben op de gemeenschappelijke delen, kan de aanvrager een tegemoetkoming aanvragen conform artikel 5.191, Ї 5. Paragraaf 6, tweede lid, is niet van toepassing op het in aanmerking te nemen investeringsbedrag van de werkzaamheden die worden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke delen."]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-12-08/12, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2024>

Art.2.[1 In artikel 5.191 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022, wordt paragraaf 5 vervangen door wat volgt:
   " Ї 5. Als de tegemoetkoming die overeenkomstig dit hoofdstuk wordt verleend betrekking heeft op werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, Ї 2, die worden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke delen in een appartementsgebouw, dient eerst de vereniging van mede-eigenaars de aanvraag in bij het unieke loket. De vereniging van mede-eigenaars voegt alle facturen bij de aanvraag die betrekking hebben op de werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, Ї 2, die worden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke delen en die niet dateren van meer dan twee jaar voor de aanvraagdatum, noch van na de aanvraagdatum van de aanvraag van de vereniging van mede-eigenaars.
   Als er voor het appartementsgebouw geen vereniging van mede-eigenaars werd opgericht, wordt de aanvraag, vermeld in het eerste lid, ingediend door щщn individuele investeerder, vermeld in artikel 1.1.1, Ї 2, 55/1А van het Energiebesluit van 19 november 2010, samen met het schriftelijk akkoord van alle eigenaars van het appartementsgebouw.
   Na ontvangst van de aanvraag, vermeld in het eerste lid, meldt het unieke loket aan de vereniging van mede-eigenaars of aan de investeerder, vermeld in het tweede lid, dat de aanvrager voor de werkzaamheden, vermeld in het eerste lid, een aanvraag kan indienen volgens dit hoofdstuk. De aanvrager kan uiterlijk twee jaar na de datum van deze melding een aanvraag indienen bij het unieke loket voor de werkzaamheden aan de gemeenschappelijke delen in een appartementsgebouw waar de premiewoning deel van uitmaakt. Deze aanvraag zal gekoppeld worden aan de aanvraag, vermeld in het eerste lid. In afwijking van paragraaf 1, zal de tegemoetkoming die wordt toegekend aan de aanvrager, voor de werkzaamheden, vermeld in het eerste lid, die worden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke delen, berekend worden op basis van de in aanmerking genomen facturen, gevoegd bij de aanvraag, vermeld in het eerste lid. De tegemoetkoming die wordt toegekend aan de aanvrager, wordt beperkt overeenkomstig het proportionele aandeel dat de premiewoning heeft in de gemeenschappelijke delen van het appartementsgebouw. Artikel 5.189, Ї 6, tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het proportioneel in aanmerking genomen investeringsbedrag. De tegemoetkoming wordt vervolgens verminderd met het proportionele aandeel voor die premiewoning in de gemeenschappelijke delen van het appartementsgebouw, in de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1 van het Energiebesluit van 19 november 2010, voor die betreffende werkzaamheden aan de gemeenschappelijke delen, die overeenkomstig artikel 6.4.1/2, 1А, van het Energiebesluit van 19 november 2010, werden toegekend aan de vereniging van mede-eigenaars of de investeerder, vermeld in het tweede lid. De minister bepaalt welk bewijsstuk de aanvrager moet voorleggen om het aandeel van de premiewoning in de gemeenschappelijke delen van het appartementsgebouw te kunnen bepalen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-12-08/12, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2024>

Art.3. Artikel 5.193 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 5.193. De categorieën van werken, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 1° tot en met 6°, die betrekking hebben op de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw waar de premiewoning deel van uitmaakt, kunnen maar eenmaal worden aangevraagd in een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de aanvraagdatum van de toegekende aanvraag voor dezelfde premiewoning door dezelfde bewoner of dezelfde verhuurder. De categorie van werken, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 7°, die betrekking hebben op de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw waar de premiewoning deel van uitmaakt, kan maar eenmaal worden aangevraagd in een periode van tien jaar te rekenen vanaf de aanvraagdatum van de toegekende aanvraag voor dezelfde premiewoning door dezelfde bewoner of dezelfde verhuurder.
  De categorieën van werken, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 1° tot en met 6°, die betrekking hebben op de premiewoning of de privatieve delen van de premiewoning, kunnen maar eenmaal worden aangevraagd in een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de aanvraagdatum van de toegekende aanvraag voor dezelfde premiewoning door dezelfde bewoner of dezelfde verhuurder. De categorie van werken, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 7°, die betrekking heeft op de premiewoning of de privatieve delen van een appartementsgebouw, kan maar eenmaal worden aangevraagd in een periode van tien jaar te rekenen vanaf de aanvraagdatum van de toegekende aanvraag voor dezelfde premiewoning door dezelfde bewoner of dezelfde verhuurder.".

Art.4. In artikel 6.3/1, § 1, van het besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° aan het eerste lid, wordt een punt 16° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "16° de vaststelling dat de huurder een beschermde afnemer als vermeld in artikel 6.60, § 1, eerste lid, is.";
  2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 6.3/1, § 2, 1°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, kan de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, 16°, doorgeven aan een private partner voor de berekening van de vergoeding, vermeld in artikel 6.25, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.".

Art.5. Aan artikel 6.47 van het besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "In afwijking van het eerste lid stelt de verhuurder de marktwaarde, vermeld in artikel 6.46, eerste lid, van dit besluit, vast voor een kamer in een kamerwoning op basis van de woningkenmerken van de kamer en de kamerwoning, rekening houdend met de verhouding tussen de private en gemeenschappelijke delen.".

Art.6. In artikel 6.52 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, worden het tweede en derde lid vervangen door wat volgt:
  "In afwijking van het eerste lid wordt het referentie-inkomen van een persoon die op het moment van de huurprijsberekening een persoon ten laste als vermeld in artikel 6.1, eerste lid, 4°, a) of b), is, niet meegerekend.
  In afwijking van het eerste lid wordt het referentie-inkomen of een gedeelte ervan van de familieleden van de eerste, tweede en derde graad van de huurder die op het moment van de huurprijsberekening erkend zijn als ernstig gehandicapt, vrijgesteld voor de huurprijsberekening. Het bedrag van de vrijstelling is gelijk aan de geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming die toegekend wordt aan de personen die behoren tot categorie B als vermeld in artikel 6, § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. De voormelde geïndexeerde inkomensvervangende tegemoetkoming is de tegemoetkoming zoals die van toepassing is op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het referentie-inkomen. De vrijstelling geldt per familielid van de eerste, tweede en derde graad van de huurder dat erkend is als ernstig gehandicapt. Als de vrijstelling groter is dan het referentie-inkomen van het familielid, wordt ze begrensd tot het referentie-inkomen van dat familielid.".

Art.7. In artikel 6.57 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid worden de woorden "tweede weigering" vervangen door het woord "weigering";
  2° in het tweede lid wordt het bedrag "25 euro" vervangen door de zinsnede "15% van de reële huurprijs, met een minimum van 25 euro,";
  3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
  "In afwijking van het tweede lid betaalt de huurder die vergoeding pas na de tweede weigering als de eerst aangeboden woning die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.65, tweede lid, ligt buiten een straal van meer dan 5 kilometer van de onderbezette woning. Tussen de eerste weigering en het volgende aanbod van een andere woning moet een periode verlopen zijn van ten minste drie maanden.";
  4° in het vijfde lid wordt de zinsnede " en 3° " opgeheven.

Art.8. Artikel 6.60 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 6.60. § 1. De vergoeding, vermeld in artikel 6.25, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, is voor een beschermde afnemer als vermeld in artikel 1.1.1, § 2, 7°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, voor woningen die uitgerust zijn met een fotovoltaïsch zonne-energiesysteem, gelijk aan 90% van het product van het zelfverbruik van energie, vermeld in artikel 1.1.3, 139° /1 van het Energiedecreet, uitgedrukt in kWh, en het bedrag dat overeenkomt met het tweevoudig sociaal tarief nacht per kWh, inclusief btw, zoals periodiek bepaald door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas.
  In afwijking van het eerste lid betaalt de huurder die geen beschermde afnemer als vermeld in artikel 1.1.1, § 2, 7°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, is, een vergoeding die gelijk is aan 90% van het product van het zelfverbruik van energie, vermeld in het eerste lid, uitgedrukt in kWh, en het bedrag dat overeenkomt met het tweevoudig sociaal tarief nacht per kWh, inclusief btw, zoals periodiek bepaald door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, zonder rekening te houden met de plafonnering, vermeld in artikel 9 van het ministerieel besluit van 30 maart 2007 houdende vaststelling van sociale maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan beschermde residentiële afnemers, verhoogd met het bedrag dat overeenkomt met de som van de volgende bijdragen en kosten:
  1° de federale bijdrage per kWh, vermeld in artikel 21bis van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
  2° de energiebijdrage per kWh, vermeld in artikel 419, k), van de programmawet van 27 december 2004 voor elektriciteit van de GN-code 2716;
  3° het verschil in transmissiekost per kWh, toepasselijk op het grondgebied waar de sociale huurwoning ligt en de transmissiekost toegepast in het tweevoudig sociaal tarief nacht;
  4° het verschil in distributiekost per kWh, toepasselijk op het grondgebied waar de sociale huurwoning ligt en de distributiekost toegepast in het tweevoudig sociaal tarief nacht.
  Als de verhuurder de vergoeding, vermeld in het eerste en tweede lid, aanrekent met btw, wordt die vergoeding verminderd met het bedrag dat overeenkomt met de btw die de verhuurder aanrekent.
  De minister kan het percentage, vermeld in het eerste en tweede lid, aanpassen, rekening houdend met de prijsevolutie van het tweevoudig sociaal tarief nacht en de afschrijving van de kosten, vermeld in artikel 6.25, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
  In deze paragraaf wordt onder "Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas" verstaan: de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, vermeld in artikel 2, 26°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.
  § 2. De eigenaar van het fotovoltaïsch zonne-energiesysteem registreert zich als netgebruiker, vermeld in artikel 1.1.3, 91° /1 van het Energiedecreet, op het injectiepunt, vermeld in artikel 1.1.3, 70° van het Energiedecreet. De opbrengst van de geïnjecteerde stroom komt de eigenaar toe.
  Als de eigenaar van het fotovoltaïsch zonne-energiesysteem niet de verhuurder van de woning is, kunnen de eigenaar en de verhuurder in afwijking van het eerste lid andersluidende afspraken maken.
  § 3. Het zelfverbruik van energie, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid, is gelijk aan het verschil tussen de totale productieopbrengst en de geïnjecteerde productieopbrengst, en kan bepaald worden door het samen nemen van de gegevens verkregen via:
  1° een gecertifieerd monitoringssysteem;
  2° de digitale meter, vermeld in artikel 3.1.45 van het Energiebesluit van 19 november 2010;
  3° de distributienetbeheerders.
  § 4. De verhuurder kan de opbrengsten, vermeld in artikel 6.25, derde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 geheel of gedeeltelijk op de volgende wijze aanwenden:
  1° de huurders die geen genot hebben van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen als vermeld in artikel 1.1.3, 65°, van het Energiedecreet, een voordeel bieden;
  2° bijkomende investeringen doen inzake hernieuwbare energie;
  3° provisies voor toekomstige verliezen aanleggen.
  De aangewende opbrengsten, vermeld in het eerste lid, worden niet verrekend met de investeringskosten, vermeld in artikel 6.25, derde lid, van dezelfde codex.
  § 5. De huurder betaalt de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid, met maandelijkse voorafbetalingen of afbetalingen. De verhuurder werkt een specifieke regeling verder uit in het interne huurreglement.".

Art.9. In artikel 6.60, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij artikel 8 van dit besluit, wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
  "1° de federale bijzondere accijns per kWh, vermeld in artikel 419, k), van de programmawet van 27 december 2004 voor elektriciteit van de GN-code 2716;".

Art.10. In artikel 6.61, § 2, vijfde lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "plaatsbeschrijving van uittreding" vervangen door de woorden "beëindiging van de huurovereenkomst".

Art.11. In artikel 6.65 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° aan het eerste lid worden de volgende zinnen toegevoegd:
  "Voor die berekening wordt het aantal huurders gelijkgesteld met één, tenzij de huurders wettelijk samenwonen maar geen partnerrelatie hebben. De wettelijke samenwoners die geen bloed- of aanverwanten zijn, bewijzen met een verklaring op erewoord dat ze geen partnerrelatie hebben.";
  2° in het tweede lid wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
  "2° de woning ligt in een straal van vijftien kilometer van de onderbezette woning of in dezelfde gemeente als de onderbezette woning;";
  3° in het tweede lid wordt punt 3° opgeheven;
  4° in het vierde lid wordt de zinsnede " en 3° " opgeheven.

Art.12. In artikel 6.71, § 3, vierde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt de zin "De huurprijs mag niet hoger zijn dan de marktwaarde, vermeld in artikel 6.46, en niet lager dan de helft van die marktwaarde." opgeheven.

Art.13. Aan artikel 6.74, § 1, derde lid, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt de zinsnede "tenzij de leegstandsbeheerder zelf maar voor een kortere periode over de woning kan beschikken, in welk geval de duur van de huurovereenkomst de periode bedraagt waarover de leegstandsbeheerder over de woning beschikt" toegevoegd.

Art.14. Aan artikel 7.46 van hetzelfde besluit worden een tweede, een derde, een vierde, een vijfde en een zesde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
  "Voor sociale huurders die een financieel voordeel genieten door het gebruik van een fotovoltaïsch zonne-energiesysteem, blijft artikel 6.60, zoals van kracht voor 1 maart 2021, van toepassing zolang de mechanische meter niet vervangen is door een digitale meter voor elektriciteit.
  Om de productieopbrengst te volgen van installaties als vermeld in artikel 6.25, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, die vóór 10 juni 2022 in gebruik genomen zijn, plaatst de verhuurder voor de woningen uitgerust met een digitale meter binnen drie maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2022 tot wijziging van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, wat betreft de tegemoetkoming voor te renoveren of te verbeteren bestaande woningen of voor te realiseren nieuwe woningen, de financiële aspecten van kamerwoningen, hernieuwbare energie, onderbezetting, huurprijsberekening en groepsgebouw, een productiemeter als vermeld in artikel 6.25, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Voor de woningen uitgerust met een mechanische meter plaatst de verhuurder een productiemeter als vermeld in artikel 6.25, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, binnen drie maanden na installatie van de digitale meter.
  Als de verhuurder technisch niet in staat is om het zelfverbruik van energie, vermeld in artikel 6.60, § 1, eerste en tweede lid, vast te stellen op basis van artikel 6.60, § 3, kan, in afwijking van artikel 6.60, § 3, het zelfverbruik van energie tot uiterlijk 31 december 2023, forfaitair als volgt worden vastgesteld :
  1° voor het eerste jaarkwartaal, 49 kWh, verhoogd met 10 kWh per persoon die in de woning zijn hoofdverblijfplaats heeft;
  2° voor het tweede jaarkwartaal, 153 kWh, verhoogd met 31 kWh per persoon die in de woning zijn hoofdverblijfplaats heeft;
  3° voor het derde jaarkwartaal, 137 kWh, verhoogd met 27 kWh per persoon die in de woning zijn hoofdverblijfplaats heeft;
  4° voor het vierde jaarkwartaal, 36 kWh, verhoogd met 7 kWh per persoon die in de woning zijn hoofdverblijfplaats heeft.
  Als de verhuurder technisch niet in staat is om het zelfverbruik van energie, vermeld in artikel 6.60, § 1, eerste en tweede lid, per kwartaal vast te stellen, maar wel op jaarbasis, kan, in afwijking van artikel 6.60, § 3, het zelfverbruik van energie tot uiterlijk 31 december 2023, forfaitair als volgt worden vastgesteld :
  1° voor het eerste jaarkwartaal, 13% van het zelfverbruik van energie op jaarbasis;
  2° voor het tweede jaarkwartaal, 41% van het zelfverbruik van energie op jaarbasis;
  3° voor het derde jaarkwartaal, 37% van het zelfverbruik van energie op jaarbasis;
  4° voor het vierde jaarkwartaal 10% van het zelfverbruik van energie op jaarbasis.
  Als de huurder op het moment van de berekening van de vergoeding de woning minder dan een jaar heeft bewoond, wordt in de gevallen, vermeld in het derde en het vierde lid, de verdeling pro rata aangepast.".

Art.15. Artikel 7.51/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 7.51/2. Voor de woningen die eigendom zijn of waren van het SVK of waarover het SVK krachtens een erfpacht of een ander zakelijk recht beschikt of beschikte, zal de huurprijs vanaf 1 juli 2023 worden berekend overeenkomstig boek 6, deel 9, titel 1, hoofdstuk 1. Tot 30 juni 2023 is artikel 6.56, tweede lid, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 45 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021 tot wijziging van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, wat betreft de sociale huur, van toepassing.".

Art.16. In artikel 66 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021 tot wijziging van het Besluit Vlaamse Code Wonen van 2021, wat betreft de sociale huur, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt tussen de zinsnede "eerste lid," en de woorden "aan de" de zinsnede "na de actualisering, vermeld in paragraaf 5, tweede lid," ingevoegd;
  2° aan paragraaf 2 worden een tweede, een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
  "De kandidaat-huurder moet binnen de termijn die de verhuurder bepaalt, met een minimum van een maand en een maximum van vijfenveertig kalenderdagen vanaf de postdatum van de brief, bevestigen dat hij wil ingeschreven blijven in het centraal inschrijvingsregister, en zijn gegevens correct en volledig zijn. De kandidaat-huurder bevestigt dat via zijn digitaal dossier, vermeld in het eerste lid, of schriftelijk aan de primaire verhuurder.
  Als de kandidaat-huurder niet binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, reageert, verzendt de primaire verhuurder een herinneringsbrief, waarin hij meedeelt dat de kandidaat-huurder wordt geschrapt als hij niet reageert binnen de in de herinneringsbrief vastgestelde termijn, met een minimum van vijftien kalenderdagen en een maximum van dertig kalenderdagen vanaf de postdatum van de brief. Als de kandidaat-huurder niet reageert, geldt deze brief als schriftelijke melding van de schrapping. De primaire verhuurder moet de herinneringsbrief niet versturen als het afschrift van het inschrijvingsdossier, vermeld in het eerste lid, onbestelbaar terugkeert, op voorwaarde dat het afschrift naar het laatst bekende adres van de kandidaat-huurder in het rijksregister werd verzonden, tenzij uit het inschrijvingsdossier van de verhuurder waar de kandidaat-huurder was ingeschreven en waarop het inschrijvingsdossier, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, is gebaseerd, blijkt dat de kandidaat-huurder uitdrukkelijk heeft gevraagd om de briefwisseling naar een ander adres te verzenden.
  De primaire verhuurder schrapt de kandidaat-huurders die niet of niet tijdig hebben gereageerd uit het centraal inschrijvingsregister, uiterlijk op 28 februari 2024.";
  3° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt:
  " § 5. In afwijking van artikel 6.6 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 28 van dit besluit, hoeven de inschrijvingsregisters niet te worden geactualiseerd in 2023.
  Ter uitvoering van artikel 6.9 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, zoals van kracht na de inwerkingtreding van artikel 28 van dit besluit, actualiseert het agentschap voor het kalenderjaar 2023, de gegevens over de inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in artikel 6.8, § 1, eerste lid, 2° en 3°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 van alle kandidaat-huurders die op 1 oktober 2023 zijn ingeschreven in het centraal inschrijvingsregister in oktober 2023.
  Als bij de actualisering, vermeld in het tweede lid, blijkt dat de kandidaat-huurder niet langer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, brengt het agentschap de primaire verhuurder op de hoogte.
  De primaire verhuurder verzendt een brief over de actualisering aan de kandidaat-huurder, vermeld in het tweede lid, samen met het afschrift van het inschrijvingsdossier, vermeld in paragraaf 2. De termijnen en de werkwijze, vermeld in paragraaf 2, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
  De primaire verhuurder schrapt uiterlijk op 28 februari 2024 een kandidatuur uit het centraal inschrijvingsregister als de kandidaat-huurder niet meer voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in het tweede lid, of als de kandidaat-huurder nalaat om te reageren op het verzoek van de primaire verhuurder om de stavingstukken aan te leveren waaruit blijkt dat hij wel voldoet.".

Art.17. In artikel 71 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het derde lid, 2°, wordt tussen de zinsnede "6," en de zinsnede "37," de zinsnede "25," ingevoegd;
  2° in het vierde lid, 2°, wordt de zinsnede "met 25" vervangen door de zinsnede "met 24".

Art.18. In afwijking van artikel 5.191, § 5, eerste lid, van het Besluit van de Vlaamse Codex van 2021, komen de facturen op naam van de investeerder, in aanmerking als ze dateren van 1 juli 2020 tot de datum van de aanvraag van de investeerder, voor de aanvragen die door de investeerder conform vermeld artikel 5.191, § 5, eerste lid, van hetzelfde besluit worden ingediend uiterlijk een jaar na de datum van de inwerkingtreding van dit artikel. Voor deze aanvragen wordt het bedrag van de tegemoetkoming, in afwijking van artikel 5.191, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, berekend op basis van de in aanmerking genomen facturen op naam van de investeerder die dateren van 1 juli 2020 tot de datum van de aanvraag van de investeerder.

Art.19. Als een huurder op basis van artikel 6.57 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 7 van dit besluit, een aangeboden woning voor de eerste maal heeft geweigerd, wordt die weigering niet mee in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 6.57 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, zoals van kracht na de inwerkingtreding van artikel 7 van dit besluit.
  Als een huurder al een onderbezettingsvergoeding als vermeld in artikel 6.57 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van artikel 7 van dit besluit, betaalt, zal de onderbezettingsvergoeding, vermeld in artikel 6.57 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, zoals van kracht na de inwerkingtreding van artikel 7 van dit besluit pas van toepassing zijn vanaf de eerstvolgende weigering van een aangeboden woning na de inwerkingtreding van artikel 7 van dit besluit.

Art.20.Artikel 8 en 14 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 maart 2021.
  Artikel 9 van dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.
  Artikel 4, 15 tot en met 17 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2023.
  Artikel 7 en 11 van dit besluit treden in werking op 1 [1 januari 2024]1.
  Artikel 1, 2, 3 en 18 treden in werking op de datum die de minister, bevoegd voor het woonbeleid, vaststelt.
  Artikel 9 van het decreet van 6 mei 2022 tot wijziging van boek 6, deel 9, titel 2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, wat het gebruik van hernieuwbare energie door sociale huurders betreft, en tot wijziging van artikel 6.3/1, 6.16, 6.17 en 6.19 van dezelfde codex, treedt in werking op 1 januari 2023.
  ----------
  (1)<BVR 2023-08-31/21, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2023>

Art. 21. De Vlaamse minister, bevoegd voor het woonbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.