Details





Titel:

19 MAART 2023. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wat betreft het inreis-uitreissysteem



Inhoudstafel:


Art. 1-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1980121550 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art.2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van Verordening (EU) 2017/2225 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES), en van Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011.

Art.3. Artikel 1, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 december 2020, wordt aangevuld met de bepaling onder 32°, luidende:
  "32° EES: het inreis-uitreissysteem zoals bedoeld in Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (hierna: Verordening (EU) 2017/2226).".

Art.4. In dezelfde wet wordt een artikel 2/2 ingevoegd, luidende :
  "Art. 2/2. § 1. De volgende autoriteiten hebben toegang tot het EES :
  1° de met de grenscontrole belaste overheden, voor het invoeren, wijzigen en verwijderen van gegevens, evenals voor het raadplegen met het oog op de doeleinden bedoeld in de artikelen 23, 24, 25 en 27 van de Verordening (EU) 2017/2226;
  2° de Dienst Vreemdelingenzaken, voor het invoeren, wijzigen en verwijderen van gegevens, evenals voor het raadplegen met het oog op de doeleinden bedoeld in de artikelen 24, 25, 26 en 27 van deze Verordening;
  3° de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen, voor het raadplegen met het oog op de doeleinden bedoeld in de artikelen 24 en 25 van deze Verordening;
  4° de politiediensten zoals bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, voor het raadplegen met het oog op de doeleinden bedoeld in de artikelen 26, 27 en 29 van deze Verordening.
  Voor zover deze of andere dan de in het eerste lid bedoelde autoriteiten beschouwd kunnen worden als grensautoriteiten, visumautoriteiten of immigratieautoriteiten in de zin van artikel 9 van de Verordening (EU) 2017/2226 of als autoriteiten bevoegd om terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken in de zin van artikel 29 van deze Verordening, kan de Koning deze eveneens machtigen om het EES te raadplegen of de doeleinden van deze raadpleging uitbreiden.
  De in het eerste en het tweede lid bedoelde autoriteiten bepalen welke van hun personeelsleden toegang hebben voor welke van de vermelde doeleinden. Deze personeelsleden hebben enkel toegang tot de persoonsgegevens die zij dienen te kennen naar gelang van de dienst waartoe zij behoren en van hun takenpakket.
  § 2. De geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, is het centraal toegangspunt, bedoeld in artikel 29, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226.
  § 3. Voor de verwerkingen van gegevens opgeslagen in het EES, bedoeld in § 1, eerste lid, 1° en 4°, is de minister van Binnenlandse Zaken de verwerkingsverantwoordelijke.
  Voor de verwerkingen van gegevens opgeslagen in het EES, uitgevoerd door andere autoriteiten dan deze bedoeld in § 1, eerste lid, 1° en 4°, is de minister onder wiens bevoegdheden de desbetreffende autoriteit handelt de verwerkingsverantwoordelijke.
  De in deze paragraaf bedoelde ministers kunnen zich als verwerkingsverantwoordelijke laten vertegenwoordigen door hun respectieve administratie. De contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijken worden gepubliceerd overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Koning.".

Art.5. In artikel 3 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 24 februari 2017 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het eerste lid wordt aangevuld met de bepaling onder 11°, luidende :
  "11° wanneer hij weigert biometrische gegevens te verstrekken indien die nodig zijn voor het aanmaken van het persoonlijk dossier in het EES of voor het verrichten van de grenscontroles.";
  2° tussen het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende :
  "Wanneer beslist wordt om de toegang te weigeren aan een vreemdeling die onder het toepassingsgebied van het EES valt, maken de met de grenscontrole belaste overheden een notitie van weigering van toegang aan in het EES, conform artikel 18 van Verordening (EU) 2017/2226. Indien voor deze vreemdeling niet eerder een dossier in het EES is geregistreerd, leggen de met de grenscontrole belaste overheden tevens een persoonlijk dossier in het EES aan voor deze vreemdeling.".

Art.6. Artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 5. § 1. De onderdaan van een derde land die naar België komt voor een verblijf van ten hoogste negentig dagen en die niet logeert in een logementenhuis dat onderworpen is aan de wetgeving betreffende de controle der reizigers, meldt binnen drie werkdagen na binnenkomst in het Rijk zijn verblijfsadres, ofwel via elektronische weg aan de Dienst Vreemdelingenzaken ofwel persoonlijk bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats. De Koning kan bepaalde categorieën van vreemdelingen vrijstellen van deze verplichting.
  De onderdaan van een derde land bedoeld in het eerste lid, die in het bezit is van een verblijfsvergunning of een visum lang verblijf afgeleverd door een andere lidstaat, meldt binnen de drie werkdagen na binnenkomst in het Rijk zijn verblijfsadres persoonlijk bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.
  De Koning bepaalt de wijze van melding aan de Dienst Vreemdelingenzaken, evenals de wijze van melding bij het gemeentebestuur en het model van het attest dat daarvan bewijs levert. Wanneer het gemeentebestuur een dergelijk attest ten bewijze van de melding aflevert aan de vreemdeling deelt het de hierin opgenomen persoonsgegevens mee aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
  § 2. De Dienst Vreemdelingenzaken kan de persoonsgegevens die verkregen worden overeenkomstig paragraaf 1 verwerken voor de doeleinden vermeld in artikel 2/2, § 1, eerste lid, 2°, en met name met het oog op de toepassing van artikel 7.
  De administratieve bewaartermijn van deze gegevens door de Dienst Vreemdelingenzaken of door de gemeente bedraagt vijf jaar. Hun definitieve bestemming wordt bepaald overeenkomstig artikel 5 van de archiefwet van 24 juni 1955.".

Art.7. In dezelfde wet wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 6/1. § 1. Een in het Rijk aanwezige vreemdeling, die onder het toepassingsgebied van het EES valt en voor wie geen persoonlijk dossier in het EES is aangemaakt of van wie geen meest recente relevante inreis-uitreisnotitie voorhanden is, wordt vermoed niet of niet langer te voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de duur van het toegestane verblijf in het Rijk, tenzij de vreemdeling het tegendeel bewijst.
  De vreemdeling kan een aanvraag tot weerleggen van dit vermoeden indienen via het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats. De minister of zijn gemachtigde beslist over deze aanvraag overeenkomstig artikel 12 van de Schengengrenscode. De Koning bepaalt het model van het attest dat uitgereikt wordt als bewijs van de weerlegging van dit vermoeden.
  § 2. In bijzondere omstandigheden kan de vreemdeling die vrijgesteld is van de visumplicht in het geval bedoeld in artikel 14, lid 8, van de Verordening (EU) 2017/2226 verzoeken om een persoonlijk dossier in het EES aan te leggen en de inreis-uitreisnotitie te maken. Deze vreemdeling dient de aanvraag in bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats en voor het einde van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning. De minister of zijn gemachtigde beslist en handelt overeenkomstig dit artikel 14, lid 8, van de Verordening (EU) 2017/2226. De Koning bepaalt het model van het attest dat in voorkomend geval uitgereikt wordt.".

Art.8. In dezelfde wet wordt een artikel 6/2 ingevoegd, luidende :
  "Art. 6/2. De vreemdeling kan een verlenging van zijn kort verblijf aanvragen, overeenkomstig artikel 20, leden 2 tot 2quater, van de Schengenovereenkomst of artikel 33 van de Visumcode. Onverminderd artikel 20, lid 2bis, van de Schengenovereenkomst wordt deze aanvraag ingediend bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij verblijft en voor het einde van zijn toegelaten verblijfsduur.
  De minister of zijn gemachtigde kan het verblijf verlengen met een periode van maximaal negentig dagen. De Koning bepaalt de procedure en het model van het attest dat in voorkomend geval uitgereikt wordt als bewijs van de verlenging.".

Art.9. Artikel 41bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1996 en vervangen bij de wet van 25 april 2007, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 41bis. § 1. De burger van de Unie die naar België komt voor een verblijf van ten hoogste drie maanden en zijn familieleden die hem begeleiden of vervoegen, die niet logeren in een logementshuis dat onderworpen is aan de wetgeving betreffende de controle op de reizigers, melden binnen de tien werkdagen na binnenkomst in het Rijk hun verblijfsadres, ofwel via elektronische weg aan de Dienst Vreemdelingenzaken, ofwel persoonlijk bij het gemeentebestuur van hun verblijfplaats. De Koning kan bepaalde categorieën van vreemdelingen vrijstellen van deze verplichting.
  De Koning bepaalt de wijze van melding aan de Dienst Vreemdelingenzaken, evenals de wijze van melding bij het gemeentebestuur en het model van attest dat daarvan bewijs levert. Wanneer het gemeentebestuur een dergelijk attest ten bewijze van de melding aflevert aan de vreemdeling deelt het de hierin opgenomen persoonsgegevens mee aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
  § 2. De Dienst Vreemdelingenzaken kan de persoonsgegevens die verkregen worden overeenkomstig paragraaf 1 verwerken voor de doeleinden vermeld in artikel 2/2, § 1, eerste lid, 2°, en in het bijzonder met het oog op de toepassing van de artikelen 44ter en 44septies.
  De administratieve bewaartermijn van deze gegevens door de Dienst Vreemdelingenzaken of door de gemeente bedraagt vijf jaar. Hun definitieve bestemming wordt bepaald overeenkomstig artikel 5 van de archiefwet van 24 juni 1955.".

Art.10. In artikel 42octies, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden "41bis, tweede lid," opgeheven.

Art.11. Artikel 74/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1987 en gewijzigd bij de wet van 8 maart 1995, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
  " § 4. De vervoerder is niet strafbaar in het geval bedoeld in artikel 13bis, lid 1, van de Verordening (EU) 2017/2226, voor zover de inbreuk tegen paragraaf 1 enkel vastgesteld kan worden via EES.".

Art.12. In artikel 74/4bis, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 8 maart 1995 en gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1996 en 19 maart 2014, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende :
  "De in het eerste lid bedoelde geldboetes worden niet opgelegd in het geval bedoeld in artikel 13bis, lid 1, van de Verordening (EU) 2017/2226, voor zover de inbreuk tegen het eerste lid enkel vastgesteld kan worden via het EES.".

Art. 13. Deze wet treedt in werking op de door de Europese Commissie vastgestelde datum overeenkomstig artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011.