21 FEBRUARI 2022. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid"
Art. 1-12
Artikel 1. Artikel 1, tweede lid, van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid", gewijzigd bij het besluit van 3 juni 2008, wordt vervangen als volgt:
"Van het toepassingsgebied van dit besluit zijn uitgesloten:
1° de publiekrechtelijke rechtspersonen die erkend zijn voor de residentiële of ambulante begeleiding van jongeren, met uitzondering van projecten;
2° het publiekrechtelijk georganiseerde aanbod vermeld in het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg."
Art.2. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden " gegradueerde of licentiaat" vervangen door de woorden "houder van een bachelor- of masterdiploma".
Art.3. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 3 juni 2006, 23 december 2008 en 8 december 2016, wordt een paragraaf 4.1 ingevoegd, luidende:
" § 4.1 - Vanaf het jaar 2021 wordt voor de subsidiëring van de personeelskosten rekening gehouden met een extra vakantiedag, met uitzondering van de woonzorgcentra voor ouderen."
Art.4. In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van 16 juli 2020, wordt een hoofdstuk IV.1 ingevoegd, dat de artikelen 13.1 tot 13.6 omvat, luidende:
"Hoofdstuk IV.1 - Bijzondere bepalingen inzake gezondheidsbeleid en ouderenbeleid"
Art.5. In hoofdstuk IV.1 van hetzelfde besluit wordt een artikel 13.1 ingevoegd, luidende:
"Art. 13.1 - Bijzonder toepassingsgebied
De bijzondere voorschriften van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de personeelskosten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de subsidies van de volgende dienstverrichters, voorzieningen en organisaties:
1° dienstverrichters van de woonzorgcentra voor ouderen en van het samenwerkingsverband voor palliatieve zorg in de zin van het decreet van 13 decreet 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg;
2° inrichtende machten van psychiatrische verzorgingstehuizen in de zin van het decreet van 4 juni 2007 betreffende de psychiatrische verzorgingstehuizen;
3° initiatieven van beschut wonen in de zin van artikel 6 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, voor zover die activiteit zich uitstrekt over het Duitse taalgebied."
Art.6. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 13.2 ingevoegd, luidende:
"Art. 13.2 - Weddeschalen
Voor de personeelskosten vermeld in artikel 13.1 gelden de weddeschalen bepaald in bijlage I van dit besluit."
Art.7. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 13.3 ingevoegd, luidende:
"Art. 13.3 - Ondergeschikte leidinggevende functie
Onverminderd artikel 7 worden voor de personeelskosten vermeld in artikel 13.2 en in voorkomend geval voor personeelsleden die een afdeling van een woonzorgcentrum voor ouderen leiden of een functie van verpleegkundig diensthoofd uitoefenen, de weddeschalen bepaald in bijlage I in aanmerking genomen en met een extra anciënniteit van twee jaar verhoogd indien:
1° de voorziening minstens 55 plaatsen heeft;
2° het betrokken personeelslid een afdeling met minstens 30 plaatsen leidt.
Voor de toepassing van het eerste lid kunnen alleen de weddeschalen 11, 13 en 15 in aanmerking worden genomen."
Art.8. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 13.4 ingevoegd, luidende:
"Art. 13.4 - Onregelmatige werktijden
Voor personeelsleden van woonzorgcentra voor ouderen die avond- of nachtdiensten of diensten tijdens het weekend en op feestdagen werken in de zin van hoofdstuk 2 van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties, worden de in aanmerking te nemen personeelskosten verhoogd met een forfaitair percentage van 11 % overeenkomstig de weddeschalen in bijlage I."
Art.9. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 13.5 ingevoegd, luidende:
"Art. 13.5 - Premies voor bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepsbekwaamheden
Voor personeelsleden van woonzorgcentra voor ouderen en van het samenwerkingsverband voor palliatieve zorg die houder zijn van de bijzondere beroepstitel van verpleegkundige gespecialiseerd in de geriatrie of verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie of die houder zijn van een bijzondere beroepstitel van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de geriatrie, met een bijzondere deskundigheid in de psychiatrie of met een bijzondere deskundigheid in de palliatieve zorg in de zin van het koninklijk besluit van 27 september 2006 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepsbekwaamheden voor de beoefenaars van de verpleegkunde, worden de premies die werkelijk betaald zijn en voorzien zijn in hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties, in aanmerking genomen als personeelskosten.
Per personeelslid wordt slechts één premie uitbetaald, ongeacht het aantal bijzondere beroepstitels of bijzondere beroepsbekwaamheden. In dat geval wordt de hoogst mogelijke premie toegekend."
Art.10. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 13.6 ingevoegd, luidende:
"Art. 13.6 - Eindeloopbaanmaatregelen
Voor personeelsleden van woonzorgcentra voor ouderen, van het samenwerkingsverband voor palliatieve zorg en van de sector 'beschut wonen' die overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 september 2006 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft, besloten hebben een premie uit te betalen en aan wie die premie werkelijk uitbetaald werd, wordt die premie in aanmerking genomen als personeelskost.
Indien de personeelsleden vermeld in het eerste lid overeenkomstig artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit voor een vrijstelling van arbeidsprestaties of een combinatie van vrijstelling van arbeidsprestaties en uitbetaling van de premie hebben gekozen en de dienstverrichters van een woonzorgcentrum voor ouderen, van het samenwerkingsverband voor palliatieve zorg of van de sector 'beschut wonen' personeel in dienst heeft genomen om de vrijgestelde personeelsleden te vervangen, worden de daardoor ontstane personeelskosten in aanmerking genomen overeenkomstig artikel 5 en overeenkomstig de bijlage van hetzelfde koninklijk besluit."
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2020, met uitzondering van:
1° artikel 2, dat in werking treedt op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad;
2° artikel 3, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2021;
3° artikel 9, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2022, voor zover het betrekking heeft op personeelsleden die de bijzondere beroepstitel van verpleegkundige gespecialiseerd in de psychiatrie of de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de psychiatrie hebben.
Art. 12. De minister bevoegd voor Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.