10 NOVEMBER 2022. - Wet dat de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid toelaat betalingstermijnen toe te kennen voor de bijdragen verschuldigd voor het derde en vierde kwartaal 2022 en voor het eerste kwartaal 2023 zonder toepassing van sancties
Art. 1-4
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. De werkgevers en de personen die hiermee worden gelijkgesteld bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, die ernstige economische moeilijkheden ondervinden ingevolge de energiecrisis, kunnen, vóór iedere gerechtelijke vervolging en elk ander voorafgaandelijk minnelijk afbetalingsplan, aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid om minnelijke afbetalingstermijnen verzoeken voor de betaling van de door de werkgever aangegeven bijdragen voor het derde en vierde kwartaal 2022, en het eerste kwartaal 2023, van het debetbericht jaarlijkse vakantie 2022, en van de tot 30 juni 2023 vervallen rechtzettingen van bijdragen, met uitzondering van de door voormelde Rijksdienst ambtshalve vastgestelde bijdragen met betrekking tot dezelfde periodes in toepassing van artikel 22 van voornoemde wet van 27 juni 1969, waarbij de bijdrageopslagen, de eventuele vaste vergoedingen wegens niet betaling van voorschotten en de verwijlintresten niet worden aangerekend wanneer en voor zover de vastgelegde betalingswijzen worden nageleefd.
De minnelijke afbetalingstermijnen bedoeld in het eerste lid, worden toegestaan volgens de voorwaarden en nadere regels vastgelegd krachtens artikel 40bis van voornoemde wet van 27 juni 1969.
Art.3. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de periode van de maatregel, vastgesteld in artikel 2, verlengen gedurende de periode van de energiecrisis.
Art. 4. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2022.