13 OKTOBER 2022. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de criteria en de nadere regels voor de toekenning van werkingssubsidies aan nabijheidsmedia
Art. 1-7
BIJLAGEN.
Art. N
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet : het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 februari 2021 betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten;
2° Regering : de Regering van de Franse Gemeenschap;
3° Minister : de Minister van Media ;
4° Secretariaat-generaal : het Secretariaat-generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap ;
5° eigen productie in eerste uitzending : productie gedeeltelijk samengesteld en gemaakt door en onder controle van het personeel van nabijheidsmedia in partnerschap met andere rechtspersonen of natuurlijke personen en die beantwoordt aan de opdrachten van openbare dienst bedoeld in artikel 3.2.1-2 van het decreet;
6° coproductie in eerste uitzending : productie gedeeltelijk samengesteld en gemaakt door en onder controle van het personeel van nabijheidsmedia in partnerschap met andere rechtspersonen of natuurlijke personen en die beantwoordt aan de opdrachten van openbare dienst bedoeld in artikel 3.2.1-2 van het decreet.
Art.2. De toekenning van de werkingssubsidie bedoeld in artikel 3.2.4-1, § 1 van het decreet hangt af van de voorlegging door de nabijheidsmedia van de volgende documenten :
1° de resultatenrekeningen en de balans vastgesteld op 31 december van het afgelopen boekjaar en goedgekeurd door de algemene vergadering. Onverminderd de wets- en regelgevingsbepalingen betreffende de boekhouding van vennootschappen en verenigingen, organiseert de nabijheidsmedia, wanneer ze is opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk, haar dubbele boekhouding in overeenstemming met het minimum genormaliseerd rekeningenstelsel opgenomen in bijlage 1 van dit besluit en presenteert haar balans volgens de tabel in bijlage 2 evenals haar resultatenrekening overeenkomstig de tabel opgenomen in bijlage 3. Indien de nabijheidsmedia niet onder het toepassingsgebied valt van artikel 3:47, § 6, van de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, kan zij haar balans voorstellen volgens de tabel in bijlage 4 en haar resultatenrekening volgens de tabel in bijlage 5 ;
2° het activiteitenverslag bedoeld in artikel 3.2.1-4, § 1, 15°, van het decreet betreffende het afgelopen jaar, voorgesteld overeenkomstig het model vastgesteld door de Minister, na overleg met de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector ;
3° een ontwerpbegroting voor het jaar waarop de werkingssubsidie betrekking heeft.
Deze documenten worden bezorgd aan de Minister en aan het Secretariaat-generaal binnen de termijn voorgeschreven in artikel 3.2.4-1, § 3, van het decreet.
Art.3. Met het oog op de berekening van het bedrag van haar subsidie is de nabijheidsmedia ertoe gehouden in haar activiteitenverslag de volgende informatie op te nemen :
1° het totale volume, in minuten berekend, van de eigen productie in eerste uitzending gedurende het jaar van het activiteitenverslag met bepaling, voor elk geproduceerd programma, van de datum van de eerste uitzending, de duur en de frequentie van de productie;
2° het totale volume, in minuten berekend, van de coproducties in eerste uitzending gedurende het jaar van het activiteitenverslag met bepaling voor elke coproductie van de datum van de eerste uitzending, de duur, de frequentie en het globale deel van de nabijheidsmedia.
Art.4. § 1. De Regering kent jaarlijks de nabijheidsmedia werkingssubsidies op de kredieten van de BA 33.10.33 van de organisatie-afdeling 25 van de uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap volgens de nadere regels bedoeld in de paragrafen 2 en 3.
§ 2. Een eerste basisrekening wordt verricht volgens de volgende nadere regels :
1° elke nabijheidsmedia die de vergunning heeft gekregen, ontvangt een vaste subsidie van 194.090,38 EUR. Dat vaste bedrag wordt jaarlijks aangepast, de eerste keer in 2023 op grond van het indexcijfer januari 2022 = 100, volgens de schommeling van het gewone indexcijfer van de consumptieprijzen, bepaald bij de wet van 2 augustus 1971;
2° het saldo van de beschikbare kredieten na aftrek van het totaal van de vaste subsidies die met toepassing van punt 1° werden toegekend, wordt over de nabijheidsmedia die de vergunning heeft gekregen, verdeeld op grond van de volgende kwantitatieve criteria :
a) een deel dat gelijk is aan 45% van het saldo wordt verdeeld in functie van het gemiddelde wekelijkse volume eigen productie (VEP) in minuten berekend over een referentieperiode van twee jaar vanaf 1 januari van het derde jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarin de subsidie wordt toegekend;
b) een deel dat gelijk is aan 25 % van het saldo wordt verdeeld op grond van het aantal inwoners die in de dekkingszone van de nabijheidsmedia wonen;
c) een deel dat gelijk is aan 20 % van het saldo wordt verdeeld op grond van de nettoloonmassa (NLM) van het tweede jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarin de subsidie wordt toegekend.
De nettoloonmassa (NLM) wordt berekend door het totaal van de rechtstreeks voor arbeidsbemiddeling bestemde subsidies (TAS) af te trekken van de globale loonmassa (GLM).
Die berekening gaat uit van de resultatenrekening van de nabijheidsmedia volgens de volgende formule :
o GLM = rekening 62 "Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen" + rekening 617 "Uitzendpersoneel en ter beschikking gesteld personeel" + rekening 619 "Andere bezoldigingen & vergoedingen";
o TAS = rekening 7373 (a) "Brussel - Andere subsidies - Arbeidsbemiddelingsbeleid" + rekening 7374 (a) "RW - Andere subsidies - Arbeidsbemiddelingsbeleid" + rekening 7375 (i) "CFWB - Andere subsidies - Decreet betreffende de non profitsector" + rekening 7376 (a) "Andere subsidies van de Federale Staat - Arbeidsbemiddelingsbeleid" + rekening 7377 "Andere subsidies - tegemoetkomingen van het Fonds Maribel " ;
o NLM = GLM - TAS;
d) een deel dat gelijk is aan 10 % van het saldo wordt verdeeld op grond van de productiviteit. De productiviteit wordt berekend door het in 2°, a) bedoelde VEP door de in c) bedoelde GLM te delen.
§ 3. De werkingssubsidies die met toepassing van § 2 worden berekend, worden vervolgens aangepast als volgt :
1° indien de evolutie van de globale kredieten die voor de werkingssubsidies bestemd zijn, vergeleken met het vorige jaar :
a) hoger is dan of gelijk is aan 1%, wordt de werkingssubsidie van elke nabijheidsmedia herleid tot het niveau van de subsidie van het vorige jaar, vermeerderd met 1 %;
b) tussen 0 % en 1 % ligt, wordt de werkingssubsidie van elke nabijheidsmedia herleid tot de subsidie van het vorige jaar, vermeerderd met het evolutiepercentage van de globale kredieten;
c) gelijk is aan nul, wordt de werkingssubsidie van elke nabijheidsmedia herleid tot de subsidie van het vorige jaar;
d) negatief is, wordt de werkingssubsidie van elke nabijheidsmedia herleid tot de subsidie van het vorige jaar, verminderd met het evolutiepercentage van de globale kredieten;
2° indien een met toepassing van § 2 berekende werkingssubsidie hoger is dan de met toepassing van § 3, 1°, a) berekende werkingssubsidie, stemt de aan de nabijheidsmedia toegekende subsidie overeen met de met toepassing van § 2 berekende subsidie, waarvan het evolutiepercentage, vergeleken met het vorige jaar, het volgende maximum bedraagt :
a) 1 %, als de evolutie van de globale kredieten, vergeleken met het vorige jaar, tussen 1 % en 1,49 % ligt;
b) 1,5 %, als de evolutie van de globale kredieten, vergeleken met het vorige jaar, tussen 1,5 % en 1,99 % ligt;
c) 2 %, als de evolutie van de globale kredieten, vergeleken met het vorige jaar, tussen 2 % en 2,99 % ligt;
d) 2,5 %, als de evolutie van de globale kredieten, vergeleken met het vorige jaar, hoger is dan of gelijk is aan 3 %;
3° het saldo van de beschikbare kredieten na aftrek van het totaal van de subsidies die met toepassing van de punten 1° en 2° van deze paragraaf werden berekend, wordt verdeeld over de nabijheidsmedia waarvan de subsidie die met toepassing van de punten 1° en 2° van deze paragraaf werd gekregen, lager is dan een bedrag, hierna referentiebedrag genoemd, dat het resultaat is van de vermenigvuldiging van het bedrag van de globale kredieten met het deel, hierna referentiedeel genoemd, dat de subsidie van de nabijheidsmedia voor het jaar 2011 vertegenwoordigde in de globale kredieten van datzelfde jaar, met andere woorden de volgende formule :
Referentiebedrag = globale kredieten van het jaar n x referentiedeel.
Het referentiedeel voor elke nabijheidsmedia is de volgende :
ANTENNE CENTRE ASBL | 7,95% |
CANAL C ASBL | 8,33% |
CANAL ZOOM, TELEVISION LOCALE DE GEMBLOUX, CHASTRES, PERWEZ ET WALHAIN ASBL | 4,67% |
NO TELE ASBL | 11,69% |
R.T.C.-RADIO-TELEVISION-CULTURE ASBL | 11,14% |
BX1 ASBL | 11,41% |
TELEVISION LOCALE MONS - BORINAGE ASBL (TELE MB) | 7,40% |
TELEVISION, EDUCATION, ANIMATION, CULTURE ASBL (TELESAMBRE T.E.A.C.) | 9,33% |
VEDIA ASBL | 6,89% |
T.V. COM. ASBL | 7,21% |
TV LUX ASBL | 6,99% |
MATELE ASBL | 6,99% |