9 NOVEMBER 2022. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques en van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques
Art. 1-9
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques
Art. 10-13
HOOFDSTUK 3. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 14-16
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques
Artikel 1. In artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 10°, worden de woorden "van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst" vervangen door de woorden "van de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling en Onderzoek";
2° in 12°, worden de woorden "het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2009 betreffende de overdrachten van bevoegdheden aan de statutaire personeelsleden van de Waalse Overheidsdienst" vervangen door de woorden "Besluit van de Waalse Regering betreffende de overdrachten van bevoegdheden in de Waalse Overheidsdienst";
3° in 23°, worden de woorden "van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst" vervangen door de woorden "van de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling en Onderzoek".
Art.2. Artikel 2bis/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, wordt vervangen als volgt:
"Art. 2bis/1. § 1. Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, k., van de wet wordt de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van de onderneming berekend op basis van het gemiddelde van elk kwartaal van het jaar waarin de werknemer is tewerkgesteld.
De hoogste wekelijkse arbeidstijd in elk betrokken kwartaal wordt in aanmerking genomen.
§ 1. De contractuele arbeidsduur omvat de perioden van opschorting van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor dienstencheques en niet de overuren of de uren die zijn gewerkt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur die is gesloten om het aantal te werken uren uit hoofde van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en deeltijds te wijzigen.
Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, k., van de wet worden werknemers van wie de arbeidsovereenkomst gedurende ten minste 100 kalenderdagen is geschorst wegens arbeidsongeschiktheid tijdens het jaar, niet in aanmerking genomen.
§ 3 Teneinde de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, k. van de wet te kunnen controleren, zendt de betrokken erkende onderneming jaarlijks in de maand februari aan de Administratie een opgave van de gemiddelde arbeidsduur bedoeld in § 1 voor elk van de kwartalen van het voorgaande jaar. Deze opgave bevat de lijst van de werknemers die met een arbeidsovereenkomst voor dienstencheques zijn tewerkgesteld met hun naam, voornaam en identificatienummer in het Rijksregister bedoeld in artikel 2, § 3, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij ontstentenis daarvan, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, alsmede het aantal in aanmerking komende uren, in de zin van § 2, dat elk kwartaal is gepresteerd.
Indien de erkende onderneming gebruik maakt van een erkend sociaal secretariaat, certificeert dit de in lid 1 bedoelde opgave.
De administratie bewaart de in lid 1 bedoelde gegevens niet langer dan nodig is voor controledoeleinden, met inbegrip van het beheer van eventuele daarmee verband houdende geschillen, met een maximale bewaringstermijn die niet langer mag zijn dan 31 december van het jaar waarin de verjaringstermijn van de acties en, in voorkomend geval, de volledige betaling van alle daarmee verband houdende bedragen, alsmede de definitieve beëindiging van de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures en beroepen, hebben plaatsgevonden.".
Art.3. Artikel 2bis/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, wordt vervangen als volgt:
"Art. 2bis/2. § 1. De erkende onderneming biedt negen uur opleiding per jaar aan elke voltijds equivalente werknemer in dienst met een arbeidsovereenkomst dienstencheques en die werkzaam is in een vestigingseenheid in het Waals Gewest.
In afwijking van lid 1 wordt, wanneer de werknemer geen 38-urige werkweek heeft, het minimumaantal uren opleiding voor een deeltijds werkende werknemer berekend naar evenredigheid van zijn deeltijdse arbeid. Wanneer het resultaat een decimaal heeft, wordt afgerond op het volgende hele uur. Het resultaat mag niet minder dan vier uur opleiding zijn.
Wanneer het werkregime in de loop van het jaar verandert, wordt het minimumaantal opleidingsuren berekend met inachtneming van het hoogste werkregime.
§ 2. Om in aanmerking te komen moet de opleiding aan ten minste één van de volgende voorwaarden voldoen:
1° worden goedgekeurd in het kader van het opleidingsfonds dienstencheques;
2° worden ondersteund door een sectoraal opleidingsfonds;
3° worden betaald door middel van opleidingscheques;
4° worden ondersteund in het kader van het aanpassingskrediet;
5° recht geven op betaald educatief verlof.
§ 3 Het opleidingsuur wordt geacht te zijn aangeboden wanneer een geval van overmacht, dat niet te wijten is aan de schuld van de erkende onderneming, de werknemer verhindert deel te nemen aan een opleiding die eerder door de onderneming voor hem werd georganiseerd.
De afwezigheid van de werknemer bij de opleiding wegens arbeidsongeschiktheid of verlof om dwingende redenen kan als overmacht worden beschouwd.
De negen opleidingsuren worden geacht te zijn aangeboden wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van de werknemer gedurende meer dan 100 kalenderdagen in het jaar wordt opgeschort.
§ 4 In afwijking van § 1, eerste lid, wordt de werknemer niet in aanmerking genomen indien hij in het laatste kwartaal van het jaar op basis van een arbeidsovereenkomst voor dienstencheques wordt tewerkgesteld.
§ 5. De erkende onderneming organiseert de registratie van de aangeboden opleidingen voor elke werknemer die met een arbeidsovereenkomst voor dienstencheques in dienst is genomen, zodanig dat precies kan worden nagegaan hoeveel uren opleiding zijn gegeven en welk soort opleiding. De bewijsstukken zijn bij dit document gevoegd.
Deze gegevens worden bewaard in de eenheid van de vestiging waar de werknemer werkzaam is.
Het erkende bedrijf bewaart de opleidingsgegevens 10 jaar lang. Aan het einde van deze periode wordt de opname vernietigd.".
Art.4. In artikel 2quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2014 en laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 3 worden de woorden "die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp genieten" vervangen door "die als werkzoekende zijn ingeschreven bij een bevoegde openbare dienst voor arbeidsbemiddeling in België";
2° in paragraaf 3 worden de woorden "die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp geniet" telkens vervangen door "die als werkzoekende is ingeschreven bij een bevoegde openbare dienst voor arbeidsbemiddeling in België";
3° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven ;
4° in paragraaf 4, eerste lid, 6°, worden de woorden "het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs" vervangen door de woorden "het decreet van 10 juni 2021 betreffende het standvastig maken van de in het kader van de regeling voor de steun ter bevordering van de tewerkstelling (Franse afkorting "APE") gecreëerde jobs en de creatie van jobs die beantwoorden aan prioritaire maatschappelijke behoeften";
3° in paragraaf 4, eerste lid, 9°, worden de woorden "artikel 1, derde lid" vervangen door de woorden "artikel 1, vijfde lid";
6° in paragraaf 4 wordt lid 1 aangevuld met een punt 21°, luidend als volgt:
"21° de onderneming verbindt zich ertoe niet toe te staan dat diensten betaald door middel van dienstencheques worden verricht door werknemers van wie de tewerkstelling niet vooraf is aangegeven bij de RSZ, overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels " ;
3° in paragraaf 4 wordt een nieuw lid ingevoegd, tussen het derde en het vierde lid, luidend als volgt:
"Bij gebreke van een inschrijving als bedoeld in het eerste lid, 15°, is de dienstencheque die tijdens de inbreukperiode is afgegeven en waarvoor de inschrijving onvolledig, onjuist of niet-bestaand is, onverschuldigd.".
Art.5. Artikel 2sexies, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004 en laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016, wordt aangevuld met een 8° dat als volgt luidt: "8° een model van het contract met de gebruiker".
Art.6. In artikel 6bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 juli 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2009, wordt de zin "Het bezit van gebruikersidentificatiecodes door het erkende bedrijf wordt beschouwd als vertegenwoordiging" ingevoegd tussen de zin die eindigt met "mag de onderneming de gebruiker niet vertegenwoordigen" en de zin die begint met "De onderneming mag evenmin".
Art.7. In artikel 10bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 2012 en laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
6° in paragraaf 1, in het vijfde lid, worden de woorden "het Secretariaat" vervangen door de woorden "de Administratie";
2° er wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidend als volgt:
" § 3/1. Indien het erkende bedrijf achterstallige betalingen heeft van door de administratie gevorderde bedragen, achterstallige bijdragen die door een bureau voor de inning van socialezekerheidsbijdragen moeten worden geïnd of achterstallige belastingen, geeft de Administratie het bedrijf dat de dienstencheques afgeeft opdracht vijf euro minder te betalen dan de interventie die aan het bedrijf wordt doorgegeven voor terugbetaling.
Indien de erkende onderneming één maand na de kennisgeving van de in lid 1 bedoelde beslissing nog steeds achterstallige bedragen verschuldigd is, verbiedt de administratie de onderneming de interventie en de aankoopprijs van de dienstencheque te betalen voor de dienstencheques die ter terugbetaling aan de onderneming van afgifte zijn toegezonden.
De uitgevende vennootschap betaalt het in lid 1 of 2 bedoelde bedrag binnen de in § 2, tweede lid, bedoelde termijn. Dit bedrag levert het erkende bedrijf geen rente op;
3° in de paragraaf 4 worden de woorden "in de paragrafen 2 en 3" telkens vervangen door de woorden "in de paragrafen 2 tot 3/1";
4° in paragraaf 5, in het eerste lid:
a) wordt de zin "kan de Waalse Overheidsdienst de tegemoetkoming en het bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque geheel terugvorderen" vervangen door de zin "vordert de Waalse Overheidsdienst de tegemoetkoming en het bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque geheel terug";
b) de woorden "indien deze ten onrechte werd toegekend" worden opgeheven;
5° in paragraaf 5 wordt een nieuw lid ingevoegd, tussen het eerste en het tweede lid, luidend als volgt:
"2. Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt berekend op basis van de door de uitgevende onderneming verstrekte beveiligde gegevens.".
6° paragraaf 5/1 wordt opgeheven ;
7° in paragraaf 7 worden de woorden "of, in voorkomend geval, de Administratie" ingevoegd tussen de woorden "De Forem" en "stuurt".
Art.8. In artikel 10bis/2, ingevoegd bij het besluit van de Waalse regering van 4 april 2019, worden in lid 3 de woorden "de functionele directie" vervangen door de woorden "de Administratie".
Art.9. In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit worden een nieuw artikel 11/1 ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 11/1. § 1. De Minister bevoegd voor Werk kan besluiten een gebruiker die een van de in artikel 3bis, eerste lid, van de wet bedoelde handelingen heeft verricht, te verbieden.
§ 2. De administratie brengt de gebruiker die ervan verdacht wordt een van de in artikel 3bis, eerste lid, van de wet bedoelde feiten te hebben gepleegd, op de hoogte van de feiten waarvan hij wordt beschuldigd en van de risico's waaraan hij is blootgesteld. Zij verleent hem een termijn van ten minste een maand vanaf de datum van kennisgeving om kennis te nemen van het dossier en zijn opmerkingen schriftelijk kenbaar te maken.
§ 3. De Administratie brengt de Minister bevoegd voor tewerkstelling op de hoogte dat een gebruiker een van de feiten bedoeld in artikel 3bis, eerste lid, van de wet heeft gepleegd en deelt hem een kennisgeving mee.
Binnen twee maanden na deze informatie beslist de Minister bevoegd voor Werk.
§ 4. De Administratie stelt de gebruiker in kennis van de beslissing van de Minister bevoegd voor Werk.
Wanneer de beslissing betrekking heeft op een van de feiten bedoeld in artikel 3bis, eerste lid, 2° tot 4° van de wet, zal de Administratie een afschrift van de beslissing aan de betrokken werknemer meedelen indien deze daarom heeft verzocht.
Wanneer de Minister bevoegd voor Werk een besluit neemt over een verbod, stuurt de Administratie een kopie van het besluit naar de, dat de uitgevende onderneming in kennis stelt van het verbod.
§ 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de Minister bevoegd voor Werk verstaan de Minister bevoegd voor Werk of de door hem aangewezen gedelegeerde ambtenaar van de Administratie.".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques
Art.10. In artikel 2, paragraaf 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, worden de woorden "binnen de sector Dienstencheques" opgeheven.
Art.11. In artikel 6, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, wordt de zin "Er dient een afzonderlijke aanvraag te worden opgesteld voor elke bedrijfseenheid waarop de terugbetaling van een opleiding van toepassing is." opgeheven.
Art.12. In artikel 6ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, wordt de zin "Er dient een afzonderlijke aanvraag te worden opgesteld voor elke bedrijfseenheid waarop de terugbetaling van een opleiding van toepassing is." opgeheven.
Art.13. In artikel 6quater, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019, wordt de zin "Er dient een afzonderlijke aanvraag te worden opgesteld voor elke bedrijfseenheid waarop de terugbetaling van een opleiding van toepassing is." opgeheven.
HOOFDSTUK 3. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.14. Voor de toepassing van artikel 2, paragraaf 2, eerste lid, k., van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, worden de eerste drie kwartalen van het jaar 2022 niet in aanmerking genomen wanneer de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van werknemers die met een dienstencheque-arbeidsovereenkomst zijn tewerkgesteld en die in een vestigingseenheid in het Waalse Gewest van de onderneming werken, minder dan 19 uur bedraagt.
Art.15. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2022.
Art. 16. De Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.