Details





Titel:

10 MEI 2022. - Ministerieel besluit betreffende een tijdelijke afwijking op het verbod pesticiden die glyfosaat bevatten te gebruiken om de veiligheid van de uitbating van de spoorwegen te garanderen



Inhoudstafel:


Art. 1-3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2024003973 



Artikels:

Artikel 1. § 1. In afwijking op artikel 1 van het besluit van 10 november 2016 dat het gebruik van pesticiden die glyfosaat bevatten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verbiedt, met naleving van de beginselen van de geïntegreerde bestrijding en de voorwaarden opgenomen in afwijkingen die werden toegekend op basis van artikel 9 van de voormelde ordonnantie wordt, in voorkomend geval, het gebruik van pesticiden die glyfosaat bevatten toegestaan als laatste redmiddel voor het beheer van de spoorwegen, in het bijzonder de ballastbedden, de ruimte tussen de sporen en veiligheidspaden van hoofdspoorwegen en bijsporen (uitwijkbundels), ten voordele van de volgende instellingen en hun onderaannemers, en exclusief in de genoemde gevallen :
  1° de naamloze vennootschap van publiek recht INFRABEL, voor het beheer van de hoofdspoorwegen en bijsporen van type I;
  2° de naamloze vennootschap van publiek recht Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen - directie Technics, voor het beheer van de sporenbundels van de technische sites van de NMBS van Vorst en Schaarbeek ;
  3° de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel, MIVB, voor het beheer van de metrosporen in openlucht en de spoorcomplexen ter hoogte van de stelplaatsen van Haren, Jacques Brel en Delta.
  § 2. De gebruikte pesticiden moeten producten zijn die zijn toegelaten op de nationale markt voor het onderhoud van spoorwegen of verharde permanent onbeteelde terreinen, krachtens het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik.
  Ze moeten worden gebruikt in de kleinste dosis die doeltreffend is en met naleving van de voorwaarden die zijn vermeld in hun toelatingsakte voor het op de markt brengen of hun vergunningsakte voor parallelimport.
  De pesticiden moeten plaatselijk worden gebruikt via technieken die zijn aangepast aan bijzondere toepassingsvoorwaarden, met het oog op het zoveel mogelijk beperken van de drift en de blootstelling van de organismen die geen doelwit zijn.
  § 3. Sproeien kan niet plaatsvinden als officiële meteorologische diensten, zoals het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) een gemiddelde windsnelheid voorspellen die 20 km/u (5,6 m/s) bereikt of overschrijdt.
  De naleving van de voorwaarden van deze paragraaf wordt gewaarborgd door de persoon die verantwoordelijk is voor het spuiten, en moet ten minste houder zijn van een fytolicentie type P2 (professioneel gebruik). Deze persoon blijft op de hoogte van korte termijn weervoorspellingen van de officiële meteorologische diensten en stelt als preventieve maatregel het spuiten uit in geval van tegengestelde weersvoorspellingen.
  Voor dit doel worden sprays minstens 10 werkdagen vóór de geplande theoretische datum aan Leefmilieu Brussel meegedeeld. Elke wijziging van deze datum, met name in toepassing van lid 2, wordt ook zo snel mogelijk meegedeeld.
  § 4. Beheerders stellen alles in het werk om spuitdrift te verminderen en de blootstelling van kwetsbare groepen te beperken.
  Leefmilieu Brussel mag geografische gebieden bepalen waarin de vrijstelling niet van toepassing is, gezien een onaanvaardbaar risico voor de inrichtingen bedoeld in artikel 7, § 1, eerste en derde lid, van de ordonnantie.
  § 5. Leefmilieu Brussel kan van de beheerders eisen dat ze monsters nemen en chemische analyses uitvoeren om de milieu-impact van het sproeien in bepaalde kwetsbare gebieden te controleren, gezien het belang ervan voor de biodiversiteit of het feit dat ze door het publiek worden bezocht.

Art.2. Deze afwijking wordt toegekend voor een periode van een jaar, te tellen vanaf de publicatie in het Belgische Staatsblad.
  Aan het einde van deze periode dienen de houders van een afwijking bij Leefmilieu Brussel een evaluatierapport in dat de volgende informatie bevat: - de gebruikte hoeveelheden glyfosaat; - de getroffen maatregelen om deze hoeveelheden te verminderen; - cartografie van bespoten gebieden; - elke andere relevante context of technische verklaring.

Art. 3. Leefmilieu Brussel is bevoegd om de naleving van de voorwaarden van deze afwijking te controleren.