Details





Titel:

16 MAART 2022. - Koninklijk Besluit tot uitvoering van artikel 427 van de programmawet van 27 december 2004 [met betrekking tot accijnsverhogingen]. <KB2023-02-14/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-03-2022 en tekstbijwerking tot 21-02-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1-4, 4/1, 4/2, 4/3, 4/4, 4/5, 4/6, 4/7, 4/8, 5-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2022031250 



Artikels:

Artikel 1.§ 1. De ongelode benzine van de [1 GN-codes 2710 12 49, 2710 12 41 en 2710 12 45 en gasolie van de GN-codes 2710 19 46, 2710 19 47, 2710 19 48, 2710 20 16, 2710 20 19 en 2710 19 43 en 2710 20 11]1 bedoeld bij respectievelijk artikel 419, b) en c) en artikel 419, e) i) en f) i) van de programmawet van 27 december 2004 die op de dag van de verhoging van de bijzondere accijns bedoeld bij artikel 420, § 3 van de programmawet van 27 december 2004 te 0 uur na inverbruikstelling hier te lande voorhanden zijn in de inrichtingen van handelaars, van depothouders en van houders van een tankstation of onderweg zijn met bestemming naar genoemde inrichtingen, zijn onderworpen aan een aanvullende bijzondere accijns gelijk aan de ingestelde verhoging van de bijzondere accijns.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt verstaan onder:
  1° handelaar: iedere persoon die gehouden is over een vergunning energieproducten en elektriciteit te beschikken overeenkomstig artikel 14, § 1, 4° van het koninklijk besluit van 28 juni 2015 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit;
  2° depothouders: alle personen met uitsluiting van particulieren, die, in welke hoedanigheid ook, de bij § 1 bedoelde energieproducten voorhanden hebben en deze niet uitsluitend voor eigen gebruik aanwenden;
  3° houder van een tankstation: zoals bedoeld bij artikel 14, § 1, 5°, van het koninklijk besluit van 28 juni 2015 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit.
  ----------
  (1)<KB 2023-02-14/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>

Art.2.§ 1. De aanvullende bijzondere accijns bedoeld bij artikel 1, § 1, is verschuldigd door de in artikel 1, § 2, bedoelde personen die de energieproducten die aan deze aanvullende bijzondere accijns onderworpen zijn, op de dag van de betrokken verhoogde accijnsheffing voorhanden hebben.
  Voor de onderweg zijnde energieproducten is de aanvullende bijzondere accijns verschuldigd door de geadresseerde indien deze de hoedanigheid heeft van een in artikel 1, § 2, bedoelde persoon.
  § 2. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2023-02-14/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>

Art.3. De bij artikel 1, § 1, vastgestelde aanvullende bijzondere accijns wordt slechts geheven in de mate dat de belastbare hoeveelheid 1 000 liter overtreft en dit per soort van energieproduct waarvoor een afzonderlijk tarief van de accijnzen van toepassing is.
  Deze bepaling geldt voor elke plaats waar energieproducten voorhanden zijn.

Art.4.[1 § 1. Voor elke plaats waar zij energieproducten voorhanden hebben die belastbaar zijn krachtens artikel 1, § 1, moeten de handelaars, de depothouders en de houders van een tankstation, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 2, uiterlijk de dag die volgt op de dag waarop de verhoging van het tarief van de bijzondere accijns in werking treedt, een gedateerde en ondertekende voorraadaangifte in tweevoud opmaken waarop per soort van energieproduct waarvoor een afzonderlijk tarief van de accijnzen van toepassing is, de hoeveelheden, bedoeld in artikel 1, § 1, zijn vermeld, die hier te lande in verbruik werden gesteld:
   1° die zij voorhanden hadden te 0 uur op de dag van de tariefverhoging;
   2° die hen werden toegezonden vóór de dag van de tariefverhoging maar pas tussen de datum van verhoging van het tarief en de datum van indiening van de overeenkomstige voorraadaangifte zijn toegekomen.
   § 2. Geen voorraadaangifte hoeft te worden gedaan wanneer voor elke soort belastbare energieproducten, het totaal van de in § 1, 1° en 2°, bedoelde hoeveelheden energieproducten, per soort product waarvoor een afzonderlijk accijnstarief van toepassing is, 1 000 liter niet overtreft.
   § 3. De in de voorraadaangifte te vermelden hoeveelheden moeten in principe worden opgegeven bij de temperatuur van 15 ° C. Indien aan deze eis niet kan worden voldaan mogen de hoeveelheden worden opgegeven bij omgevingstemperatuur met vermelding ervan.
   § 4. De houders van een tankstation, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 2, die overeenkomstig artikel 52, § 2, van het koninklijk besluit van 28 juni 2015 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit de toelating hebben om het register pomphouder centraal te houden mogen één enkele voorraadaangifte opmaken voor alle betrokken tankstations.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-02-14/02, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>

Art.4/1. [1 § 1. De voorraadaangifte moet uiterlijk de donderdag die volgt op de tweede week van de tariefverhoging ingediend worden via een specifieke module op het elektronisch platform MyMinFin.
   § 2. De aangevers dienen, in voorkomend geval, een aanvullende voorraadaangifte in via de specifieke module vermeld in paragraaf 1, met betrekking tot de hier te lande in verbruik gestelde hoeveelheden energieproducten die hen werden toegezonden vóór de dag van de tariefverhoging doch die pas na het indienen van hun aangifte zijn toegekomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-14/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>


Art.4/2. [1 Wie overeenkomstig artikelen 4 en 4/1 een voorraadaangifte heeft ingediend moet desgevraagd alle documenten, bescheiden en andere stukken overleggen waaruit de juistheid van die aangifte kan blijken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-14/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>


Art.4/3. [1 § 1. De depothouders en houders van een tankstation die niet voldoen aan de definitie voorzien in artikel 1, § 2, moeten, ten laatste 2 weken na de inwerkingtreding van dit besluit een opgave van hun plaatsen waar de in artikel 1 bedoelde energieproducten voorhanden worden gehouden indienen bij de ambtenaar belast met het beheer van het hulpkantoor der accijnzen of der douane en accijnzen van het gebied waar deze plaatsen gevestigd zijn.
   § 2. Bij deze opgave dient een gedateerde en ondertekende verklaring van de verantwoordelijke persoon te worden gevoegd waarin op erewoord wordt verklaard dat de betrokken producten uitsluitend voor de eigen behoeften worden aangewend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-14/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>


Art.4/4. [1 § 1. Na het indienen van de voorraadaangifte via de specifieke module op het elektronisch platform MyMinFin ontvangt de betrokkene een uitnodiging tot betaling.
   § 2. De verschuldigde sommen van de aanvullende bijzondere accijns moeten, binnen de op de uitnodiging tot betaling vermelde termijn van betaling, worden voldaan op het Departement Boekhouding van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen.
   § 3. De betaling moet de betalingsmededeling opgenomen op de uitnodiging tot betaling hernemen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-14/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>


Art.4/5. [1 De in het kader van dit besluit ingezamelde persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van artikelen 4 en 209/2 van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-14/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>


Art.4/6. [1 De verwerkingsverantwoordelijke voor de in het kader van dit besluit verzamelde en verwerkte persoonsgegevens is de Federale Overheidsdienst Financiën.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-14/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>


Art.4/7. [1 De volgende categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt:
   1° naam, adres, e-mailadres en telefoonnummer;
   2° KBO-nummer of rijksregisternummer;
   3° indien van toepassing adres van de maatschappelijke zetel;
   4° adressen van de betrokken pompstations;
   5° vergunningsnummer van de vergunning energieproducten en elektriciteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-14/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>


Art.4/8. [1 De bewaartermijn van de in het kader van dit besluit ingezamelde persoonsgegevens bedraagt tien jaar na indiening van de voorraadaangifte bedoeld in artikel 4.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-02-14/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2023>


Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.