13 MEI 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid, wat betreft de mobiliteitsmonitoring en de voortgangsrapportage
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Mobiliteitsmonitoring
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - Voortgangsrapportage
Art. 6-8
HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Art. 9
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° decreet van 26 april 2019: het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid;
2° vervoerregioraad: een vervoerregioraad als vermeld in artikel 7 van het decreet van 26 april 2019.
HOOFDSTUK 2. - Mobiliteitsmonitoring
Art.2. Het mobiliteitsmonitoringssysteem, vermeld in artikel 24 van het decreet van 26 april 2019, bevat, naast de in artikel 24, § 1, derde lid, van het decreet van 26 april 2019 vermelde gepseudonimiseerde gegevens, de ontwikkeling en het beheer van:
1° metagegevens over mobiliteitsinformatie;
2° een gegevensbank met technische en anonieme gegevens;
3° verkeersmodellen.
In het eerste lid, 1°, wordt verstaan onder metagegevens: documentatie die de volgende elementen beschrijft:
1° wie de eigenaar is van de mobiliteitsinformatie;
2° wat de inhoud en de frequentie van actualisering is;
3° op welke technische wijze en onder welke voorwaarden de eigenaar, vermeld in punt 1°, benaderd en bevraagd kan worden.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden verzameld met het oog op het vervullen van de taken, vermeld in artikel 24, § 1, eerste, tweede en zesde lid, en § 3, van het voormelde decreet.
Het departement Mobiliteit en Openbare Werken staat in voor de kwaliteitszorg en neemt de maatregelen die nodig zijn om mobiliteitsinformatie te verspreiden.
De gemeenten, provincies en de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen die in het Vlaamse Gewest belast zijn met taken van openbaar nut, vermeld in artikel 4 van het voormelde decreet, verlenen hun medewerking aan de ontwikkeling en actualisering van de gegevensbank, vermeld in het eerste lid, punt 2°, met de anonieme, technische en geaggregeerde gegevens waarover ze beschikken conform titel III, hoofdstuk 3, afdeling 3, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
Art.3. Met behoud van de toepassing van artikel 24 van het decreet van 26 april 2019 hebben de gegevens, vermeld in artikel 2, eerste lid, punt 2°, minstens betrekking op de volgende thema's:
1° verkeersveiligheid;
2° verkeersvolume en -performantie voor verschillende modi;
3° infrastructuur;
4° aanbod en gebruik van vervoersdiensten;
5° milieu-indicatoren.
Voor de thema's, vermeld in het eerste lid, worden gegevens verzameld over de personenmobiliteit en het goederenverkeer als die beschikbaar zijn.
Art.4. De gegevens, vermeld in artikel 2, eerste lid, punt 2°, dragen bij tot het inzichtelijk maken van de mobiliteitstoestand voor elke vervoerregio, vermeld in artikel 6 van het decreet van 26 april 2019, en op het niveau van het Vlaamse Gewest.
De gegevens, vermeld in artikel 2, eerste lid, punt 2°, kunnen dienstdoen als basis voor:
1° beschrijvende of kwantitatieve analyses;
2° het berekenen van indicatoren, in voorkomend geval gedefinieerd in de Vlaamse Mobiliteitsvisie, vermeld in artikel 10/1 van het voormelde decreet, het Verkeersveiligheidsplan, vermeld in artikel 23 van het voormelde decreet, of de mobiliteitsplannen, vermeld in artikel 12 van het voormelde decreet;
3° het meten van de effecten van de Vlaamse Mobiliteitsvisie, het Verkeersveiligheidsplan en de mobiliteitsplannen, vermeld in punt 2° ;
4° het opmaken van een voortgangsrapport als vermeld in artikel 6 van dit besluit.
Voor de taken, vermeld in het tweede lid, wordt de gegevensbank, vermeld in artikel 2, eerste lid, punt 2°, gehanteerd als unieke informatiebron, tenzij de informatie niet aanwezig is in de gegevensbank.
Art.5. De gegevens in de gegevensbank, vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°, worden minstens één keer per jaar geactualiseerd op basis van de beschikbare en de meest recente cijfers op het moment dat het departement Mobiliteit en Openbare Werken de gegevens ter beschikking krijgt.
HOOFDSTUK 3. - Voortgangsrapportage
Art.6. Er wordt minstens in elke eerste helft van elke regeerperiode voor de regionale mobiliteitsplannen een voortgangsrapport als vermeld in artikel 24, § 3, van het decreet van 26 april 2019, opgesteld dat is samengesteld uit de volgende elementen:
1° een omschrijving, analyse en evaluatie van de mobiliteitstoestand en de ontwikkeling ervan;
2° een omschrijving, analyse en evaluatie van het gevoerde mobiliteitsbeleid zoals vooropgesteld in het actieplan, vermeld in artikel 3, § 2, 3°, c), van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020 over de regionale mobiliteitsplannen met integratie van de milieueffectrapportage, en in relatie tot de elementen, vermeld in punt 4° tot en met 6° ;
3° een omschrijving van de evolutie van de planningscontext sinds de goedkeuring van het regionaal mobiliteitsplan, als dat relevant is voor de elementen, vermeld in punt 4° tot en met 6° ;
4° een verslag van de stand van de uitvoering van het regionaal mobiliteitsplan;
5° in voorkomend geval een omschrijving, analyse en evaluatie van de redenen voor de vertraging bij de uitvoering en het niet-bereiken van de operationele doelstellingen;
6 een opgave van de nog uit te voeren maatregelen en het vermoedelijke tijdschema ervan ter uitvoering van het actieplan van het regionaal mobiliteitsplan en de eventuele alternatieven om de operationele doelstellingen van het plan alsnog te bereiken.
Art.7. In het voortgangsrapport wordt een van de volgende beslissingen weergegeven:
1° de vervoerregioraad is van oordeel dat de strategische visie voor de lange termijn integraal moet worden herzien;
2° de vervoerregioraad bevestigt de strategische visie, maar is van oordeel dat een bijsturing noodzakelijk is. De bijsturing kan van de volgende aard zijn: de operationele doelstellingen moeten aangepast worden of de omschrijving van de gewenste ontwikkeling voor een of meer thema's moet aangepast worden;
3° de vervoerregioraad bevestigt de strategische visie.
In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt het regionaal mobiliteitsplan volledig herzien.
In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt het regionaal mobiliteitsplan gedeeltelijk herzien. De relevante delen van het regionaal mobiliteitsplan en het actieplan worden aangepast.
In het geval, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt het regionaal mobiliteitsplan bevestigd en verder uitgevoerd volgens de afspraken die zijn opgenomen in het voortgangsrapport in navolging van artikel 6, 6°.
Art.8. De vervoerregioraad is belast met de opmaak van het voortgangsrapport.
De vervoerregioraad betrekt de actoren, vermeld in artikel 5, § 1, eerste lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020 over de regionale mobiliteitsplannen met integratie van de milieueffectrapportage, bij de opmaak van het voortgangsrapport.
De vervoerregioraad maakt het voortgangsrapport ter kennisgeving over aan de Vlaams minister, bevoegd voor het algemeen mobiliteitsbeleid.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Art. 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen mobiliteitsbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het gemeenschappelijk vervoer, de Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid, de Vlaamse minister bevoegd voor de waterinfrastructuur en het waterbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de regionale luchthavens, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.