17 MAART 2022. - Wet houdende diverse fiscale bepalingen en fraudebestrijding(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-03-2022 en tekstbijwerking tot 15-07-2022)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Vrijstelling van de door een gewest of de Duitstalige gemeenschap toegekende opleidingspremies voor knelpuntberoepen
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen op het vlak van de belastingverminderingen voor werkloosheidsuitkeringen
Art. 4-9
HOOFDSTUK 4. - Instelling van een wettelijk kader voor overleg en samenwerking tussen het Openbaar Ministerie, de federale gerechtelijke politie en de fiscale administratie mogelijk te maken ter bestrijding van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerde en ter ondersteuning van de werkzaamheden van de MOTEM's (gemengde multidisciplinaire onderzoeksteams)
Afdeling 1. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art. 10-13
Afdeling 2. - Wijzigingen van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde
Art. 14-16
HOOFDSTUK 5. - Economie, KMO en Middenstand - Verplichting voor ondernemingen tot terbeschikkingstelling aan consumenten van een elektronisch betaalmiddel
Art. 17-20
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Vrijstelling van de door een gewest of de Duitstalige gemeenschap toegekende opleidingspremies voor knelpuntberoepen
Art.2. In artikel 38, § 1, eerste lid, 34°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 23 maart 2019, worden de woorden "maximum 220 euro," vervangen door de woorden "maximum 420 euro,".
Art.3. Artikel 2 treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2023.
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen op het vlak van de belastingverminderingen voor werkloosheidsuitkeringen
Art.4. In artikel 147 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, 7°, wordt het bedrag "1 148,93 euro" vervangen door de woorden "een basisvermindering van 1 148,93 euro en een aanvullende vermindering van 236,38 euro";
2° in het eerste lid, 8°, worden de woorden "het in 7° bedoelde bedrag" vervangen door de woorden "de in 7° bedoelde bedragen";
3° in het vierde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) tussen de woorden "op pensioenen en andere vervangingsinkomsten" en de woorden "na toepassing van" worden de woorden "of op werkloosheidsuitkeringen" ingevoegd;
b) tussen de woorden "uit pensioenen en andere vervangingsinkomsten" en de woorden ", verhoogt de Koning" worden de woorden "of uit werkloosheidsuitkeringen" ingevoegd;
c) de woorden "het in het eerste lid, 1°, vermelde bedrag" worden vervangen door de woorden "de in het eerste lid, 1° en 7°, vermelde bedragen";
d) de woorden "Dit verhoogde bedrag is" worden vervangen door de woorden "Deze verhoogde bedragen zijn".
Art.5. In artikel 151/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 maart 2019, worden de woorden "en voor werkloosheidsuitkeringen" ingevoegd tussen de woorden "pensioenen en andere vervangingsinkomsten" en de woorden "worden niet verleend".
Art.6.
<Opgeheven bij W 2022-07-05/03, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 25-07-2022>
Art.7.
<Opgeheven bij W 2022-07-05/03, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 25-07-2022>
Art.8.
<Opgeheven bij W 2022-07-05/03, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 25-07-2022>
Art.9. Dit hoofdstuk is van toepassing vanaf aanslagjaar 2023.
HOOFDSTUK 4. - Instelling van een wettelijk kader voor overleg en samenwerking tussen het Openbaar Ministerie, de federale gerechtelijke politie en de fiscale administratie mogelijk te maken ter bestrijding van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerde en ter ondersteuning van de werkzaamheden van de MOTEM's (gemengde multidisciplinaire onderzoeksteams)
Afdeling 1. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art.10. In hoofdstuk III van titel VII van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt een afdeling 8 ingevoegd, luidende "Afdeling 8.- De toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings".
Art.11. In afdeling 8 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 10, wordt een artikel 338quater ingevoegd, luidende:
"Art. 338quater. § 1. Bekleed worden met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, vijfentwintig fiscale ambtenaren met minstens de graad van attaché.
Het aantal van vijfentwintig fiscale ambtenaren kan door de Koning worden verhoogd na advies van het College van procureurs-generaal.
De Koning kan voorwaarden betreffende de ervaring en de opleiding van deze fiscale ambtenaren bepalen.
§ 2. De bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, toegekend aan de in paragraaf 1 bedoelde fiscale ambtenaren, kunnen slechts uitgeoefend worden met het oog op de opsporing en vaststelling van de inbreuken bedoeld in dit Wetboek of de tot uitvoering ervan genomen besluiten of in het artikel 505 van het Strafwetboek, prioritair maar niet exclusief georiënteerd op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, en voor zover zij bijstand verlenen aan gemengde multidisciplinaire onderzoeksteams, opgericht op basis van het artikel 105, § 11 van de wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
§ 3. De ambtenaren bedoeld in paragraaf 1 mogen evenwel geen bijstand verlenen aan een gemengd multidisciplinair onderzoeksteam voor zover zij betrokken zijn in een lopend administratief onderzoek waarop het onderzoek zoals bedoeld in paragraaf 2 betrekking heeft.
§ 4. Om hun bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, te kunnen uitoefenen, leggen de fiscale ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, in handen van de procureur-generaal van het rechtsgebied van hun woonplaats, de eed af in de volgende bewoordingen:
"Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk en het mij opgedragen ambt trouw waar te nemen."
Zij kunnen hun bevoegdheden buiten het rechtsgebied van hun woonplaats uitoefenen.".
Art.12. Artikel 340 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 23 december 2009 en gewijzigd bij de wet van 28 december 2011, wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Onverminderd de toepassing van artikel 327, § 1, tweede lid, kunnen de bewijselementen die door de fiscale ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën zoals bedoeld in artikel 338quater, § 1, worden verzameld tijdens hun medewerking aan een gemengd multidisciplinair onderzoeksteam zoals bedoeld in artikel 338quater, § 2, worden gebruikt ter bepaling van het bestaan en van het bedrag van de belastingschuld alsook ter vaststelling van een overtreding van de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.".
Art.13. Artikel 463 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 juni 2020, wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaren zoals bedoeld in artikel 338quater, § 1, die bijstand leveren aan de gemengde multidisciplinaire onderzoeksteams bedoeld in artikel 338quater, § 2.".
Afdeling 2. - Wijzigingen van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde
Art.14. In hoofdstuk X van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt een artikel 63ter ingevoegd, luidende:
"Art. 63ter. § 1. Bekleed worden met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, vijfentwintig fiscale ambtenaren met minstens de graad van attaché.
Het aantal van vijfentwintig fiscale ambtenaren kan door de Koning worden verhoogd na advies van het College van Procureurs-generaal.
De Koning kan de voorwaarden betreffende de ervaring en de opleiding van deze fiscale ambtenaren bepalen.
§ 2. De bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, toegekend aan de in paragraaf 1 bedoelde fiscale ambtenaren, kunnen slechts uitgeoefend worden met het oog op de opsporing en vaststelling van de inbreuken bedoeld in dit Wetboek of de tot uitvoering ervan genomen besluiten of in het artikel 505 van het Strafwetboek, prioritair maar niet exclusief georiënteerd op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, en voor zover zij bijstand verlenen aan gemengde multidisciplinaire onderzoeksteams, opgericht op basis van het artikel 105, § 11 van de wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
§ 3. De fiscale ambtenaren bedoeld in paragraaf 1 mogen evenwel geen bijstand verlenen aan een gemengd multidisciplinair onderzoeksteam voor zover zij betrokken zijn in een lopend administratief onderzoek waarop het onderzoek zoals bedoeld in paragraaf 2 betrekking heeft.
§ 4. Om hun bevoegdheden van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, te kunnen uitoefenen, leggen de fiscale ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, in handen van de procureur-generaal van het rechtsgebied van hun woonplaats, de eed af in de volgende bewoordingen:
"Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk en het mij opgedragen ambt trouw waar te nemen."
Zij kunnen hun bevoegdheden buiten het rechtsgebied van hun woonplaats uitoefenen.".
Art.15. Artikel 59, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, wordt aangevuld met een lid luidende:
"Onverminderd de toepassing van artikel 93quaterdecies, § 1, derde lid, kunnen de bewijselementen die door de fiscale ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën zoals bedoeld in artikel 63ter, § 1, worden verzameld tijdens hun medewerking aan een gemengd multidisciplinair onderzoeksteam zoals bedoeld in artikel 63ter, § 2, worden gebruikt ter bepaling van het bestaan en van het bedrag van de belastingschuld alsook ter vaststelling van een overtreding van de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.".
Art.16. Artikel 74bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1986 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 juni 2020, wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Het eerste lid is niet van toepassing op de fiscale ambtenaren zoals bedoeld in artikel 63ter, § 1, die bijstand leveren aan de gemengde multidisciplinaire onderzoeksteams zoals bedoeld in artikel 63ter, § 2.".
HOOFDSTUK 5. - Economie, KMO en Middenstand - Verplichting voor ondernemingen tot terbeschikkingstelling aan consumenten van een elektronisch betaalmiddel
Art.17. In boek VI, titel 2, hoofdstuk 2/1, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014, wordt het opschrift van hoofdstuk 2/1 vervangen als volgt:
"Hoofdstuk 2/1. Betaling door de consument".
Art.18. In boek VI, titel 2, hoofdstuk 2/1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014, wordt een artikel VI.7/4 ingevoegd, luidende:
"Art. VI.7/4. Onverminderd artikel VII.30, § 3, stelt de onderneming, wanneer de betaling in euro in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de consument en de onderneming plaatsvindt, aan de consument eveneens een elektronisch betaalmiddel ter beschikking.
Voor de toepassing van dit artikel is het elektronisch betaalmiddel een ander betaalmiddel dan muntstukken en bankbiljetten uitgedrukt in euro, verstrekt door een betalingsdienstaanbieder als bedoeld in artikel I.9, 2°, betreffende de definities van toepassing op boek VII van het Wetboek van economisch recht.".
Art.19. In artikel XV.83, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 november 2021, wordt een bepaling onder 1° /2 ingevoegd, luidende:
"1° /2. van artikel VI.7/4 betreffende de verplichting tot beschikbaarstelling van een elektronisch betaalmiddel;".
Art. 20. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2022.