Details





Titel:

20 JUNI 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994



Inhoudstafel:


Art. 1-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 225 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 november 2020, wordt aangevuld met een paragraaf 12, luidende:
  " § 12. Wanneer de inkomsten van de persoon ten laste het bedrag bedoeld in § 3, eerste lid, overschrijden enkel ingevolge de verhoging van de sociale prestaties zoals in deze paragraaf omschreven, behoudt de gerechtigde de hoedanigheid van gerechtigde met gezinslast, op voorwaarde dat hij zich nog altijd in dezelfde situatie bevindt.
  Voor de toepassing van het eerste lid gaat het om de verhogingen van de volgende sociale prestaties:
  1° de verhogingen van de bedragen van het gewaarborgd minimumpensioen in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 december 2020 inzake de verhoging van het gewaarborgd minimumpensioen;
  2° de verhogingen van de bedragen van het gewaarborgd minimumpensioen in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 december 2020 genomen met toepassing van artikel 132, § 2, van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;
  3° de verhogingen van de bedragen van de inkomensgarantie voor ouderen in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 december 2020 inzake de verhoging van de inkomensgarantie voor ouderen;
  4° de verhogingen van de bedragen van het leefloon in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 december 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 september 2004 tot verhoging van de bedragen van het leefloon, evenals de verhogingen van de bedragen van de minimumuitkering toegekend aan de niet-regelmatige werknemers bedoeld in artikel 214, § 2 die gekoppeld zijn aan de toepasselijke bedragen van het leefloon;
  5° de verhogingen van de minima en bepaalde forfaits in de werkloosheidsverzekering in uitvoering van het koninklijk besluit van 22 december 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering betreffende het verhogen van de minima in het kader van de strijd tegen de armoede;
  6° de verhogingen van de bedragen van de inkomensvervangende tegemoetkoming in uitvoering van het koninklijk besluit van 14 januari 2021 houdende verhoging van het bedrag van categorie A, B en C van de inkomensvervangende tegemoetkoming met toepassing van artikel 6, § 6, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap.".

Art.2. In artikel 226bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 6 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de paragraaf 1, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2018, wordt aangevuld met een lid luidende :
  "Wanneer het maandelijks bedrag van het inkomen van de samenwonende persoon, bedoeld in het eerste lid, het bedrag van het in hetzelfde lid bedoelde gemiddelde minimummaandinkomen overschrijdt enkel ingevolge de verhoging van de sociale prestaties bedoeld in artikel 225, § 12, tweede lid, behoudt de gerechtigde de gelijkstelling met een werknemer bedoeld in artikel 226, op voorwaarde dat hij zich nog altijd in dezelfde situatie bevindt.";
  2° de paragraaf 2, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 2010 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2017, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Wanneer het maandelijks bedrag van het inkomen van de samenwonende persoon, bedoeld in het eerste lid, het in hetzelfde lid bedoelde drempelbedrag overschrijdt enkel ingevolge de verhoging van de sociale prestaties bedoeld in artikel 225, § 12, tweede lid, behoudt de gerechtigde de gelijkstelling met een werknemer bedoeld in artikel 226, op voorwaarde dat hij zich nog altijd in dezelfde situatie bevindt.".

Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2021.

Art. 4. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.