29 OKTOBER 2021. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 21 januari 2021 tot vaststelling van maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus (COVID-19)
Art. 1-9
Artikel 1. In artikel 3 van het besluit van de Regering van 21 januari 2021 tot vaststelling van maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus (COVID-19), gewijzigd bij het besluit van 1 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste tot het vierde lid worden vernummerd tot § 1;
2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende:
" § 2 - Onverminderd § 1 worden alle personen die in een gezin leven met een persoon bij wie een besmetting met het coronavirus (COVID-19) is vastgesteld of bij wie een arts een ernstig vermoeden heeft dat hij met het coronavirus (COVID-19) besmet is, beschouwd als personen met een verhoogd risico op besmetting met het coronavirus (COVID-19). Ze moeten onmiddellijk:
1° op hun hoofdverblijfplaats of op een andere geschikte plaats in quarantaine gaan totdat de besmette persoon in hun gezin niet langer in afzondering hoeft te leven;
2° nadat het verhoogde risico op besmetting met het coronavirus (COVID-19) bekend is, zich bij hun behandelend arts melden om zich te laten testen op het coronavirus (COVID-19).
De personen vermeld in het eerste lid worden via een arts of via het overeenkomstig artikel 10.9 van het decreet opgerichte contactcentrum ervan op de hoogte gebracht dat ze een verhoogd risico op besmetting met het coronavirus (COVID-19) lopen."
Art.2. In artikel 3.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van 1 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste tot het derde lid worden vernummerd tot § 1;
2° in § 1, eerste lid, worden de woorden "artikel 3" vervangen door de woorden "artikel 3, § 1,";
3° in § 1, tweede lid, worden de woorden "In dat geval worden de contactpersonen ook vrijgesteld van de verplichting om zich een tweede keer te laten testen." vervangen door de woorden "Onverminderd de vrijstelling van quarantaine bepaald in het eerste lid, moeten contactpersonen zich een tweede keer laten testen op de zevende dag na het contact met een besmette of vermoedelijk besmette persoon";
4° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende:
" § 2 - In afwijking van artikel 3, § 2, worden contactpersonen binnen eenzelfde gezin vanaf het tijdstip bepaald in het tweede lid vrijgesteld van de verplichting om in quarantaine te gaan, als ze aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze zijn sinds minstens twee weken na de besmetting van hun gezinslid in de zin van artikel 3.2, § 2, derde lid, volledig gevaccineerd met een vaccin dat door het Europees Geneesmiddelenagentschap is goedgekeurd;
2° ze laten zich, onmiddellijk nadat het contact bekend is, testen op een besmetting met het coronavirus (COVID-19).
De vrijstelling van quarantaine geldt vanaf dat een negatief testresultaat voorligt. Onverminderd de vrijstelling van quarantaine bepaald in het eerste lid moeten contactpersonen zich een tweede keer laten testen op de zevende dag na het einde van de afzondering van hun besmette gezinslid. Als het testresultaat positief is, gelden de vereisten bepaald in artikel 1."
Art.3. Artikel 3.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van 1 juli 2021, wordt vervangen als volgt:
"Art. 3.6 - In afwijking van artikel 3 hoeven contactpersonen jonger dan 6 jaar alleen op het coronavirus (COVID-19) te worden getest als zij symptomen vertonen.
In afwijking van artikel 3, § 1, worden contactpersonen jonger dan 12 jaar vrijgesteld van quarantaine als ze zich, onmiddellijk nadat het contact bekend is, laten testen op een besmetting met het coronavirus (COVID-19) en als die test negatief is. Ze moeten zich een tweede keer laten testen op de zevende dag na het contact met een besmette of vermoedelijk besmette persoon."
Art.4. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 25 maart 2021, 29 april 2021 en 1 juli 2021, wordt een hoofdstuk 2.1 ingevoegd, dat de artikelen 3.7 tot 3.8 omvat, luidende:
"Hoofdstuk 2.1 - Gebruik van het COVID Safe Ticket"
Art.5. In hoofdstuk 2.1 van hetzelfde besluit wordt een artikel 3.7 ingevoegd, luidende:
"Art. 3.7 - Het gebruik van het COVID Safe Ticket is verplicht voor de volgende voorzieningen, evenementen en projecten:
1° massa-evenementen;
2° proef- en pilootprojecten;
3° sportcentra, voor zover daar sportwedstrijden plaatsvinden met minimum 50 bezoekers binnen of minimum 200 bezoekers buiten;
4° voorzieningen die behoren tot de cultuursector, voor zover daar activiteiten of evenementen plaatsvinden met minimum 50 bezoekers binnen of minimum 200 bezoekers buiten;
5° voorzieningen die behoren tot de feestsector, voor zover daar activiteiten of evenementen plaatsvinden met minimum 50 bezoekers binnen of minimum 200 bezoekers buiten;
6° fitnesscentra;
7° voorzieningen voor horeca-activiteiten;
8° discotheken.
In afwijking van het eerste lid, 4°, is het COVID Safe Ticket niet van toepassing op personen die deelnemen aan interne verenigingsactiviteiten.
In afwijking van het eerste lid, 7°, is het COVID Safe Ticket niet van toepassing op personen die de voorziening voor horeca-activiteiten alleen betreden om hun maaltijd af te halen en deze maaltijd niet ter plaatse nuttigen."
Art.6. In hoofdstuk 2.1 van hetzelfde besluit wordt een artikel 3.8 ingevoegd, luidende:
"Art. 3.8 - De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 november 2021.
Zij treden uit werking indien overeenkomstig artikel 10.6.3, § 1, tweede lid, van het decreet elk van de volgende drempelwaarden wordt onderschreden en de in 4° vermelde drempelwaarde wordt overschreden:
1° een incidentiewaarde van 100 nieuwe besmettingen met het coronavirus (COVID-19) per 100.000 inwoners gedurende 14 dagen;
2° een positiviteitsratio van 3%;
3° een bezettingsgraad van 4,5 patiënten per 100.000 inwoners wat betreft ziekenhuisbedden met patiënten die worden behandeld wegens een besmetting met het coronavirus (COVID-19) ;
4° een vaccinatiegraad van 80% op het niveau van de totale bevolking van het Duitstalige gebied.
Onverminderd de toepassing van het tweede lid treden zij uiterlijk op 31 januari 2022 buiten werking."
Art.7. Overeenkomstig artikel 10.6.8 van het decreet van 1 juni 2004 betreffende de gezondheidspromotie en inzake medische preventie wordt de evaluatie van de Risk Assessment Group, evenals dit besluit, onmiddellijk na de aanneming ervan, overgezonden aan de voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap.
Art.8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen.
Art. 9. De minister bevoegd voor Gezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.