6 AUGUSTUS 2021. - Koninklijk besluit houdende het invoeren van een toelage "Overstromingen" voor de doelgroep van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die in de getroffen gemeenten liggen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-08-2021 en tekstbijwerking tot 28-01-2022)
Art. 1-10
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
- natuurramp : de overstromingen die hebben plaatsgevonden in juli 2021;
- het centrum: het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gelegen in een door de natuurramp getroffen gemeente, zoals vastgesteld door de bevoegde overheid;
Art.2. Aan de centra wordt een toelage toegekend teneinde de meest passende sociale hulp, zoals voorzien in artikel 57, § 1 van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, te kunnen toekennen aan de personen die schade hebben geleden ten gevolge van de natuurramp en die in aanmerking komen om een beroep te doen op deze hulp en deze diensten.;
Art.3. De maatschappelijke dienstverlening, zoals vermeld in artikel 2, is residuair. Indien de begunstigde een financiële tussenkomst verwerft van het rampenfonds en/of zijn of haar private verzekeraar, krijgt de door het OCMW verleende financiële hulp het karakter van een voorschot dat terugvorderbaar is.
Art.4. Onderhavige toelage mag voor maximaal 10 % worden gebruikt voor uitgaven in verband met personeelskosten. De toelage mag niet aangewend worden voor uitgaven in verband met werkingskosten en investeringen.
Art.5.§ 1. Voor de in artikel 2 genoemde doeleinden wordt een toelage van 20.000.000 (twintig miljoen) euro toegekend aan de centra, bedoeld in artikel 1.
Deze toelage wordt aangerekend op het krediet ingeschreven op de algemene uitgavenbegroting voor het jaar 2021, sectie 44, organisatieafdeling 55/1, basisallocatie 44.55.11.43.52.01 en zal gecompenseerd worden via de interdepartementale provisie.
§ 2. 50% van de in § 1 bedoelde toelage wordt bij ministerieel besluit tussen de centra verdeeld naargelang van het aantal getroffen huishoudens op het grondgebied van hun gemeente, zoals voorlopig berekend door de bevoegde provinciegouverneur.
§ 3. De overige 50 % van de in § 1 bedoelde toelage wordt bij in Ministerraad overlegd besluit tussen de centra verdeeld naargelang van het aantal getroffen huishoudens op het grondgebied van hun gemeente, zoals definitief berekend door het betrokken Gewest.
[1 § 4. Indien bij de verdeling van de in paragraaf 3 bedoelde resterende 50% uit de definitieve verdeelsleutel blijkt dat een centrum bij de verdeling zoals voorzien in paragraaf 2, zijn recht op de subsidie bedoeld in artikel 1, volledig heeft uitgeput, kan het centrum geen aanspraak meer maken op een deel van de subsidie bedoeld in paragraaf 3.
§ 5. Met uitzondering van de centra die hebben afgezien van het deel van de subsidie voorzien in paragraaf 3, dienen de centra die een subsidie hebben ontvangen in toepassing van paragraaf 2, maar waarvoor na de definitieve berekening opgesteld door het betrokken Gewest blijkt dat geen enkel huishouden is getroffen, het bedrag van de ontvangen subsidie aan de Staat terug te betalen vóór 1 mei 2022.
§ 6. De centra die een subsidie hebben ontvangen in toepassing van paragraaf 2 maar hebben afgezien van het deel van de subsidie voorzien in paragraaf 3 en waarvan de definitieve berekening, opgesteld door het betrokken Gewest, aantoont dat het definitief aantal getroffen huishoudens lager is dan het aantal getroffen huishoudens geraamd tijdens de voorlopige berekening voorzien in paragraaf 2, moeten het eventuele te veel ontvangen bedrag van de subsidie aan de Staat terugbetalen vóór 1 mei 2022.
§ 7. De centra die een subsidie hebben ontvangen in toepassing van paragraaf 2, maar waarvan de definitieve berekening opgesteld door het betrokken Gewest aantoont dat het definitief aantal getroffen huishoudens lager is dan het aantal getroffen huishoudens geraamd tijdens de voorlopige berekening voorzien in paragraaf 2, moeten het eventuele te veel ontvangen bedrag van de subsidie aan de Staat terugbetalen vóór 1 mei 2022.
§ 8. In afwijking van de paragrafen 6 en 7 dient het centrum het gedeelte van het te veel ontvangen subsidiebedrag, dat voor 1 februari 2022 reeds werd aangewend voor de toekenning van hulp aan slachtoffers van noodweer, niet terug te betalen. De betrokken uitgaven dienen verantwoord te worden vóór 1 april 2022 op basis van een administratief verslag dat de gegevens van de toegekende maatschappelijke hulp en een financieel overzicht bevat.
§ 9. De bedragen terugbetaald overeenkomstig de paragrafen 5, 6 en 7 worden, via een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en uiterlijk tegen eind december 2022, verdeeld onder de centra gelegen in een gemeente die door de bevoegde overheden als getroffen werd verklaard, met uitzondering van de centra die hebben afgezien van het in paragraaf 3 bedoelde deel van de subsidie.
De grondslag van de berekening betreft het krachtens paragraaf 3 definitief berekende aantal getroffen huishoudens op het grondgebied van hun gemeente ten aanzien van het totaal aantal getroffen huishoudens, als percentage op het geheel van de 20.000.000 (twintig miljoen) euro, en verminderd met de reeds uitbetaalde bedragen. De verdeling gebeurt vervolgens in verhouding tot het aandeel waarop elk centrum nog maximaal gerechtigd is.]1
----------
(1)<KB 2022-01-18/03, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 07-02-2022>
Art.6. § 1. 50 % van de toelage wordt betaald overeenkomstig artikel 5, § 2.
§ 2. De overige 50% zal worden betaald overeenkomstig artikel 5, § 3.
Art.7. § 1. Ter verantwoording van het gebruik van de toelage dient het centrum uiterlijk op 28 februari 2023 een elektronisch verslag in, bestaande uit de gegevens over de verstrekte dienstverlening en een financieel overzicht. Dit verslag moet worden overgemaakt via de webapplicatie "Uniek Verslag".
De originele bewijsstukken blijven ter beschikking met het oog op de controle op het gebruik van de toelage.
§ 2. De niet gebruikte of niet verantwoorde bedragen zullen uiterlijk op 1 november 2023 aan de Staat worden terugbetaald.
Art.8. De toelageperiode van dit besluit loopt van 15 juli 2021 tot en met 31 december 2022.
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 juli 2021.
Art. 10. De minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.