28 NOVEMBER 2021. - Koninklijk besluit betreffende radiotoegang in de frequentieband 3400-3800 MHz(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-12-2021 en tekstbijwerking tot 16-08-2023)
HOOFDSTUK 1. - Terminologie en definities.
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Algemeen
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Gebruik van de frequenties
Art. 4-7
HOOFDSTUK 4. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties
Art. 8
HOOFDSTUK 5. - Vorige gebruikers van de band
Art. 9
HOOFDSTUK 6. - Controle
Art. 10
HOOFDSTUK 7. - Dekking
Art. 11
HOOFDSTUK 8. - Procedure voor de toekenning van de gebruiksrechten
Afdeling 1. - Kandidatuur
Art. 12-16
Afdeling 2. - Onderzoek van de kandidaturen
Art. 17-19
Afdeling 3. - Procedure
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. 20-25
Onderafdeling 2. - Veiling
Art. 26-36
Onderafdeling 3. - Positie
Art. 37-41
Afdeling 4. - Toekenning van de gebruiksrechten
Art. 42-43
HOOFDSTUK 9. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 44-46
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art. 47-48
HOOFDSTUK 1. - Terminologie en definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "eindtoestel": radioapparatuur van een eindgebruiker;
2° "radiotoegang": verbindingen via radiogolven tussen een eindtoestel en een basisstation;
3° "netwerk voor radiotoegang": geheel van de basisstations die nodig zijn om radiotoegang te verlenen;
4° "gebruiksrechten": door het Instituut toegekende rechten die het gebruik dekken van de frequenties vermeld in artikel 4;
5° "3,6 GHz-operator": operator die gebruiksrechten heeft verworven;
6° "controle met betrekking tot een persoon": de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders van die persoon of op de oriëntatie van het beheer ervan. De controle kan exclusief of gezamenlijk, direct of via een tussenpersoon worden uitgeoefend en wordt geïnterpreteerd conform de artikelen 1:14 tot 1:18 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen, Deel 1, Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 1, op voorwaarde dat wanneer er sprake is van een meerderheid, deze meerderheid 50% of meer bedraagt;
7° "relevante groep": ten opzichte van een persoon (de "eerste persoon"):
a) de eerste persoon, en;
b) elke persoon die wordt gecontroleerd door de eerste persoon, en;
c) elke persoon (de "tweede persoon") die de eerste persoon controleert, en;
d) elke persoon die wordt gecontroleerd door de tweede persoon, en;
e) elke persoon waarmee een van de onder a) tot c) beoogde personen een consortium vormt in de betekenis van artikel 1:19 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen, Deel 1, Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 2.
8° "koninklijk besluit van 24 maart 2009": koninklijk besluit van 24 maart 2009 betreffende radiotoegang in de frequentiebanden 3410-3500/3510-3600 MHz en 10150-10300/10500-10650 MHz;
9° "fictieve identiteit van een kandidaat": fictieve naam die door het Instituut aan de kandidaat wordt gegeven. Tot aan de laatste ronde van de in de artikelen 26 tot 36 bedoelde veiling is de echte identiteit van de kandidaat die aan de fictieve identiteit gelinkt is, enkel bekend voor het Instituut en voor de kandidaat.
HOOFDSTUK 2. - Algemeen
Art.2. Dit besluit is van toepassing op iedere operator die een kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en die frequenties wenst te verwerven voor het aanbieden van radiotoegang in de frequentiebanden vermeld in artikel 4.
Art.3. § 1. De gebruiksrechten zijn geldig vanaf de datum vastgelegd door het Instituut conform artikel 42, § 2, en tot 6 mei 2040.
Na afloop van die eerste periode kunnen de gebruiksrechten telkens voor vijf jaar worden verlengd door het Instituut. Daartoe neemt het Instituut een beslissing uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de periode en na de betrokken operator te hebben gehoord.
§ 2. Met uitzondering van de beperkingen waarin artikel 7 voorziet, dekken de gebruiksrechten het gebruik van de radiostations die opgesteld zijn door de 3,6 GHz-operator op het gehele nationale vasteland, en het gebruik van de eindtoestellen die aangesloten zijn op het netwerk voor radiotoegang. De gebruiksrechten zijn niet geldig voor radiostations die de 3,6 GHz-operator uitrolt in het nationale luchtruim, in de territoriale wateren of in de exclusieve economische zone van België in de Noordzee.
HOOFDSTUK 3. - Gebruik van de frequenties
Art.4.§ 1. Het Instituut wijst, overeenkomstig de bepalingen in Hoofdstuk 8:
1° het frequentieblok [1 3410-3420 MHz]1;
[1 1/1° het frequentieblok 3420-3430 MHz;]1
2° het frequentieblok 3430-3450 MHz;
3° 35 frequentieblokken van 10 MHz in de frequentieband gelegen tussen 3450 MHz en 3800 MHz.
Om de blokken te identificeren tijdens het maken van een bod conform artikel 28, worden de in 3° beoogde blokken genummerd van 1 tot 35. Het nummer van het blok is in geen geval een indicatie van zijn positie in de frequentieband.
§ 2. De frequentieband 3400-3800 MHz wordt gebruikt voor het uitzenden door de basisstations en door de eindtoestellen.
§ 3. Een relevante groep ten opzichte van een 3,6 GHz-operator kan niet meer dan maximaal 100 MHz innemen in de frequentieband gelegen tussen 3410 MHz en 3800 MHz.
[1 In afwijking van het eerste lid wordt, wanneer een in § 1, eerste lid, 1° en 1/1° bedoeld frequentieblok onverkocht blijft na een uitnodiging voor kandidaatstelling gepubliceerd in overeenstemming met artikel 14, een nieuwe uitnodiging voor kandidaatstelling gepubliceerd in overeenstemming met artikel 14 en kan een relevante groep ten opzichte van een 3,6 GHz-operator tot 120 MHz houden in de frequentieband tussen 3410 MHz en 3800 MHz. Indien na deze nieuwe uitnodiging voor kandidaatstelling een in § 1, eerste lid, 1° en 1/1° bedoeld frequentieblok onverkocht blijft, kan het Instituut nieuwe uitnodigingen voor kandidaatstelling publiceren in overeenstemming met artikel 14.]1
§ 4. Het Instituut mag, na de betrokken partijen te hebben gehoord, de verdeling van de toegewezen frequenties wijzigen, zonder de kwantiteit spectrum toegekend aan elke operator te wijzigen, in objectief gerechtvaardigde gevallen met het oog op een doeltreffend, efficiënt en gecoördineerd gebruik van het radiospectrum, binnen redelijke termijnen en verhoudingen.
----------
(1)<KB 2023-07-21/04, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 26-08-2023>
Art.5. Het houden van eindtoestellen die bestemd zijn om te werken op de frequentiebanden vermeld in artikel 4 is vrijgesteld van de vergunningen of gebruiksrechten bedoeld in artikel 13/1, § 1, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
Art.6. De 3,6 GHz-operator respecteert de verplichtingen die voortvloeien uit de grensoverschrijdende coördinatie in het kader van de internationale overeenkomsten die het Instituut gesloten heeft.
Art.7. Tot 7 mei 2025 gelden de gebruiksrechten toegekend op basis van dit besluit in de frequentieband begrepen tussen 3410 MHz en 3450 MHz niet in de gemeenten waarvoor gebruiksrechten gelden krachtens het koninklijk besluit van 24 maart 2009.
HOOFDSTUK 4. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties
Art.8. § 1. De 3,6 GHz-operator betaalt een heffing genaamd jaarlijks recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties.
Het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van frequenties bedraagt 10.000 euro per toegewezen MHz. De jaarlijkse rechten voor de terbeschikkingstelling van de frequenties worden verlaagd met 50% de drie eerste jaar van de eerste periode van geldigheid van de gebruiksrechten.
Het bedrag van dat recht is onafhankelijk van het aantal stations voor radiocommunicatie die de frequentie in kwestie exploiteren.
§ 2. De 3,6 GHz-operator betaalt het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van de frequenties, voor de frequentieblokken toegewezen op 1 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft, uiterlijk 31 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft.
De eerste betaling van het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling van elk toegewezen frequentieblok wordt verricht binnen de dertig dagen vanaf de aanvang van de geldigheidsperiode van de gebruiksrechten voor dat frequentieblok, naar rata van het aantal dagen dat overblijft tot 31 december van het lopende jaar.
Indien de gebruiksrechten voor een frequentieblok verstrijken, is het jaarlijkse recht voor de terbeschikkingstelling voor dat frequentieblok verschuldigd tot de dag waarop de gebruiksrechten verstrijken.
§ 3. De bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat basis 2013=100 als referentieperiode heeft.
De aanpassing geschiedt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 2016. Na toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere honderdtal in euro.
HOOFDSTUK 5. - Vorige gebruikers van de band
Art.9. § 1. De door het Instituut toegewezen vergunningen in de frequentieband 3600-3800 MHz, krachtens het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen, zijn niet langer geldig vanaf de zesde maand na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende radiotoegang in de 3400-3800 MHz-band.
§ 2. Elke betrokken vergunninghouder kan worden vergoed voor de kosten opgelopen door de herschikking van zijn radiocommunicatienetwerken.
Daartoe stelt de betrokken vergunninghouder een uitvoerig verslag op ter motivering van het gevorderde bedrag en bezorgt dit verslag aan het Instituut, ten laatste 6 maanden na de eerste kennisgeving zoals bedoeld in artikel 42, § 3.
Het Instituut onderzoekt dit verslag en bepaalt de gegrondheid van het gevorderde bedrag waarbij de betrokken vergunninghouder elke bijkomende inlichting verstrekt die vereist is voor een volledige en objectieve beoordeling.
§ 3. Het Instituut vergoedt elke betrokken vergunninghouder. Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld door het Instituut op basis van de informatie van de betrokken vergunninghouder en op basis van de analyse van deze informatie.
§ 4. De kosten voor vergoeding van de betrokken vergunninghouders worden afgehouden van het bedrag van de enige heffing.
HOOFDSTUK 6. - Controle
Art.10. § 1. Een 3,6 GHz-operator is ertoe gehouden op verzoek van het Instituut alle informatie te verstrekken over de voortgang van de aanleg van zijn netwerk, de commercialisering van de diensten en zijn financiële toestand.
§ 2. De 3,6 GHz-operator moet elk jaar, uiterlijk op 30 juni, aan het Instituut een verslag sturen over zijn activiteiten van het voorgaande jaar. Dat verslag bevat minstens de volgende informatie:
1° de gerealiseerde dekkingszone;
2° een beschrijving van de aangeboden diensten;
3° het aantal klanten.
De 3,6 GHz-operator verleent kosteloos zijn medewerking aan elk verzoek van het Instituut dat bedoeld is om na te gaan of de bepalingen van dit besluit of van de gebruiksrechten nageleefd worden.
§ 3. De 3,6 GHz-operator stelt het Instituut gratis tien dienstaansluitingen op zijn netwerk ter beschikking om het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit of van de gebruiksrechten mogelijk te maken.
HOOFDSTUK 7. - Dekking
Art.11. § 1. De 3,6 GHz-operator brengt het publiek duidelijk en precies op de hoogte over de dekking die door zijn dienst wordt geboden. De verstrekte informatie stelt het publiek in staat om ondubbelzinnig vast te stellen waar het van de betreffende dienst gebruik kan maken. De informatie wordt gepubliceerd op de website van de operator volgens de bepalingen die hij vastlegt.
§ 2. Deze informatie wordt eveneens ten minste tweemaal per jaar aan het Instituut bezorgd.
HOOFDSTUK 8. - Procedure voor de toekenning van de gebruiksrechten
Afdeling 1. - Kandidatuur
Art.12. Een operator die gebruiksrechten wil verwerven, dient zijn kandidatuur in, in de vorm en volgens de voorwaarden die in dit hoofdstuk worden vastgesteld.
Art.13. § 1. De kandidaat blijft gebonden door zijn kandidatuur vanaf de indiening ervan tot:
1° hem gebruiksrechten worden toegewezen, of;
2° hij zich op regelmatige wijze terugtrekt uit de procedure tot toekenning van gebruiksrechten, of;
3° hij wordt uitgesloten van de procedure.
§ 2. De kandidaat mag geen enkele wijziging aanbrengen aan zijn kandidatuur na de indiening ervan.
§ 3. De kandidaat is verplicht het Instituut onmiddellijk schriftelijk in kennis te stellen van gebeurtenissen en feiten die een invloed hebben of zouden kunnen hebben op de verklaringen die de kandidaat aflegde overeenkomstig artikel 15.
Art.14. § 1. De kandidaatstelling gebeurt als volgt:
1° tussen 9 en 17 uur op werkdagen, en uiterlijk op de datum en het uur zoals bepaald door het Instituut en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;
2° bij het Instituut, tegen ontvangstbewijs;
3° in twee exemplaren, met aanduiding van een origineel exemplaar, ondertekend door de gemachtigde vertegenwoordigers van de kandidaten.
§ 2. In de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad duidt het Instituut aan welke frequentieblokken zoals vermeld in artikel 4, § 1, zijn betrokken.
Art.15. § 1. De kandidatuur bevat de volgende informatie:
1° het telefoon- en faxnummer in de EU waarop de kandidaat op werkdagen, tussen 8 en 19 uur, bereikt kan worden en het adres dat voor deze procedure geldt als het officiële adres van de kandidaat met de bedoeling er documenten af te leveren, kennisgevingen te doen geworden en betekeningen te verrichten;
2° de namen, titels, hoedanigheden en handtekeningen van minstens één persoon die wettelijk bevoegd is om de kandidaat ten volle te vertegenwoordigen krachtens de wet of de statuten van de kandidaat voor alle handelingen die verband kunnen hebben met de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten;
3° de statuten van de kandidaat of, bij gebreke daarvan, equivalente documenten die de werking van de kandidaat regelen;
4° het bewijs, of indien een dergelijk bewijs niet uitgereikt wordt in het land waar de zetel van de kandidaat gevestigd is, een verklaring onder ede dat de kandidaat:
a) niet in staat van faillissement of van vereffening of een gelijkaardige toestand verkeert, en;
b) geen aangifte van faillissement heeft gedaan en niet betrokken is in een procedure van vereffening of van gerechtelijk akkoord of in een soortgelijke procedure volgens een buitenlandse regelgeving;
5° een gedetailleerd, duidelijk en volledig overzicht van de aandeelhoudersstructuur van de kandidaat;
6° het bewijs van de betaling van het bedrag bedoeld in artikel 16;
7° het bankrekeningnummer van de kandidaat waarop het bedrag bedoeld in artikel 19 of 42, § 4, kan worden teruggestort;
8° de technische norm of technologie die de kandidaat van plan is te gebruiken;
9° het bewijs van kennisgeving overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
§ 2. Het Instituut legt het formaat vast dat de kandidaturen moeten naleven.
Art.16. § 1. De kandidaat betaalt een bedrag van één miljoen euro. Deze waarborg wordt uiterlijk op de datum van indiening van de kandidaturen onvoorwaardelijk, onherroepelijk, in opeisbare sommen en in euro, ten voordele van de Belgische Staat gestort bij de Nationale Bank van België, op een rekening bekendgemaakt door het Instituut.
§ 2. De waarborg brengt interest op tegen de rentevoet van de depositofaciliteit van de Europese Centrale Bank. De interesten worden gekapitaliseerd op de laatste werkdag van het Europees betalingssysteem TARGET van elke maand. De waarborg van de kandidaten die gebruiksrechten verkrijgen, brengt interest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de gebruiksrechten aanvangen. De waarborg van de kandidaten die geen gebruiksrechten verkrijgen, brengt interest op tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop hij wordt teruggestort.
Afdeling 2. - Onderzoek van de kandidaturen
Art.17. Indien meerdere kandidaten deel uitmaken van eenzelfde relevante groep ten opzichte van een kandidaat, dan wordt slechts één toegelaten tot de procedure.
De betrokken kandidaten kiezen, op verzoek van het Instituut, de persoon uit hun midden die zal deelnemen aan de procedure.
Bij gebrek aan een dergelijke keuze worden alle betrokken kandidaten uitgesloten uit de procedure.
Art.18. Het Instituut neemt een beslissing over de ontvankelijkheid van elke ingediende kandidatuur krachtens de artikelen 14, 15, 16 en 17.
Het Instituut brengt de beslissing omtrent de ontvankelijkheid van zijn kandidatuur ter kennis van elke kandidaat.
Het Instituut deelt tegelijk aan de ontvankelijk bevonden kandidaten het aantal ontvankelijk bevonden kandidaten mee.
Art.19. De waarborg, met inbegrip van de interesten, van de onontvankelijk bevonden kandidaten wordt teruggestort op de rekening die werd meegedeeld overeenkomstig artikel 15, § 1, 7°.
Afdeling 3. - Procedure
Onderafdeling 1. - Algemeen
Art.20. Het Instituut bepaalt de wijze van communicatie tussen het Instituut en de kandidaten tijdens de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten.
Art.21. Alle kandidaten onthouden zich van elke gedraging of bekendmaking die het goede en ordelijke verloop van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten verstoort.
Art.22. Alle kandidaten onthouden zich, op straffe van uitsluiting van de kandidatuur, van de uitwisseling van vertrouwelijke informatie en van afspraken met andere kandidaten en van elke andere handeling die de uitkomst van de procedure kan beïnvloeden of die afbreuk kan doen aan de mededinging tijdens de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten.
Art.23. Het Instituut staat in voor het ordelijk verloop en de praktische organisatie van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Hiertoe kan het Instituut alle nodige maatregelen treffen.
Art.24. § 1. Het Instituut stelt de inbreuken vast die leiden tot nietigheid van het bod of uitsluiting van de procedure tot toekenning van de gebruiksrechten. Het Instituut beslist in elk geval tot uitsluiting van de kandidaat indien de kandidaat een inbreuk maakt op artikel 22.
§ 2. Bovendien dient het Instituut in dit geval eveneens klacht in bij de bevoegde mededingingsautoriteiten en legt het klacht met burgerlijke partijstelling neer bij de bevoegde onderzoeksrechter.
Art.25. De procedure tot toekenning van de gebruiksrechten bestaat uit:
1° een veiling, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 26 tot 36, van de frequentieblokken vermeld in artikel 4, § 1;
2° een bijkomende ronde, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 37 tot 41, opdat de kandidaten bijkomende biedingen kunnen indienen voor hun voorkeursplaatsen.
Onderafdeling 2. - Veiling
Art.26. Voor de aanvang van de toewijzing bij opbod brengt het Instituut de kandidaten de volgende informatie ter kennis:
1° elke relevante informatie die de kandidaat dient te gebruiken om een bod uit te brengen en om te bewijzen dat elke mededeling die hij in het kader van de toewijzing bij opbod doet van hem afkomstig is;
2° het tijdstip van begin en einde van de eerste ronde;
3° het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok voor de eerste ronde;
4° in voorkomend geval, de overige inlichtingen en documenten die de kandidaat nodig heeft om te kunnen deelnemen aan de toewijzing bij opbod.
Art.27. § 1. Het Instituut beslist wanneer de opeenvolgende rondes worden georganiseerd en brengt de kandidaten daarvan op de hoogte.
Tijdens elke ronde kan elke kandidaat aan het Instituut het volgende melden:
1° zijn bod of meerdere biedingen, overeenkomstig artikel 28, of;
2° zijn beroep op een paskaart, overeenkomstig artikel 31, of;
3° zijn terugtrekking uit de bieding, overeenkomstig artikel 32.
§ 2. Indien een kandidaat die overeenkomstig artikel 28 een bod kan uitbrengen, geen van de drie in de eerste paragraaf vermelde mededelingen doet tijdens de door het Instituut vastgelegde duur van de ronde, dan zal worden aangenomen dat hij gebruik heeft gemaakt van een paskaart indien de betrokken kandidaat nog paskaarten heeft, overeenkomstig artikel 31. Indien de kandidaat geen paskaarten meer heeft en voor geen enkel frequentieblok over het hoogste regelmatige bod beschikt, dan zal worden aangenomen dat hij zich heeft teruggetrokken uit de toewijzing bij opbod.
Art.28.§ 1. De kandidaat brengt zijn bod uit op de door het Instituut aangegeven wijze en binnen de vastgelegde duur van elke ronde.
§ 2. Het bod identificeert één enkel, welbepaald frequentieblok.
§ 3. Het Instituut stelt het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok vast voor de opeenvolgende ronden op basis van de volgende principes:
1° het bedrag van het minimumbod voor een gegeven frequentieblok is gelijk aan het bedrag van het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok, vermeerderd met een percentage tussen 0 en 10%;
2° het bedrag van het maximumbod voor een gegeven frequentieblok is gelijk aan het bedrag van het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok, vermeerderd met een percentage tussen 0 en 50%.
§ 4. Het bedrag van elk bod voor een frequentieblok bestaat uit een bedrag dat een heel veelvoud is van 10.000 euro.
§ 5. Het bedrag van het minimumbod in de eerste ronde wordt vastgelegd in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
§ 6. Een kandidaat mag geen bod uitbrengen voor een frequentieblok waarvoor hij het hoogste regelmatige bod heeft.
§ 7. Het geheel van de biedingen van een kandidaat moet conform de beperkingen opgelegd in artikel 4, § 3, zijn.
§ 8. [1 ...]1
§ 9. Het Instituut legt de regels vast in verband met de activiteit van de kandidaten.
----------
(1)<KB 2023-07-21/04, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 26-08-2023>
Art.29. Elke kandidaat is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden tot een andere kandidaat een hoger regelmatig bod uitbrengt voor het frequentieblok.
Art.30. Uiterlijk op het ogenblik waarop het totale bedrag voor alle biedingen die door de kandidaat zijn gedaan, een veelvoud van 10 miljoen euro overschrijdt en vanaf 30 miljoen euro verhoogt de kandidaat telkens zijn waarborg met een storting van 0,5 miljoen euro.
Het bewijs van de verhoging van de waarborg komt bij het Instituut toe voor het ogenblik waarop de kandidaat het bod uitbrengt dat aanleiding geeft tot de verhoging van de waarborg. Een bod uitgebracht zonder de vereiste verhoging van de waarborg is nietig.
Art.31. Elke kandidaat mag een beroep doen op een paskaart als alternatief voor een bod of een terugtrekking. Een kandidaat mag in totaal maximaal driemaal passen tijdens de toewijzing bij opbod.
Art.32. Elke kandidaat, met uitzondering van de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok, mag zich uit de toewijzing bij opbod terugtrekken. Deze terugtrekking is definitief en onherroepelijk.
Art.33. Indien in een ronde twee of meer kandidaten hetzelfde bod uitbrengen op een gegeven frequentieblok, dan bepaalt het Instituut via loting het hoogste regelmatige bod voor dat frequentieblok.
Art.34. Na elke ronde brengt het Instituut de overblijvende kandidaten de volgende informatie ter kennis:
1° het bedrag van het hoogste regelmatige bod alsook de fictieve identiteit van de kandidaat die het heeft uitgebracht voor elk frequentieblok;
2° het tijdstip van begin en einde van de volgende ronde;
3° het bedrag van het minimum- en maximumbod voor elk frequentieblok voor de volgende ronde.
Art.35. De laatste ronde is de ronde waarbij op het einde geen enkele kandidaat het Instituut in kennis stelt van een bod of zijn beroep op een paskaart.
Art.36. Na afloop van de laatste ronde, bedoeld in artikel 35 stelt het Instituut het hoogste regelmatige bod vast per frequentieblok en deelt het voor elk frequentieblok aan de kandidaten die het hoogste regelmatig bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok mee wat het bedrag van het hoogste regelmatige bod is alsook welke kandidaat dat bod heeft uitgebracht.
Onderafdeling 3. - Positie
Art.37. Alle kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok bedoeld in artikel 4, § 1, 3°, mogen binnen een door het Instituut vastgestelde termijn, aan het Instituut een gemeenschappelijk voorstel meedelen voor de positie van de verschillende frequentieblokken.
Indien het Instituut het gemeenschappelijke voorstel aanvaardt, wordt de bijkomende ronde bedoeld in de artikelen 38 tot 41 niet gehouden.
Art.38. § 1. Het Instituut stelt een exhaustieve lijst op van de opties voor positionering voor de verschillende frequentieblokken in de frequentieband gelegen tussen 3440 MHz en 3800 MHz.
§ 2. Alle opties moeten voldoen aan de volgende criteria:
1° alle blokken waarvoor een gegeven kandidaat het hoogste regelmatige bod heeft uitgebracht worden in de mate van het mogelijke aaneengrenzend geplaatst;
2° de blokken waarvoor geen enkel regelmatig bod werd uitgebracht worden geplaatst: in het bovenste deel van de frequentieband 3400-3800 MHz.
Art.39. Het Instituut deelt de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor ten minste één frequentieblok de volgende inlichtingen mee:
1° de lijst van de opties voor positionering van de verschillende frequentieblokken;
2° het moment van het begin en het einde van de bijkomende ronde, tijdens welke de kandidaten hun bijkomende biedingen met betrekking tot de positionering van de frequentieblokken kunnen doen.
Art.40. § 1. Tijdens de bijkomende ronde kan elke kandidaat een of meer bijkomende biedingen doen conform § 2.
§ 2. Elk bijkomend bod identificeert een bepaalde optie.
Het bedrag van het bod mag nul zijn en is niet beperkt.
Art.41. § 1. Na de bijkomende ronde berekent het Instituut voor elke optie de som van de bijkomende biedingen uitgebracht voor deze optie.
§ 2. De gekozen optie is deze waarvoor de som van de uitgebrachte bijkomende biedingen het hoogste is.
Indien een of meer opties dezelfde grootste som van de uitgebrachte bijkomende biedingen hebben, bepaalt het Instituut via loting de gekozen optie.
Afdeling 4. - Toekenning van de gebruiksrechten
Art.42. § 1. Het Instituut kent gebruiksrechten toe aan de kandidaten die het hoogste regelmatige bod hebben uitgebracht voor de verschillende frequentieblokken.
§ 2. Het Instituut bepaalt de datum van aanvang van de geldigheidsduur van de gebruiksrechten.
§ 3. Het Instituut deelt elke kandidaat samen met zijn gebruiksrechten het te betalen saldo mee.
Het totale bedrag van de enige heffing is gelijk aan de som van de bedragen van de hoogste regelmatige biedingen uitgebracht door de kandidaat en het bedrag van de bijkomende bieding uitgebracht door de kandidaat met betrekking tot de gekozen opties voor positionering.
§ 4. De waarborg, met inbegrip van de interesten, van de kandidaten waaraan geen gebruiksrechten worden toegekend, wordt op hun rekening teruggestort, overeenkomstig artikel 15, § 1, 7°.
§ 5. In afwijking van § 4 wordt de waarborg niet teruggestort aan kandidaten die geen enkel bod hebben uitgebracht in overeenstemming met artikel 28.
Art.43. De betalingsmodaliteiten zijn in overeenstemming met artikel 30 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
Niet-betaling of laattijdige of onvolledige betaling van het saldo van de enige heffing houdt het verval van rechtswege van de gebruiksrechten in. De 3,6 GHz-operator van wie de gebruiksrechten vervallen zijn verklaard, wordt uitgesloten van iedere kandidatuur in de zin van artikel 12.
HOOFDSTUK 9. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art.44. Artikel 8, § 2, van het koninklijk besluit van 24 maart 2009 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Het jaarlijkse recht voor de beschikbaarstelling van de frequenties is niet verschuldigd voor de frequenties die reeds onderworpen zijn aan een dergelijk recht krachtens het koninklijk besluit van 28 november 2021 betreffende de radiotoegang in de band 3400-3800 MHz".
Art.45. Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.46. Het koninklijk besluit van 24 maart 2009 wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art.47. Artikel 46 treedt in werking op 7 mei 2025.
Art. 48. De minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.