7 JULI 2021. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 2, § 3, tweede lid, 14, § 3, en 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wat de maatschappij van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikel 70, § 6, van dezelfde wet(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-08-2021 en tekstbijwerking tot 10-11-2022)
Hoofdstuk I. - Definities
Art. 1
Hoofdstuk II. - Leden van de maatschappij van onderlinge bijstand
Art. 2-3
Hoofdstuk III. - Bestuursorganen van de maatschappij van onderlinge bijstand
Afdeling 1. - Algemene vergadering
Onderafdeling 1. - Het aantal vertegenwoordigers van de maatschappij van onderlinge bijstand in de algemene vergadering
Art. 4-5
Onderafdeling 2. - De verkiesbaarheidsvoorwaarden
Art. 6
Onderafdeling 3. - De diverse procedurestappen van de verkiezingsprocedure en de na te leven termijnen
Art. 7
Onderafdeling 4. - De stemming
Art. 8-12
Onderafdeling 5. - De verkiezing van plaatsvervangers
Art. 13
Onderafdeling 6. - De andere personen die de vergaderingen van de algemene vergadering kunnen bijwonen
Art. 14-15
Afdeling 2. - De raad van bestuur
Onderafdeling 1. - Het aantal bestuurders
Art. 16
Onderafdeling 2. - Onafhankelijk bestuurder
Art. 17
Onderafdeling 3. - De kandidaturen
Art. 18
Onderafdeling 4. - De verkiezing
Art. 19-21
Onderafdeling 5. - De verkiezing van plaatsvervangende bestuurders
Art. 22
Onderafdeling 6. - De coöptatie van bestuurders
Art. 23
Onderafdeling 7. - De andere personen die de vergaderingen van de raad van bestuur kunnen bijwonen
Art. 24
Onderafdeling 8. - Het maximumaantal mandaten dat toegekend kan worden aan personen van hetzelfde geslacht
Art. 25
Hoofdstuk IV. - Slotbepalingen
Afdeling 1. - Het overmaken van documenten aan de Controledienst
Art. 26
Afdeling 2. - De klachten met betrekking tot aangelegenheden bedoeld door dit besluit
Art. 27
Hoofdstuk V. - Inwerkingtreding
Art. 28-30
BIJLAGE.
Art. N
Hoofdstuk I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt begrepen onder:
1° "de wet van 6 augustus 1990": de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
2° "de wet van 14 juli 1994": de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
3° "de wet van 13 maart 2016": de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;
4° "het koninklijk besluit van 7 maart 1991": het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
5° "de Controledienst": de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, bedoeld in artikel 49, § 1, van de wet van 6 augustus 1990;
6° "gerechtigde": de gerechtigde van de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 2, k), van de wet van 14 juli 1994;
7° "persoon ten laste": de persoon bedoeld in artikel 2, § 3, tweede streepje, van de wet van 6 augustus 1990;
8° ° "maatschappij van onderlinge bijstand": de maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 6, van de wet van 6 augustus 1990.
Hoofdstuk II. - Leden van de maatschappij van onderlinge bijstand
Art.2.Onder "lid van de maatschappij van onderlinge bijstand", moet verstaan worden:
1° de persoon die lid is, in de zin van artikel 2, 1° of 2°, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, van een ziekenfonds dat een afdeling uitmaakt van deze maatschappij van onderlinge bijstand, of die een persoon ten laste van een dergelijk lid is en die, met inachtneming van de van toepassing zijnde wettelijke, reglementaire en statutaire bepalingen, verzekerd is door deze maatschappij van onderlinge bijstand;
2° de persoon die niet bedoeld is onder 1° en die, met inachtneming van de van de toepassing zijnde wettelijke, reglementaire en statutaire bepalingen, verzekerd is door deze maatschappij van onderlinge bijstand.
Een lid, in de zin van artikel 2, 3°, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, van een ziekenfonds dat een afdeling uitmaakt van deze maatschappij van onderlinge bijstand, kan slechts lid worden of opnieuw worden van deze maatschappij van onderlinge bijstand, indien het in regel is met de bijdragen sinds de aanvang van [1 de opeenvolgende periode bedoeld, naargelang het geval, in artikel 2quater, derde lid, of in artikel 2quater, vierde lid,]1 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 voor de diensten die erin bedoeld worden.
Bij vertraging van 6 maanden in de betaling van deze bijdragen sinds de aanvang van [1 de opeenvolgende periode bedoeld, naargelang het geval, in artikel 2quater, derde lid, of in artikel 2quater, vierde lid,]1 van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 voor de diensten die erin bedoeld worden, verliest deze persoon haar hoedanigheid van lid van de maatschappij van onderlinge bijstand.
Deze periode van 6 maanden wordt opgeschort:
1° gedurende de periode tijdens dewelke het lid, van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven en dat begonnen is met de betaling van de bijdragen voor een daaropvolgende periode, door de wet verhinderd is te betalen omdat hij zich in een toestand van collectieve schuldregeling of van faillissement bevindt;
2° gedurende de periode tijdens dewelke het lid, van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven en dat begonnen is met de betaling van de bijdragen voor een daaropvolgende periode, de hoedanigheid van gerechtigde heeft verloren en persoon ten laste is van een gerechtigde die niet in regel is met de betaling van de bijdragen voor de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990.
Het tweede lid en het derde lid zijn eveneens van toepassing op de persoon ten laste van een dergelijk lid.
Wanneer de persoon ten laste van een gerechtigde bedoeld in artikel 2, 3°, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991, van een ziekenfonds dat een afdeling uitmaakt van deze maatschappij van onderlinge bijstand, zelf voor de eerste maal gerechtigde wordt, wordt deze persoon op het ogenblik van zijn aansluiting als gerechtigde, beschouwd als een lid bedoeld door artikel 2, eerste lid, van de maatschappij van onderlinge bijstand indien hij, met inachtneming van de van de toepassing zijnde wettelijke, reglementaire en statutaire bepalingen, verzekerd is door de maatschappij van onderlinge bijstand.
----------
(1)<KB 2022-09-25/10, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.3. Het aantal leden in de zin van artikel 2, op 30 juni van een bepaald jaar, moet uiterlijk op 31 augustus van dit jaar aan de Controledienst overgezonden worden.
Hoofdstuk III. - Bestuursorganen van de maatschappij van onderlinge bijstand
Afdeling 1. - Algemene vergadering
Onderafdeling 1. - Het aantal vertegenwoordigers van de maatschappij van onderlinge bijstand in de algemene vergadering
Art.4. Het aantal vertegenwoordigers wordt als volgt vastgesteld:
1° als de maatschappij van onderlinge bijstand minder dan 75.000 leden telt in de zin van artikel 2:
één vertegenwoordiger per volle schijf van 1.000 van deze leden met een minimum van 15 vertegenwoordigers;
2° als de maatschappij van onderlinge bijstand tussen 75.000 en 505.000 leden telt in de zin van artikel 2:
75 vertegenwoordigers voor de eerste schijf van 75.000 van deze leden en één vertegenwoordiger per volle schijf van 10.000 van deze leden boven het ledental van 75.000;
3° als de maatschappij van onderlinge bijstand minstens 505.000 leden telt in de zin van artikel 2:
118 vertegenwoordigers vermeerderd met minstens één vertegenwoordiger per volle schijf van 20.000 van deze leden boven het ledental van 505.000, met een maximum van 250 vertegenwoordigers.
De statuten kunnen evenwel een lager aantal vertegenwoordigers voorzien dan dat voorzien in het eerste lid, zonder evenwel afbreuk te doen aan het minimumaantal van 15 vertegenwoordigers.
Art.5. De leden die in overweging genomen worden om het aantal vertegenwoordigers te bepalen binnen de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand, zijn de leden van de maatschappij van onderlinge bijstand in de zin van artikel 2 op 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de verkiezing van de algemene vergadering zal plaatsvinden.
Onderafdeling 2. - De verkiesbaarheidsvoorwaarden
Art.6. Om verkozen te kunnen worden als vertegenwoordiger en om vertegenwoordiger te kunnen blijven in de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand:
1° moet men lid zijn van de maatschappij van onderlinge bijstand in de zin van artikel 2;
2° moet men meerderjarig of ontvoogd zijn;
3° moet men in regel zijn met de premies bij de maatschappij van onderlinge bijstand;
4° moet men voldoen aan de voorwaarde geen deel uit te maken van het personeel van de maatschappij van onderlinge bijstand of nooit ontslagen te zijn geweest als personeelslid van de maatschappij van onderlinge bijstand wegens ernstige tekortkoming of wegens een andere reden bedoeld door de statuten;
5° moet men voldoen aan de eventuele andere bijkomende voorwaarden die in de statuten opgenomen worden. Deze voorwaarden mogen evenwel niet van aard zijn dat ze qua verkiesbaarheid of onverenigbaarheid op een onwettelijke of buitensporige wijze het recht van een lid beperken om zich kandidaat te stellen of om verkozen te worden of discretionaire macht aan de voorzitter zouden verlenen voor wat betreft de aanvaarding van de kandidaturen.
Onderafdeling 3. - De diverse procedurestappen van de verkiezingsprocedure en de na te leven termijnen
Art.7. Een bijlage is gevoegd bij dit besluit. Deze bijlage vermeldt de diverse procedurestappen van de verkiezingsprocedure en de na te leven termijnen dienaangaande.
Onderafdeling 4. - De stemming
Art.8. De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand verduidelijken de praktische modaliteiten volgens dewelke de stemming gebeurt.
De stemgerechtigde kan een volmacht geven aan een andere stemgerechtigde om over te gaan tot stemming.
De stemming kan gebeuren per kiesomschrijving. Deze kiesomschrijvingen komen in voorkomend geval overeen met de afdelingen van de maatschappij van onderlinge bijstand.
De stemming kan elektronisch gebeuren ter plaatse of op afstand voor zover tegemoetgekomen wordt aan de door de Controledienst vastgestelde voorwaarden.
Art.9. De stemming is geheim.
De vertegenwoordigers worden gekozen in volgorde van het aantal bekomen stemmen.
Bij gelijkheid van stemmen voor meerdere kandidaten voor het laatste toe te kennen mandaat, wordt het mandaat toegekend volgens de in de statuten voorziene regeling.
Art.10. Indien de statuten niet in kiesomschrijvingen voorzien voor de stemming:
1° wordt er overgegaan tot een stemming wanneer het aantal kandidaten groter is dan het aantal toe te kennen effectieve mandaten;
2° worden de kandidaten die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen automatisch verkozen wanneer het aantal kandidaten gelijk is aan of kleiner is dan het aantal toe te kennen effectieve mandaten.
Art.11. Indien de statuten wel in kiesomschrijvingen voorzien voor de stemming:
1° wordt er overgegaan tot een stemming in een kiesomschrijving wanneer het aantal kandidaten voor deze kiesomschrijving groter is dan het aantal toe te kennen effectieve mandaten voor deze kiesomschrijving;
2° worden de kandidaten in een kiesomschrijving die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen automatisch verkozen wanneer het aantal kandidaten voor deze kiesomschrijving gelijk is aan of kleiner is dan het aantal toe te kennen effectieve mandaten voor deze kiesomschrijving.
Art.12. Indien het aantal mandaten, zoals vereist door artikel 4 niet of niet meer bereikt wordt en er geen plaatsvervangers zijn of geen plaatsvervangers meer zijn, wordt de algemene vergadering toch geacht rechtsgeldig te zijn samengesteld tot de volgende mutualistische verkiezingen.
Onderafdeling 5. - De verkiezing van plaatsvervangers
Art.13. Wanneer er in toepassing van artikel 10 1°, of van artikel 11, 1°, wordt overgegaan tot een stemming worden de kandidaten die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen en die niet als effectieve afgevaardigde worden verkozen, als plaatsvervanger verkozen.
De lijst van de plaatsvervangers wordt opgesteld in functie van het aantal stemmen dat deze personen hebben behaald bij de mutualistische verkiezingen.
De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand bepalen onder welke voorwaarden zij effectieve vertegenwoordigers die niet meer zetelen kunnen vervangen.
Onderafdeling 6. - De andere personen die de vergaderingen van de algemene vergadering kunnen bijwonen
Art.14. De algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand kan maximaal vijf raadgevers aanduiden. Zij hebben raadgevende stem.
Art.15. De personen die in de maatschappij van onderlinge bijstand hetzij belast zijn met de globale verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur hetzij een andere leidinggevende functie of een directiefunctie uitoefenen, kunnen de vergaderingen van de algemene vergadering met raadgevende stem bijwonen.
Afdeling 2. - De raad van bestuur
Onderafdeling 1. - Het aantal bestuurders
Art.16.De raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand is samengesteld uit minimaal tien bestuurders en ten hoogste een aantal bestuurders dat de helft van het aantal leden van de algemene vergadering van deze maatschappij van onderlinge bijstand niet mag overtreffen.
De bestuurders bedoeld in het artikel 17 worden in het vorige lid niet meegeteld.
Wanneer een ziekenfonds dat een afdeling uitmaakt van de maatschappij van onderlinge bijstand overgenomen wordt door een ander aangesloten ziekenfonds dat er eveneens een afdeling van uitmaakt in het kader van een fusie die in werking treedt op 1 januari van het jaar waarin de verkiezing van de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand zal plaatsvinden, worden de personen die aangesloten zijn bij het ziekenfonds dat overgenomen wordt, beschouwd als personen aangesloten bij het overnemende ziekenfonds op 30 juni van het voorafgaande jaar voor de bepaling van het aantal vertegenwoordigers van dit ziekenfonds binnen de raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand.
De raad van bestuur van een maatschappij van onderlinge bijstand kan eveneens bestuurders tellen die de ziekenfondsen die er afdelingen van uitmaken niet vertegenwoordigen [1 en die geen bestuurders zijn bedoeld in het artikel 17]1. Dit aantal bestuurders mag niet groter zijn dan 25 % van het totaal aantal bestuurders.
----------
(1)<KB 2022-05-15/10, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 28-07-2022>
Onderafdeling 2. - Onafhankelijk bestuurder
Art.17. § 1. Indien de maatschappij van onderlinge bijstand niet vrijgesteld is van de verplichting, voorzien in artikel 48 van de wet van 13 maart 2016, om een auditcomité op te richten, moet de raad van bestuur samengesteld zijn uit een aantal onafhankelijke bestuurders in de zin van deze wet dat toelaat dat het auditcomité voor de meerderheid samengesteld is uit onafhankelijke bestuurders.
§ 2. Zelfs als de maatschappij van onderlinge bijstand is vrijgesteld van de verplichting voorzien in § 1, kan de raad van bestuur van een maatschappij van onderlinge bijstand een of meerdere onafhankelijke bestuurders tellen.
Onder "onafhankelijk bestuurder" in de zin van het eerste lid moet worden verstaan, een bestuurder die bevoegd is in het domein van de gezondheid en/of op financieel en/of actuarieel vlak en die aan de volgende voorwaarden voldoet:
1. geen personeelslid zijn van de maatschappij van onderlinge bijstand of van een ziekenfonds dat een afdeling uitmaakt van deze maatschappij van onderlinge bijstand;
2. geen mandaat uitoefenen als lid van de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand of van de algemene vergadering van een ziekenfonds dat een afdeling uitmaakt van deze maatschappij van onderlinge bijstand;
3. geen mandaat uitoefenen als bestuurder in een medisch-sociale instelling bedoeld in artikel 20, § 3, van de wet van 6 augustus 1990 of in een rechtspersoon of natuurlijke persoon waarmee een entiteit bedoeld onder 1° samenwerkt in toepassing van artikel 43 van deze wet en geen mandaat van onafhankelijk bestuurder in de zin van de wet van 13 maart 2016 uitoefenen in een andere verzekeringsmaatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, § 7, van de wet van 6 augustus 1990;
4. niet in een hieronder vermelde situatie van belangenconflict zijn:
a) een belangrijk voordeel van vermogensrechtelijke aard ontvangen hebben van een entiteit, een rechtspersoon of een natuurlijke persoon bedoeld onder 1° tot en met 3° ;
b) een significante zakelijke relatie, in de zin van artikel 15, 94°, van de wet van 13 maart 2016, hebben of hebben gehad met een entiteit, een rechtspersoon of een natuurlijke persoon bedoeld onder 1° tot en met 3° ;
c) echtgenoot, wettelijk samenwonende partner of bloed- of aanverwant tot de tweede graad zijn van een persoon die zich in een toestand bedoeld onder a) of b) bevindt.
§ 3. Om onafhankelijk bestuurder in een maatschappij van onderlinge bijstand te kunnen blijven, moet men blijven voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden.
§ 4. Het mandaat van een onafhankelijk bestuurder kan hernieuwd worden naar aanleiding van de volgende mutualistische verkiezingen.
Onderafdeling 3. - De kandidaturen
Art.18. Onverminderd het recht van de leden van de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand om zich kandidaat te stellen voor een ander mandaat dan een mandaat van onafhankelijke bestuurder, hetzij spontaan hetzij ingevolge een eventuele oproep tot de kandidaten door de maatschappij van onderlinge bijstand zelf, kan de raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand kandidaten voorstellen aan de algemene vergadering.
Alle kandidaten worden op dezelfde verkiezingslijst opgenomen.
Bovendien kunnen er ook, wat het mandaat van onafhankelijke bestuurder betreft, spontane kandidaturen worden aanvaard, alsook kandidaturen ingediend ingevolge een advertentie door de maatschappij van onderlinge bijstand.
Onderafdeling 4. - De verkiezing
Art.19. De raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand wordt verkozen door de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand onder de bij artikel 18 van de wet van 6 augustus 1990 voorziene voorwaarden, zoals van toepassing verklaard op de maatschappij van onderlinge bijstand door artikel 70, § 9, van de wet van 6 augustus 1990, na kennisname van de motivatie die deze kandidatuur desgevallend vergezelt.
De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand verduidelijken de praktische modaliteiten met betrekking tot het neerleggen van de kandidaturen, de controle van hun ontvankelijkheid en de volgorde van de kandidaten op de stemlijsten.
Er wordt overgegaan tot verkiezing van de onafhankelijke bestuurders op grond van een lijst van al de kandidaten die aan de voorwaarden voldoen om in deze hoedanigheid verkozen te worden, vooraleer over te gaan tot de verkiezing van de andere bestuurders.
Art.20. De lijst van alle kandidaten die volgens de voorzitter aan de voorwaarden voldoen om in deze hoedanigheid van bestuurder verkozen te worden moet zo spoedig mogelijk aan de Controledienst overgemaakt worden. Hetzelfde geldt voor de lijst van alle kandidaten die volgens de voorzitter aan de voorwaarden voldoen om in deze hoedanigheid van onafhankelijke bestuurder verkozen te worden.
De Controledienst beschikt over een termijn van drie maanden om zich uit te spreken over de vraag of de betrokken kandidaten volgens hem beschikken over de voor de uitoefening van deze functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid bedoeld in de wet van 13 maart 2016. Deze termijn begint te lopen vanaf het ogenblik dat de Controledienst over alle nodige documenten en informatie beschikt die ook voorzien worden voor de bestuurders van de verzekeringsondernemingen die niet onder de controle van de Controledienst vallen.
Art.21. De stemming is geheim.
De stemming kan gebeuren per kiesomschrijving.
De stemming kan elektronisch gebeuren ter plaatse of op afstand voor zover tegemoetgekomen wordt aan de door de Controledienst vastgestelde voorwaarden.
De bestuurders worden verkozen in volgorde van het aantal bekomen stemmen en rekening houdend met artikel 20, §§ 1, en 2, van de wet van 6 augustus 1990 en met artikel 25 van dit besluit.
Bij gelijkheid van stemmen voor meerdere kandidaten voor het laatste toe te kennen mandaat, wordt het mandaat toegekend volgens de in de statuten voorziene regeling.
Onderafdeling 5. - De verkiezing van plaatsvervangende bestuurders
Art.22. Er kunnen plaatsvervangende bestuurders verkozen worden onder dezelfde voorwaarden.
De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand bepalen de verkiezingsmodaliteiten voor de plaatsvervangende bestuurders, alsook onder welke voorwaarden zij effectieve bestuurders kunnen vervangen.
Onderafdeling 6. - De coöptatie van bestuurders
Art.23. Wanneer de plaats van een bestuurder openvalt vóór het einde van zijn mandaat, kan de raad van bestuur, indien de statuten in deze mogelijkheid voorzien, een nieuwe bestuurder coöpteren, die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden en hetzelfde profiel voldoet en rekening houdend met artikel 20, §§ 1 en 2, van de wet van 6 augustus 1990 en met artikel 25 van dit besluit. De statuten bepalen de modaliteiten van een dergelijke coöptatie.
Onder "profiel" moet worden verstaan:
1° het feit, naargelang het geval, onder artikel 16, eerste lid, of artikel 16, vierde lid, of artikel 17, § 1, of artikel 17, § 2, tweede lid, te vallen;
2° voor de bestuurders bedoeld in artikel 16, eerste lid, het feit hetzelfde ziekenfonds te vertegenwoordigen als de vervangen bestuurder;
3° als de statuten die vereiste voorzien, het feit over gelijkaardige competenties te beschikken als die waarover de te vervangen bestuurder beschikte.
In een geval bedoeld in het eerste lid, moet de eerstvolgende algemene vergadering overgaan tot de verkiezing van de bestuurder die het mandaat van de vorige bestuurder zal volbrengen.
Indien een andere bestuurder dan de gecoöpteerde bestuurder verkozen wordt, eindigt het mandaat van de gecoöpteerde bestuurder na afloop van de algemene vergadering.
Onderafdeling 7. - De andere personen die de vergaderingen van de raad van bestuur kunnen bijwonen
Art.24. De raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand kan ten hoogste vijf raadgevers aanduiden. Deze raadgevers kunnen met raadgevende stem, de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen.
De personen die in de maatschappij van onderlinge bijstand hetzij belast zijn met de globale verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur hetzij een andere leidinggevende functie of een directiefunctie uitoefenen, kunnen de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bijwonen.
Onderafdeling 8. - Het maximumaantal mandaten dat toegekend kan worden aan personen van hetzelfde geslacht
Art.25.De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand bepalen het maximumaantal mandaten dat toegekend kan worden aan personen van hetzelfde geslacht. De statuten mogen evenwel niet voorzien dat meer dan 75 % van de mandaten mogen toegekend worden aan personen van eenzelfde geslacht.
[1 De bestuurders bedoeld in het artikel 17 worden niet meegeteld voor de toepassing van het vorige lid.]1
----------
(1)<KB 2022-05-15/10, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 28-07-2022>
Hoofdstuk IV. - Slotbepalingen
Afdeling 1. - Het overmaken van documenten aan de Controledienst
Art.26. Om de Controledienst de mogelijkheid te bieden de hem bij artikel 52, eerste lid, 2°, van de wet van 6 augustus 1990 toegewezen opdracht te vervullen, zendt de maatschappij van onderlinge bijstand hem tegelijk:
1° de publicaties, adviezen, brieven en omzendbrieven toe die zij aan haar leden toestuurt;
2° de eventuele advertenties met betrekking tot toe te kennen mandaten;
3° de eventuele brochures die zij ter beschikking stelt voor haar leden die vermeldingen bevatten met betrekking tot de betrokken verkiezingen, tot de indiening van de kandidaturen, tot de ontvankelijke kandidaturen, tot de datum van de stemming en tot het resultaat van de stemming.
Bovendien verwittigt ze onmiddellijk de Controledienst van elke publicatie op haar website met betrekking tot aangelegenheden bedoeld door dit besluit.
Afdeling 2. - De klachten met betrekking tot aangelegenheden bedoeld door dit besluit
Art.27. Overeenkomstig artikel 52, eerste lid, 10°, van de wet van 6 augustus 1990, kan iedere klacht in verband met de toepassing van dit besluit worden voorgelegd aan de Controledienst.
De klachten moeten, bij aangetekend schrijven, gericht worden aan de Controledienst binnen de tien werkdagen volgend op de datum van, naargelang het geval, de betwiste beslissing, het betwiste verloop van de verkiezingen of de bekendmaking van het betwiste resultaat van de verkiezingen.
De Controledienst beschikt over dertig kalenderdagen om kennisgeving te doen van zijn beslissing aan de betrokken partijen.
Hij behoudt zich het recht voor deze partijen op te roepen om ze te horen in hun verdedigingsmiddelen.
De betrokken partijen kunnen eveneens vragen om door de Controledienst te worden gehoord.
Hoofdstuk V. - Inwerkingtreding
Art.28. Het Koninklijk besluit van 26 augustus 2010 tot uitvoering van artikelen 2, § 3, tweede lid, 14, § 3, en 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wat de maatschappijen van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikel 70, §§ 6 en 8, van dezelfde wet, gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 mei 2018, wordt opgeheven.
Art.29. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2021.
In afwijking van het eerste lid:
1° treedt artikel 3 in werking op 30 juni 2021;
2° treedt Hoofdstuk III slechts in werking voor de verkiezing met betrekking tot de betrokken mandaten met het oog op de hernieuwing, in 2022 en in volgende jaren, van de samenstelling van de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand en van de raad van bestuur van deze entiteit;
3° treedt artikel 28:
1° in werking op 30 juni 2021, wat betreft artikel 3 van voornoemd koninklijk besluit van 26 augustus 2010;
2° wat betreft artikelen 4 tot en met 21, van voornoemd koninklijk besluit van 26 augustus 2010, slechts in werking voor de verkiezing met betrekking tot de betrokken mandaten met het oog op de hernieuwing, in 2022 en in volgende jaren, van de samenstelling van de algemene vergadering van de maatschappijen van onderlinge bijstand en van de raad van bestuur van deze entiteiten.
Art.30. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-08-2021, p. 90134)